Week 43: Lang zal-ie leven!
De eekhoorn stapte zijn deur uit en ging op de tak voor zijn huis zitten. Het was nog vroeg in de ochtend. De zon scheen en in de verte zong de lijster. De eekhoorn pakte een stuk berkenschors en schreef: Beste mier, Kom je op mijn verjaardag? Het is overmorgen. De eekhoorn. Toen schreef hij op een ander stuk berkenschors: Beste olifant, en daarna: Beste walvis, en beste Aardworm. Ik wil dat iedereen komt, dacht hij, echt iedereen. Hij schreef uren door en in de middag lagen er stapels brieven voor hem en achter hem en naast hem. Ze reikten tot boven zijn dak. Telkens dacht hij dat hij iedereen had uitgenodigd. Maar dan bedacht hij weer iemand. Beste kolibrie, schreef hij dan. Of: Beste sneeuwvos. Of: Best zeepaardje. De zon begon al onder te gaan en de eekhoorn kon niemand meer bedenken. Hij dacht en dacht, schreef nog één brief aan de spooksprinkhaan, dacht weer en zei tegen zichzelf: ‘Nee. Nu kan ik niemand meer bedenken.’ Toen stak de wind op en blies de brieven omhoog. (…) De volgende ochtend werden de antwoorden bij de eekhoorn bezorgd. Het waren ontelbare brieven. De eekhoorn zat op de tak voor zijn deur en de brieven stapelden zich op, voor hem, naast hem en achter hem. Eén voor één maakte hij ze open, zei elke keer tegen zichzelf: ‘Ik ben benieuwd van wie déze brief nou weer is…’ en las: Beste eekhoorn, ja. De mier. en Beste eekhoorn, ja. De krekel. en Beste eekhoorn, ja. De walvis. Bij elke brief dacht de eekhoorn: zo zo, die komt dus ook… zo zo… en wreef zich in de handen van plezier. In: Toon Tellegen: De verjaardag van de eekhoorn. Met tekeningen van Geerten Ten Bosch. Querido, Amsterdam, 1996.
Jarig zijn is voor mij nooit feestelijk geweest. Als kind al kroop ik ervoor weg, onder de tafel, weg van de tantes en ooms die mij wilden feliciteren (en soms zelfs zoenen! brrr, wat vond ik dat eng), ik vond het afschuwelijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Ik zag er tegenop om naar school te gaan, omdat er dan voor mij gezongen werd en ik degene was die iets uit moest delen aan de andere kinderen. Ik was een ernstig, verlegen en schuchter kind, las boeken en schreef verhalen en vond vooral het alledaagse menselijke contact erg ingewikkeld. Ook andere feesten waren aan mij niet besteed: ik herinner mij dat ik het feest van de eerste plechtige communie vooral met heel erg veel angst (vanwege het biechten, want ik wist niet welke zonde ik had begaan!) en tegenzin, letterlijk misselijk en overgevend heb doorgebracht. Voor mij geen toneelstukjes op een feest, geen liedjes en sketches, spelletjes en polonaises: ik voel me dan onthand en vreemd, alsof ik niet pas in de wereld op dat moment. Het is niet zo, dat ik mijn verjaardag niet vier, ik voel het altijd weer als een speciale dag, maar het liefste ben ik dan met maar een paar mensen. De fijnste verjaardagen waren die, waarop ik alle tijd had om te doen waar ik echt zin in had: een wandeling in de bergen en een glas champagne met Esther en Silvio in Stampa, een gezellig etentje bij mij thuis met mam en een paar vriendinnen, een weekendje weg met Kees naar een zonnig en lenteachtig Gent (en dan tussen de middag lekker een dutje doen in de hotelkamer)… (…) Hoewel ik het verlegen kind van vroeger nog steeds ben, heb ik ook veel geleerd en ga ik nu af en toe naar feestjes. Ik realiseer me goed dat geboren worden en het vieren en herdenken van het ouder worden, belangrijke momenten zijn. En inmiddels kan ik het ook wel, onder de tafel uitkomen en een praatje aanknopen met een buurman of buurvrouw. Steeds vaker ook vind ik een feestje eigenlijk wel leuk: op het feest voor de 60ste verjaardag van Kees heb ik me heel erg gelukkig en blij gevoeld. Soms vind ik het gezellig om naar een familiefeest te gaan en iedereen weer te zien en het gevoel te beleven dat ik deel uitmaak van een groter geheel en dat ik erbij mag zijn. (…) José Franssen, niet gepubliceerd (dit is een fragment uit een lange brief die ik schreef aan al mijn familieleden, vrienden en vriendinnen, toen ik 50 jaar werd).
1 - Verjaardagen. Wat heb jij ermee? Zijn het belangrijke dagen voor je of niet? - Hoe heb je vroeger geleerd dat verjaardagen moeten zijn? Welke verjaardagsrituelen leerde je en ken je? Doe je daar nog iets mee? - Hoeveel verjaardagen van jezelf heb je al gevierd in je leven? Of vier je geen verjaardag? - Wat doe je als je jarig bent? Ga je lekker uit eten met vrienden, bak je taarten en nodig je familie, vrienden en kennissen uit? Boek je een weekendje lekker weg van huis? Of ga je gewoon naar je werk en is je verjaardag een dag als alle andere? - Welke verjaardagen herinner je je? - Welke leuke verjaardagen beleefde je? - Welke vervelende, verdrietige of dramatische verjaardagen waren er? - Wat doe je met je kroonjaren? - Hoe beleef je je verjaardag met het ouder worden? - Hoe gaat het in jullie familie of vriendenkring tijdens verjaardagen? Welke gesprekken worden gevoerd? Over welke onderwerpen? - Denk ook na over verjaardagen van anderen. Bezoek je familieleden op hun verjaardag? Verplicht, of met veel plezier? Vier je de verjaardag met jouw kinderen of met kinderen van anderen? Wat onderneem je dan? Zoek je en maak je mooie verjaardagscadeautjes?
2 - Kies nu één verjaardag die je je goed herinnert omdat er iets speciaals gebeurde. Of kies een verjaardag zoals die bij jullie altijd gevierd wordt, die je gaat beschrijven in al zijn eigenheid, met jullie rituelen. Probeer je nu zoveel mogelijk beelden, geluiden, geuren, smaken, gevoelens, gedachten en gesprekken van deze verjaardag te herinneren. Maak een associatiecluster, maak lijstjes of schrijf een half uur onafgebroken door met de bedoeling vooral zoveel mogelijk herinneringen te ‘vangen’. Schrijf nog geen verhaal. Zoek woorden, zinnen en typische beelden, gebeurtenissen, enzovoort.
3 - Schrijf nu het verhaal over de verjaardag en probeer ergens in dat verhaal een kleine dialoog op te nemen. Voel je niet verplicht: schrijf alleen een dialoog als je dat uitdagend en boeiend vindt!
Enkele aanwijzingen voor het schrijven van dialogen: Een goede dialoog brengt afwisseling in het verhaal, maakt de tekst levendiger en losser. - Een dialoog kan informatie geven, vaak zelfs snel en gecomprimeerd (en soms beter dan een beschrijving). - Een dialoog kan bijdragen aan het verloop van de handeling, vloeit voort uit de voorgaande gebeurtenissen of leidt tot de volgende gebeurtenissen in het verhaal. - Een dialoog zegt iets over de personen in het verhaal (hun status, karakter, stemming en opvattingen). - Een dialoog kan stemmingen en emoties tonen en suggereert of laat zien hoe de relatie tussen de mensen in het verhaal is. - Dialoog kan een conflict of een probleem suggereren, aankondigen, verhevigen of verhelderen en daarmee ook spanning opbouwen. - Dialoog lijkt op spreektaal, maar is het niet. Spreektaal is op papier saai en te lang, dialoog haalt herhalingen, onhelderheden uit de spreektaal en vult aan waar mimiek en houding in het werkelijke leven een rol spelen (zie je niet op papier!). - Je moet altijd weten wie wat zegt en je mag als lezer de draad niet kwijtraken. - Er zijn verschillende soorten dialoog. Toneeldialoog is kaal, het gaat dan alleen om wat er letterlijk gezegd wordt. In verhalen is de dialoog meestal omkleed met een context, en kader waarbinnen de dialoog zich afspeelt. Je kunt dus meer informatie geven, je beschrijft ook de gebeurtenissen, de ruimte, wie aan het woord is en hoe. Je voegt dus informatie toe. - Voor elk stukje dialoog moet je weten: wat de functie en het doel is van die dialoog en wat je er als schrijver mee wilt bereiken; wie de uitspraken doen (je moet de personen kennen); welke tegenstellingen er zijn tussen de verschillende personen. Een dialoog wordt interessanter als de personen verschillende belangen hebben.
4 - In een groep: Lees aan elkaar verjaarsverhalen voor. Let daarbij speciaal op de dialogen als die erin staan en becommentarieer ze aan de hand van bovenstaande aanwijzingen.
5 - Wat je nog meer kunt doen: Lees veel verhalen waarin dialogen staan. Bekijk de dialogen goed met bovenstaande aanwijzingen en leer van de schrijftechniek van anderen. - Bespreek in je groepje een aantal dialogen. Kies elk een boeiende dialoog uit, kopieer die voor iedereen en bekijk ze met elkaar. Probeer te achterhalen waarom een mooie dialoog je raakt en wat een dialoog boeiend maakt. - Kies een dialoog die je erg aanspreekt en probeer een soortgelijk gesprek op papier te zetten met een inhoud die te maken heeft met jouw levensverhaal. Van imiteren leer je veel als schrijver! - Schrijf op het midden van een blad papier je huidige leeftijd. Maak een associatiecluster: wat betekent je leeftijd voor je? Schrijf daarna een kleine tekst over je eigen leeftijd. Als je met een groep werkt is het leuk om daarna in volgorde van leeftijd in een kring te gaan staan en op deze wijze aan elkaar de teksten voor te lezen. Je kunt dan nabespreken op de betekenis die iedereen toekent aan de eigen leeftijd en dit vergelijken met de teksten van Hans Korteweg in zijn boekje Nog vele jaren. De symboliek van elk levensjaar. Met illustraties van Erica Duvekot. Servire, Cothen, 1992. Hij benoemt levensfasen en levensjaren met hun specifieke mogelijkheden, opgaven en eigenschappen.
6 - Voor meer inspiratie:
Toen ik tegen half twaalf met oom thuiskwam, was mevrouw Morpurgo er al. Hoffelijk begroette oom haar. Moeder en zij gaven elkaar een snelle kus. ‘Kom eens bij me, jarige.’ Mevrouw Morpurgo trachtte haar kromme, bevende armen te strekken. Ik moest me bukken om bij haar ver voorovergebogen hoofd te komen. Ze gaf me een zoen die vlak onder mijn oog terecht kwam. ‘Van harte gefeliciteerd engel, dat je een lang en nuttig leven mag krijgen.’ ‘O mein,’ voegde oom eraan toe. Ze wees op een envelop die voor haar op tafel lag. ‘Dat is voor jou.’ Er zat een bankbiljet van tien gulden in. ‘Hier, je hobby.’ Moeder gaf me vier onverpakte autobouwplaten. ‘Dank u wel, moeder.’ Natuurlijk had ze de verkeerde gekocht; twee modellen had ik nota bene al, maar wat wist zij van automodellen af? ‘Mijn cadeaus, klein maar fijn, komen straks,’ zei oom, ‘eerst koffie en cake.’ Moeder ging naar het vliegenkastje. Ze kwam terug met een oranje gelatinepudding die ze voor mevrouw Morpurgo’s neus hield. ‘Prachtig kind, prachtig uitgevallen.’ Oom merkte op dat de pudding hem aan een grote kwal zonder tentakels deed denken. ‘We krijgen straks een koningsmaal,’ zei ik. Moeder schonk koffie in en gaf ons een plak cake. ‘Nog drieëntwintig dagen en jij bent jarig, Rebecca,’ zei oom. Ze haalde de schouders op. ‘Je weet dat ik daar al dertig jaar niets meer aan doe. Bespottelijke gewoonte om een langzame afbraak te vieren.’ Oom beaamde dit: een mens kon na zijn dertigste die jaarlijkse flauwekul beter nalaten. Hij haalde een klein pakje uit zijn colbertzak en gaf me dat. ‘Het eerste cadeautje.’ ‘Dank u wel, oom.’ Ik maakte aanstalten van mijn stoel op te staan om hem een zoen te geven. Hij zag het aankomen; afwerend stak hij beide handen op. Ik opende het pakje. Er zat een flesje aftershave in. Ik draaide de dop eraf. Het rook naar frisse, pittige kruiden. Voorzichtig sprenkelde ik enkele druppels op mijn hand en wreef die over mijn gezicht, wat prikte dat prettig. (…) In: Frans Pointl: Verjaardag. In: Deze dans zal altijd duren. Vijftien schrijvers vieren feest. Kwadraat, Utrecht, 1995.
Verjaardag. Elk jaar opnieuw zitten wij allen diep in de miserie, met de verjaardag van haar die de spil, het hart en de motor van het hele huishouden is: zij, de bevelhebster aan boord, de moeder van mijn zoon, en mijn eigen liefhebbende en me recht op het pad houdende echtgenote. Miserie, want nu reeds dertig jaar lang ben ik er stellig van overtuigd dat zij op 12 januari verjaart. En op die dag keer ik dan opgetogen huiswaarts, dragend een geschenk dat haar moet heen helpen over het vele onrecht dat ik haar heb aangedaan. En elk jaar kom ik dan op de verkeerde dag mijn geschenk aan te bieden. Verleden jaar waren het mijn zoon en diens verloofde, die iets in handen hielden met een mooi lintje omstrikt. Stublief, moe, voor uw verjaardag! Ik was er niet zelf bij, doch hoorde het achteraf. Tis weer schoon! Heeft ze gezegd… een dag te laat. En toen mijn zoon zei, dat hij een geschenk aan moe had bezorgd, lachte ik hem uit: ‘Ge zijt een dag te vroeg!’ zei ik. Zwart op wit heb ik toen gezworen, dat zo iets me niet meer overkomen zou. In mijn splinternieuwe zakboekje van 1964 heb ik op 12 januari neergepend: verjaardag van mijn allerliefste, allerleukste, allermooiste… Dit alleen maar om mee te delen, dat we gewoon de avond van negen januari allen samen naar de stadsschouwburg opstapten, om een pracht van een toneelstuk bij te wonen. De Moord op Kaïn, heette het. Een stuk dat ik nooit vergeten zal, want in het tweede bedrijf was er plotseling een lichtdefect… We bleven tien minuten in het pikkeduister, en in dat pikkeduister wou zich iemand op een stoel neerzetten, maar hij ging náást zijn stoel zitten. Na het stuk was het dan tijd geworden om ergens een glaasje te nuttigen. Ik voelde me echter niet bijster in de stemming, door die moord op Kaïn, en wou alleen een glaasje water. Ik zag de anderen echter allerlei tot zich nemen, dat hen steeds maar uitgelatener liet worden. Hebt u zo iets reeds meegemaakt? Dat de anderen steeds maar gekker beginnen te doen terwijl gij aan uw glaasje water nipt? En dat ge u op den duur begint af te vragen: Maar waarom moeten die toch zo lachen? Toen sloeg de klok twaalf, en zei mijn vrouw: Het is tien januari geworden! Ze zei het met ietsje teveel nadruk, zodat ik begreep dat er wat speciaals mee bedoeld werd. Doch wat? Ik keek vlug mijn boekje na, en ontdekte het… Ja, zei ik, en binnen twee dagen verjaart ge! Nee, zei ze heftig… vandaag verjaar ik! Hoe was het godsonmogelijk mogelijk, dat ik me weer had vergist? En dat ik twee dagen te laat had aangetekend: verjaardag van mijn allerliefste, allerleukste enzovoort?...enzovoort?... De anderen hebben haar gezoend. Een hele processie is langs gekomen om de traditionele drie zoentjes te geven. Een op de linkerwang, een op de rechterwang, en de derde misschien wel op de mond, want ik kon het niet zien. Ze stond met de rug naar me toe. Pas de volgende dag kon ik met een met mooi lintje omstrikt geschenk uitpakken. En traditiegetrouw, een dag te laat. Ze heeft het me niet kwalijk genomen. Ik mocht haar zelfs ook eens zoenen. Louis Paul Boon in: Lang zal-ie leven! Feestelijke verhalen. Novella, Amersfoort, 1994.
Moeder / Als moeder jarig is, dan roept het hele gezin: / Ga nou zitten, lieve moedertje, en span je toch niet in. / Ga nou lekker in je leuningstoel en laat ons maar begaan / en de afwas en de etensboel, die mag je laten staan. / Ga jij nou zitten, wordt er aldoor maar gezegd / en nou vraag ik je: wat komt ervan terecht? / Als moeder jarig is, dan roept het hele gezin: / zit je lekker, lieve moeder, is het zo wel naar je zin? / En dan gaan ze alles redderen en alles loopt verkeerd, / totdat moeder zich tenslotte weer met alles occupeert. / Jij mag niks doen, hoor moeder, roepen ze eenparig. / Als je als moeder jarig bent, dan ben je nog niet jarig! / Als moeder jarig is, / dan wordt ze zo verwend. / Als moeder jarig is, / dan zit ze geen moment. / Dan moet ze rennen, vliegen, sloven, / van beneden gauw naar boven, / koffie schenken, converseren, / sigaretten presenteren. / Als moeder jarig is, dan is het toch zo’n feest! / Maar voor MIJ hoeft het niet; / ik ben al geweest. / Annie M.G. Schmidt in: Tot hier toe. Querido, Amsterdam, 1988.
De tweede verjaardag van mijn kleinzoon was wel een geslaagd dagje, geloof ik, hoewel ik zou overdrijven als ik beweerde dat het feestvarken zelf het fijne van alle opwinding heeft begrepen. De omstandigheden zaten dan ook niet mee, want een paar dagen van te voren had hij het partijtje bezocht van een vriendinnetje, dat óók twee werd. Zij heet Lucille en wordt Muis genoemd, een gezonde gang van zaken. Op weg naar haar woning hadden wij hem herhaaldelijk uiteengezet dat Muis jarig was en daarom van hem een rood harkje kreeg. De overhandiging verliep vlot, maar daar de kleine jubilaris zelf niet helemaal doorgrondde wat er gebeurde, wilde zij hem aan het slot van de middag het harkje weer meegeven, omdat zij wel degelijk had begrepen dat het zijn harkje was. Op zijn verjaardag verscheen zij met een automobieltje, dat zij hem kort na de uitreiking ook weer uit de hand wrong, zodat een mooie, gave verwarring ontstond. Als u het mij vraagt is ‘jarig’ voor hem een hoogst onoverzichtelijke toestand, waarin dat meisje blijkbaar onophoudelijk verkeert. Hoe het ook zij – wij hebben op zijn feestje in elk geval met volle teugen genoten, omdat wij ons overgaven aan een bekend tijdverdrijf van ouders en grootouders, gelegen in het projecteren van mooie karaktereigenschappen op de lieve kleine. (…) Het mooiste van het feest vond hij eigenlijk de gezamenlijke te zijner ere aangeheven liederen. Ook de taart met de twee vlammetjes bekoorde hem aanvankelijk zichtbaar, maar toen hij ze uitgeblazen had, nam hij onverhoeds een hapje van een der kaarsjes en keerde de lekkernij ontgoocheld de rug toe, blijkbaar bevreesd dat de rest net zo zou smaken. (…) S. Carmiggelt in Feest. In: Lang zal-ie leven! Feestelijke verhalen. Novella, Amersfoort, 1994.
Wachten / Ik zit op mijn kamer / en wacht en wacht / ik hoor hoe papa heel zacht / de slingers ophangt / Ik zit op mijn kamer / en wacht en wacht / zal ik kijken heel zacht / ik ben zo nieuwsgierig / Ik zit op mijn kamer / en wacht en wacht / mijn broer klopt heel zacht / mijn verjaardag kan beginnen! / Vera van Stapele, groep 5 OBS Burg. Sprenger, Vreeland in: Lang zal-ie leven! Feestelijke verhalen. Novella, Amersfoort, 1994.
Zondag is het feest! / Maandag geef ik de bloemen water. / want zondag is de grote dag. / Dinsdag lap ik de ramen wel 10 keer. / want zondag is de grote dag. / Woensdag ga ik het hele huis boenen. / want zondag is de grote dag. / Donderdag ga ik de auto wel 5 keer wassen. / want zondag is de grote dag. / Vrijdag was ik alles netjes af. / Want zondag is de grote dag. / Zaterdag ga ik wel 1000 slingers ophangen. / want zondag is de grote dag. / Zondag is eindelijk de grote dag. want dan ben ik jarig en dan komen wel 100 mensen. / En daarna is het gewoon weer maandag. Koen de Vos, groep 8 OBS De Bundeling, Bunde in: Lang zal-ie leven! Feestelijke verhalen. Novella, Amersfoort, 1994.
José Franssen