Week 25: Als je niet wilt dat de tijd voorbij gaat
Beste eekhoorn, / Ik heb iets ontdekt. / Als je niet wilt dat de tijd voorbijgaat / moet je aardig voor hem zijn: / je moet hem vragen of hij iets vertellen wil / over vroeger en later en soms altijd / (daar weet hij alles van), / je moet je luiste stoel naar hem toeschuiven, / thee voor hem inschenken / en honing voor hem neerzetten (…) Als hij dan toch nog voorbij wil gaan, / dan moet je hem tegenhouden (…) Eerst de seconden, / dan de minuten en de uren / en dan de dagen en de weken / en de maanden en de jaren… (…) De mier (altijd de mier!) In: Toon Tellegen: Een brief over altijd. In Boekieboekie, 1999.
1 - Tijd is eigenlijk iets heel geks dat we niet echt kunnen begrijpen. Als de sterren roerloos aan de hemel zouden staan zouden we misschien wel geen besef van tijd hebben. Tijd is verbonden met ons innerlijk leven, met onze beleving van gebeurtenissen – en dus ook met ons persoonlijke levensverhaal. Afhankelijk van hoe we ons voelen, verandert de tijd voor ons: de tijd wordt lang of kort, de tijd staat stil of vervliegt in een oogwenk. Tijd en beleving van tijd zijn cultureel bepaald: wij in de westerse wereld hebben geleerd dat tijd geld is en wij moeten leven met de klok, in afgepaste tijdseenheden. Dat kan ook heel anders. Bijna iedereen weet dat je, als je op vakantie bent, ergens buiten of aan de andere kant van de wereld, of als je ziek bent, dat je dan ook de tijd heel anders kunt beleven. De tijd is iets waar niemand van ons omheen kan. We hebben klokken en kalenders, horloges en tijdsaanduidingen, en we leven binnen de grenzen die de tijd ons aangeeft. De (objectieve) tijd kun je benoemen in eeuwen, decennia (tientallen jaren), weken, decades (10 daagse week in de franse republikeinse kalender; tijdperk van tien dagen), dagen, uren, minuten en seconden. De (biologische) tijd is een andere tijd en deze wordt geregeerd door een aantal fysieke klokken: je hartslag, je bloeddruk en je hormooncyclus, om er maar een paar te noemen. De tijd die je nodig hebt om te slapen is per mens verschillend, net als de tijd van werken en de tijd van ontspannen. We kennen ochtendmensen en avondmensen. Zo zijn er dus behalve maatschappelijke tijd ook individuele tijdsklokken. We leven ons leven nu. Het is nu 2011, we zijn zo en zo oud en we hebben een halve eeuw geleefd of langer of korter. Het is een gegeven, we kunnen ons leven niet leven in een tijd die voorbij is of in een tijd die nog gaat komen. Ons levensverhaal is als het ware ingelijst door de tijd waarin we het leven. Een leven in de 18e eeuw, een leven vijf eeuwen geleden, een leven twee eeuwen vooruit: het zijn volkomen andere levens die geleefd worden in een andere tijd. En subtieler nog: een leven dat begon vóór de tweede wereldoorlog heeft een heel ander verhaal dan een leven dat begon in de tachtiger jaren van de vorige eeuw. Een leven van vóór de computer is verbonden met volkomen andere verhalen dan een leven waarin de computer een volkomen normaal apparaat is. Een leven van vóór de wasmachine, een leven van vóór de auto… Het is niet alleen de tijd die meebepaalt, het zijn natuurlijk de mogelijkheden en beperkingen van de tijd die meespelen. Je levensverhaal kan veel meer diepte krijgen als je in het verhaal de tijd ook een plaats geeft. Objectieve tijd én biologische tijd. Tijdsbesef verandert meestal met het ouder worden. Misschien heb je herinneringen uit je kindertijd waarin de tijd stil leek te staan, er gebeurde bijna niets en alles ging heel traag voorbij. Naarmate je ouder wordt lijkt de tijd sneller te gaan, en vaak verzuchten we dan dat de tijd ons door de vingers glipt, de jaren vliegen voorbij. Douwe Draaisma heeft over dat gegeven een interessant hoofdstuk geschreven met de titel Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt.
Objectieve vertraging creëert subjectieve versnelling en daarin speelt het tempo van biologische klokken mee. Veel van die klokken draaien in een jong lichaam nu eenmaal sneller dan in een ouder lichaam. (…) Misschien dat daarom de dagen als kind zo lang waren en de tijd van ouderdom zo verontrustend snel voorbijgaat: onbewust zien we de tijd van de klok tegen de achtergrond van de fysiologische tijd. In: Douwe Draaisma: Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt. Over het autobiografische geheugen. Historische Uitgeverij, Groningen, 2001
2 - Teken op een groot papier een tijdsbalk. Zet de tijdsbalk aan de rand van het lange deel van het papier. Onderaan het papier begint de balk met je geboortejaar en dan loopt de balk naar boven door tot in 2011. Alle jaren krijgen een plekje op je tijdsbalk. Stel je bent geboren in 1941: je tijdsbalk begint onderaan het papier bij 1941 en bovenaan staat 2011. De ruimte ertussen in verdeel je zo, dat alle levensjaren een plekje krijgen. In dit geval verdeel je de balk in 7 tientallen die je weer onderverdeelt in tien kleinere eenheden. De ruimte rechts naast de tijdsbalk verdeel je daarna in drie kolommen. In de eerste kolom schrijf je historische, maatschappelijke en politieke gebeurtenissen die bij een jaar of periode horen, bijvoorbeeld: de periode van de tweede wereldoorlog, het moment van de moord op president Kennedy, de periode van Dolle Mina, het moment waarop de eerste mens op de maan stapte, het moment waarop twee vliegtuigen in het World Trade Centre binnenvlogen. In de tweede kolom schrijf je gebeurtenissen, ervaringen, feiten en perioden uit je persoonlijke levensgeschiedenis, bijvoorbeeld: de periode waarin je een opleiding volgde, het moment waarop je je eerste baan kreeg, je trouwdatum en de data van de geboorte van je kinderen, het moment waarop je leven een belangrijke wending nam, het tijdstip van de dood van belangrijke naasten. Schrijf in de derde kolom opmerkingen, conclusies en gedachten over je eigen verhaal in relatie tot de tijd waarin het zich afspeelde: Was je een kind van je tijd? - Ben je een representant voor je generatie? - Lopen jouw persoonlijke ervaringen hier en daar parallel met wereldgebeurtenissen? Wás je zelf een Dolle Mina of juist helemaal niet? - Hoe zie je je eigen verhaal in relatie tot de gebeurtenissen in de tijd? - Wat valt je op als je het geheel overziet?
3 - Kies nu één ervaring of gebeurtenis uit je tijdsbalk, die je zou willen uitwerken. Schrijf die in een paar trefwoorden in het midden van een blad papier en maak een cluster. Neem uitgebreid de tijd om alle associaties, beelden, geluiden, geuren, gevoelens voorbij te laten komen. Loop je zintuigen na. Vraag je af waar het zich afspeelde, wie erbij waren. Schrijf in dit cluster ook je associaties op over de tijd waarin het verhaal zich afspeelde. Wanneer gebeurde het precies, wat waren de kenmerken van deze tijd en wat betekende dat voor jou?
4 - Schrijf nu je verhaal. Kies, voordat je gaat schrijven, duidelijk voor het tijdstip waarop je dit verhaal vertelt. Je kunt het verhaal schrijven vanuit het nu over vroeger: 'Toen ik een jaar of veertien was, het was in 1970, …' Je schrijft dan terugblikkend vanuit het nu (als de verteller van het verhaal) over iets dat je vroeger meemaakte. Het voordeel van deze schrijfwijze is, dat je er reflecties van nu in kunt verwerken: 'Als ik er nu op terugkijk, zie ik…'. Je kunt ook teruggaan in de tijd en het verhaal vertellen vanuit degene die je toen was. Je verplaatst jezelf dan in de veertienjarige van toen en je vertelt in de tegenwoordige tijd over de gebeurtenissen: 'Ik ben veertien jaar, …' Het voordeel van deze schrijfwijze is dat je het verhaal levendiger en actueler maakt. Vaak komen tijdens het schrijven in de ik-vorm nog allerlei herinneringen aanwaaien. Je kunt bij deze schrijfwijze echter niet je commentaar van nu verwerken, want de persoon die je nu bent en die terugkijkt, speelt geen rol in dat verhaal. De verteller is de ik-figuur van toen. Geef in je verhaal aan in welke tijd het speelt. Dat kan heel exact zijn met datum, jaar, maand, dag en tijdstip, maar het kan ook veel minder expliciet door aan te geven dat het verhaal zich afspeelt in de eerste jaren na de oorlog, of in de tijd waarin de Beatles beroemd waren, of… Je geeft voldoende informatie aan de lezer, zodat die het verhaal kan plaatsen in de tijd.
5 - In een groep: Lees aan elkaar de verhalen voor. Bekijk vanuit welke tijd het verhaal geschreven is en in welke tijd het zich afspeelt. Hoe is de tijd aanwezig in het verhaal? In een groep is het ook leuk om met elkaar de tijdsbalken te bekijken. Door het uitwisselen word je gestimuleerd, je eigen tijdsbalk vollediger te maken.
6 - Wat je nog meer kunt doen: Lees interessante boeken over de tijd: Kristen Lippincott (red.); Het verhaal van de Tijd. Schuyt & Co, Haarlem, 1999: een prachtig geïllustreerd boek over thema’s als de schepping van de tijd, het meten van de tijd, de voorstelling van de tijd, de beleving van de tijd en het einde van de tijd. - Mirjam van Zweeden: De waan en waarde van de tijd. Mijn zeven wensen. A3 boeken, Geesteren, 2009. Over het beleven van de tijd en wat daarin inspiratiebronnen en belemmeringen zijn. Op veel verschillende manieren naar de tijd kijken. - Bodil Jönsson: Mijn grootmoeder had nooit gebrek aan tijd; Anders omgaan met tijd. Vertaald uit het Zweeds door Bertie van der Meij. Arena, Amsterdam, 2000. - Joke Hermsen: Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2009. - Alexis de Roode: Gratis tijd voor iedereen. Podium, Amsterdam, 2010 (gedichten). - Lees in het woordenboek alles wat er staat onder het woord tijd.
7 - Voor meer inspiratie:
Ik moet denken aan de oudejaarsviering in 1911, zoals mijn tante Maart die beschreef. De hele familie die zwoegt om haastig een zeil af te maken voor een logger, die nog voor oudjaar van wal moet steken. De kachel die extra opgestookt wordt – een grote luxe – om oliebollen te bakken. De kinderen die in de lege werkplaats mogen knikkeren. De grote olielamp die nog even aan mag blijven. De genoegens ’s avonds: kerkbezoek, chocolademelk, gerookte paling, een zondagsschoolboekje met een gekleurd plaatje voorop. Het gezamenlijke gebed om gezondheid en zegen in het nieuwe jaar. Twaalf uur: ‘de klokken van de toren galmen en ergens vliegt een pijl in de lucht. Maar verder gebeurt er niets.’ Bij het begin van 1999 zag de lucht bij de penthouses aan het Schiedamse Hoofd rood van de vuurpijlen, de een nog ingenieuzer dan de andere. De Nederlandse families zaten voor de televisie en beleefden de jaarwisseling half thuis, half ergens met hun sterren in een droomstudio. Zalm uit Canada, witte wijn uit Australië, en ook wat geld en gezondheid betreft hadden de meesten geen zorgen. Op straat vochten Nederlandse en Marokkaanse jongeren. Slechts een minderheid van de gezinnen bestond nog uit man, vrouw en kinderen. Een komiek preekte hen het oude jaar uit. Ook voor een gemiddelde familie als de mijne was dit een eeuw van ingrijpende veranderingen, ingrijpender dan welke voorafgaande eeuw ook. De komst van de elektriciteit bracht licht en energie in huizen en werkplaatsen. Onze statistische levensverwachting is gestegen van ruim vijftig in 1900 tot boven de vijfenzeventig in 1999 dankzij de betere voeding, hygiëne en medische zorg. Zo hebben we er eigenlijk een derde leven bij gekregen, een nieuwe levensfase met alle vreugden en lasten, niet in de laatste plaats maatschappelijk, want ook de geboortegolf wordt bejaard. Het aantal Nederlanders is in deze eeuw verdrievoudigd: de vijf miljoen uit het geboortejaar van mijn vader zijn er nu ruim vijftien miljoen. In: Geert Mak: De eeuw van mijn vader. Atlas, Amsterdam, 1999.
Amper twintig jaar geleden, toen ik als jong antropoloog veldwerk op Mauritius deed, hield ik contact met familie en vrienden door middel van luchtpost. De brieven waren gemiddeld zo’n anderhalve week onderweg tussen Europa en de Indische Oceaan, en als we elkaar binnen een paar dagen antwoordden, ontwikkelde zich een maandelijks communicatieritme. Als ik mijn moeder wel eens belde om haar te zeggen dat ik nog leefde, duurde het zowat een dag eer ik zover was: eerst moest ik halverwege de ochtend een bus van het dorp naar de stad nemen, dan moest ik door het drukkende, groezelige Port-Louis naar het hoofdpostkantoor lopen en in de rij op mijn beurt wachten, voordat mijn naam werd afgeroepen en ik eindelijk een paar minuten via een slechte lijn kon praten, terwijl de roepies als bezetenen wegstroomden. Na het gebruikelijke bezoek aan het café en een hobbelige busrit naar huis was het altijd laat in de middag voor ik weer in mijn dorp was. In: Thomas Hylland Eriksen: We leven veel te snel, zonder gaten in de tijd staan we met een enorme snelheid stil. Artikel in NRC Handelsblad, 23 december 2006. Hij schreef ook het boek Tirannie van het moment, over ons tekort aan tijd.
Als kind werd ik geboeid door snelheid, de enorme variatie aan snelheden in de wereld om me heen. Mensen bewogen met verschillende snelheden, dieren met nog veel meer. Insectenvleugels bewogen zo snel dat het niet te zien was, al kon je de frequentie ervan beoordelen aan de hand van het geluid dat ze maakten; een irritant geluid, een hoge E, bij muggen, of een gemoedelijk laag gebrom bij de dikke hommels, die ’s zomers rond de stokrozen vlogen. Onze huisschildpad, die er een volle dag over kon doen om het gazon over te steken, leek in een heel ander soort tijd te leven. Maar hoe zat het met de beweging van planten?Als ik ’s ochtends in de tuin kwam, zag ik dat de stokrozen iets langer waren geworden, de rozen meer met hun latwerk verstrengeld waren, maar hoeveel geduld ik ook opbracht, ik kon ze nooit op beweging betrappen. Zulke ervaringen droegen ertoe bij dat ik me ging wijden aan de fotografie. Daarmee kon ik het tempo van bewegingen veranderen, ze versnellen of vertragen, zodat ik, in een aan de menselijke waarneming aangepast tempo, de details kon zien van bewegingen of veranderingen die anders het registratievermogen van het oog te boven gaan. (…) De uren en minuten lijken nog altijd ondraaglijk lang als ik me verveel, en veel te kort als ik bezig ben. Als kind had ik een hekel aan school, omdat ik gedwongen werd om passief te luisteren naar saaie onderwijzers. Wanneer ik heimelijk op mijn horloge keek om de minuten tot aan mijn bevrijding te tellen, leek de minutenwijzer, en zelfs de secondewijzer, oneindig traag te bewegen. In zulke situaties is er een overdreven tijdsbewustzijn; bij verveling is er misschien zelfs geen ander bewustzijn dan dat van de tijd. Daartegenover stonden de geneugten van het experimenteren en denken in het scheikundige laboratoriumpje dat ik thuis had ingericht, waar ik in het weekeinde een hele dag diep tevreden kon opgaan in mijn bezigheden. Dan had ik geen enkel bewustzijn van de tijd, tot het me moeite ging kosten om te zien wat ik deed, en ik besefte dat het avond was geworden. In: Oliver Sachs: De snelheid van de tijd. Over het levenstempo van schildpadden, topsporters en Tourettepatiënten. Vertaald uit het Engels door Han Visserman. Bijlage bij Psychologie Magazine, april 2006.
Tijd is de rivier door het landschap van mijn leven / Soms als een kabbelend beekje / vrolijk buitelend zorgeloos. / Ontspannen tijd / tijd van genieten. / Soms als een wild stromende rivier / dreigend voortstuwende massa. / Bange gespannen tijd / tijd van krampachtig vasthouden. / Soms als een woeste draaikolk / alles meezuigend om zijn as. / Verwarrende tot keuze dwingende tijd / tijd van de langste adem. / Tijd als de rivier / altijd stromend naar de wijde zee / waar mijn levensloop samenvloeit / in een harmonische golf. / Josephine Dubois in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.
De vader groet me wel, maar hij is duidelijk ergens over aan het piekeren, bestudeert zijn horloge, doet het af en geeft het aan mij. ‘Ze verschuiven steeds de datums. Heb jij een datum op je horloge? Staat die van mij goed?’ Hij wijst op de krant die op tafel ligt. ‘Hier staat weer iets anders.’ ‘Uw horloge geeft de juiste dag aan,’ leg ik uit, ‘dit is de krant van gisteren, maandag 11 oktober 1993, vandaag is het de twaalfde.’ ‘Blijven ze dan tegenwoordig aan het schuiven?’ ‘Dat is altijd zo geweest. Vroeger verschoven ze ook elke dag de datum. De klok tikt door. De tijd vliegt.’ ‘Dan is het goed,’ berust hij. In: Marijke Hilhorst: De vader, de moeder & de tijd. Meulenhoff, Amsterdam, 1999
Clairette-de-Die bij het ontbijt. Een hele fles bubbeltjeswijn, veel plezier en daarna maar meteen weer plat. De nieuwe eeuw begon vrolijk, ontspannen en vol liefde. En ach, de klok tikte gewoon door, het was grijs en guur zoals zo vaak in die dagen en terwijl ik wandelde, achterstallige boekenbijlagen las en aanschoof aan tafel om er met vreemden te ontdekken waar ons gesprek ons nú weer zou brengen, waren we zó, in een vloek en een zucht, alweer dagen verder. De tijd is in het zuiden net zo kostbaar als thuis. Het leek zo’n meer, zo’n zee, zo’n eindeloze hoeveelheid, maar in de praktijk vlogen de dagen als vliegen het raam uit. Steeds weer moest ik de tijd loslaten, om te ontdekken dat ik de tijd ben, dat ik die maak en breek, dat ik kan werken en slapen, dat ik kan gaan liggen op bed, luisteren naar muziek, schrijven aan een vriendin of verwoed typen aan een artikel – en dat ik degene ben die met al die activiteiten een nieuwe eeuw vult. Een cirkelbeweging is het: tijd maken is tijd loslaten. Tijd krijgen kan alleen als je hart meedoet en de tijd, dat is alleen het nu. Het zijn lessen voor de eeuwigheid. José Franssen, niet gepubliceerd.
José Franssen