Week 52: Een heuglijke jaarwisseling

Een heuglijke jaarwisseling Oudjaar was bij ons thuis altijd een heel speciale dag. De enige dag, dat het restaurant na acht uur ’s avonds gesloten was. Het meest bijzondere was, dat mijn vader oudejaarsavond ‘boven’ bleef en spelletjes meespeelde. De rest van het jaar vertrok hij na het diner naar beneden tot middernacht. Oudjaar viel op zondag in 1961. ’ s Morgens bleken de ramen bedekt met ijsbloemen, zo dik dat ik niet naar buiten kon kijken. Wat ik wel kon zien, was dat het flink gesneeuwd had. We zouden naar de late mis gaan, zodat Joost, 10 maanden, van tevoren verzorgd kon worden. Het sneeuwde nog steeds, toen we naar de kerk wandelden. In de binnenstad was het onwezenlijk stil. De dienst in de barokke kerk, waar ik was gedoopt en getrouwd, was heel vertrouwd. Ik realiseerde me, dat ik me in de donkere moderne en kale kerk in Hoensbroek niet thuis voelde. We kwamen thuis met natte voeten. We hadden niet op sneeuw gerekend. Joost werd op de slee meegenomen voor een rondje op de Grote Markt. Uit het raam konden we zien, dat hij genoot van zijn eerste sneeuw. Voor ons gezin stonden er traditiegetrouw schalen met oliebollen, appelbeignets en appelflappen klaar in hoeveelheden, die niet te verwerken waren. Zoals altijd werd wat overbleef uitgedeeld aan de agenten, die surveilleerden in de omgeving van de Grote Markt. Deze jaarwisseling gebeurde dat in een wit decor. Nog steeds viel de sneeuw in dikke, stille vlokken naar beneden. Het was bitterkoud. Er was geen verkeer. Het plein lag er ongerept bij in het licht van de straatlantaarns, de toren van de oude Bavo leek er tevreden op neer te kijken vanonder een dikke oplichtende witte ijsmuts. Tegen middernacht werd het souper opgehaald uit de ‘grote’ keuken, de keuken van het restaurant. De flessen champagne stonden klaar om ontkurkt te worden, zodra we het nieuwe jaar hadden ingebeden. Daarna begonnen de omhelzingen en dronken we elkaar toe. Vader werd ouderwets gezellig van de champagne. Oudjaar was de enige avond, waarop hij zichzelf een glas teveel toestond. De overstap in het nieuwe jaar verliep precies zoals ik had gedacht én gehoopt. Een warm begin van 1962. Josephine Dubois in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

1 - De laatste week in het oude jaar ben ik altijd een beetje in mijzelf gekeerd. Vaak ruim ik op, zoek niet meer te lezen boeken uit, die weg kunnen. Ik ruim op wat weg kan en maak plaats voor nieuwe dingen. Ik kijk terug op het jaar dat bijna voorbij is, maak een balans op van alle goede, blije en ook verdrietige gebeurtenissen. Ik tel mijn zegeningen heel bewust, dankbaar kijk ik ieder jaar weer terug op mijn werkzaamheden, mijn activiteiten, op mijn aandeel in de puzzel van het grote leven. Ik kijk ook een beetje vooruit en ik denk na over het nog lege jaar dat voor mij ligt. Waar ben ik nu, wat wil ik komend jaar tot stand brengen? Waarmee ga ik mezelf verwennen? Hoe ga ik verder met alles? Welke draden ga ik verder vlechten, welke laat ik los? Ik droom over de mogelijkheden van het nieuwe jaar, en ik kies een van mijn dromen uit, die ik wil verwerkelijken. Die droom beschrijf ik en ik maak er vervolgens een plan bij. Na een jaar lang schrijven aan je eigen levensverhalen is het misschien ook voor jou tijd om terug en vooruit te kijken. In deze laatste oefening van de cyclus denk je na over jouw eigen jaar van levensverhalen schrijven.

2 - Schrijf rond de onderstaande vragen je associaties en gedachten op. Wat betekende voor jou in het voorbije jaar het bezig zijn met je eigen levensverhalen? Waar ben je nu, en wat wil je nog? - Waarom schrijf je fragmenten van je eigen levensverhaal? Waarom begon je met deze jaarcursus? (vraag naar het motief) - Wilde je herinneringen en verhalen opschrijven voor je kinderen (iets nalaten en doorgeven)? - Wil je de historie, de geschiedenis zo precies mogelijk weergeven via jouw levensverhaal, zodat de verhalen bewaard blijven? - Wilde je graag mooie verhalen schrijven met herinneringen als uitgangspunt, met het accent op het plezier in schrijven? - Wilde je terugblikken op je eigen levensgeschiedenis en herinneringen ophalen omdat het leuk is? - Wilde je graag dingen van vroeger vastleggen zodat ze niet verloren gaan (je geheugen uitbreiden op papier)? - Wilde je graag de rode draad in je eigen levensverhaal ontdekken en inzicht krijgen in je eigen levensloop? Wilde je begrijpen hoe je geworden bent die je bent? - Wilde je ontdekken wat de zin van je leven tot nu toe was? - Wilde je vooral beter leren schrijven: iets leren over de taal, schrijfstijl en opbouw van verhalen (schrijfvaardigheid vergroten)? - Wilde je herinneringen delen met anderen en in contact zijn met anderen (in een groep, of met vrienden, familieleden)? - Wilde je eigen kruispunten, keerpunten en belangrijke gebeurtenissen in je leven in beeld brengen? - Wilde je verantwoording afleggen naar jezelf over het leven dat je geleefd hebt? Je keuzes in het leven, je levensmotieven rechtvaardigen (kan ook samenhangen met de wens om vergeven te worden voor de dingen die minder goed gingen)? - Wilde je oude conflicten doorleven en oude pijn opruimen door het schrijven van je eigen verhalen? Dingen van vroeger verwerken met het oog op de toekomst? - Wil je graag anderen of jouzelf laten zien dat je een heel eigen geschiedenis en identiteit hebt, een volkomen uniek levensverhaal? - Wil je publiceren? - Voor wie schrijf je je verhalen? (vraag naar het publiek) Voor medecursisten, mensen in je schrijfgroep? Voor jezelf? Voor je kinderen, kleinkinderen, zussen, broers, familieleden? Voor andere lezers: welke? Een groter publiek? Maak je publiek zo concreet mogelijk - Wát wil je met je verhalen? (vraag naar je doelstelling): Ze opschrijven en verder niets; Verhalen voor jezelf bundelen en mooier maken; Er een mooi geheel van maken, ook in vormgeving, bijvoorbeeld een boekje voor een klein publiek (kinderen, vrienden); Een boek schrijven voor een groter publiek; Af en toe een verhaal proberen te publiceren; Verhalen vertellen aan een publiek; Verhalen voorlezen aan een ander of anderen. - Denk vervolgens na over de volgende vragen: Wat heb je tot nu toe gedaan? - Wat heb je aan schrijfproducten, verhalen liggen? - Heb je je verhalen geordend, naar thema’s, levensfasen of anderszins? Wat is klaar van je eigen mozaïek? - Waarover heb je wel geschreven en waarover niet? - Als je kijkt naar wat je geschreven hebt, wat ontbreekt dan nog? - Wat is jouw droom met betrekking tot je eigen levensverhalen? - Hoe wil je verder met het schrijven van levensverhalen? Wat moet voor jou het eindproduct worden? Of is dat volstrekt niet belangrijk en ga je gewoon verder met schrijven?

3 - Schrijf nu een korte tekst, waarin je je eigen toekomstfantasie rond je eigen levensverhaal woorden geeft. Welke droom heb je? Welk plan zit stilletjes in je achterhoofd? Beschrijf hoe jouw mozaïek van je levensverhaal eruit gaat zien. Beschrijf in die fantasie ook de eerste stappen die je gaat zetten om je plan te verwezenlijken. Wat ga je doen om je fantasie waar te maken? Maak een plan voor het nieuwe jaar.

4 - In een groep: Lees aan elkaar de toekomstfantasieën over je eigen levensverhaal voor. Bespreek de plannen en maak die plannen zo concreet mogelijk: ik wil komend jaar elke week weer een fragment schrijven, ik wil mijn verhalen mooi uitwerken en in een boekje bundelen, ik wil in een groep werken aan mijn eigen verhaal, ik vraag mijn broers en zussen voor een gezamenlijk verhalenproject om ons familieverhaal te schrijven… Zet daarna nog eens je eigen plan op papier en maak er een tijdsplanning bij. Hou het zo simpel mogelijk.

5 - Wat je nog meer kunt doen: Je kunt natuurlijk ook gewoon een volgend verhaal schrijven! Ga dan op zoek naar herinneringen die te maken hebben met oud-op-nieuw-feesten die je meemaakte in je leven, herinneringen aan kerstmissen of herinneringen aan andere feesten in je leven. Feesten die je fijn vond en feesten die je vierde omdat het zo hoorde. Heel gezellige feesten en feesten die dramatisch eindigden. Maak een lijstje met de feesten, kies één feest uit dat je bijgebleven is, verzamel rond dat feest associaties, en schrijf een feestverhaal. - Het is geen enkel probleem om weer een heel jaar te vullen met het schrijven van eigen fragmenten uit het levensverhaal. Je neemt gewoon weer elke week de weekoefening erbij, en je maakt de oefening nog eens. Er zijn nog genoeg verhalen te vinden, je kunt je associatielijstjes nalopen en een nieuw onderwerp kiezen, of gewoon de oefening fris van de lever opnieuw maken en schrijvend bij een ander thema uitkomen. - Als je in het voorbije jaar in je eentje hebt geschreven: vraag een aantal mensen voor een groepje en ga het komende jaar in die groep werken. Dat levert weer heel andere verhalen op dan wanneer je alleen schrijft en bovendien kun je elkaar stimuleren en feedback geven. - Schrijf de inleiding van je eigen levensverhaal in de vorm van een brief aan je lezer(s). In deze inleiding vertel je je motief (waarom dit levensverhaal), je benoemt je rode draad (als je die kent, of je benoemt jouw specifieke invalshoek), je vertelt wat je wilt bereiken met je verhaal (je doelstelling), je vertelt voor wie het verhaal bedoeld is (publiek, wie zijn je lezers), je schrijft iets over je aanpak (hoe heb je je verhaal bijeen geschreven), je zegt iets over de opbouw van je levensverhaal (structuur: thematisch, chronologisch of nog anders). Zorg voor een pakkende, levendige opening van je inleiding/brief. - Maak een bouwplan voor je eigen levensverhaal. Begin van het verhaal, midden van het verhaal en einde. Hoofdstukken, indeling, thema’s. Maak een inhoudsopgave. Ga voor je boekenkast staan en blader door de autobiografieën en levensverhalen die je daarin tegenkomt. Hoe zijn die opgebouwd, wat spreekt je aan? Kijk de kunst af.

6 - Voor meer inspiratie:

Kerstmorgen. Ik lig nog in mijn bed en ruik versgezette koffie. Ik denk aan een ontbijt met warme broodjes, maar liever draai ik me nog even om. Toch sta ik op en kleed me netjes aan, met het oog op ‘gezellig’ bezoek. We zullen koffie en thee schenken met cake en chocoladekransjes, maar liever nog zat ik rustig met een boek of in mijn uppie te mijmeren bij een kaars. Als ik negentig ben, oud en wat zeurderig, en niemand meer zin heeft om me op te zoeken, dan snak ik misschien naar deze gezelligheid van de Kerst in het jaar 2000. Ab Kugel-Brongersma in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

Kerstliedje / De herders komen van de zolder. / Ze zaten daar dicht op elkaar. / Ze wachtten in hun vloeipapier / op Kerstmis, zoals ieder jaar. / Nu gaat de doos voor hen open. / Ze komen er ritselend uit. / De een met een lam, de ander kaal, / de derde spelend op zijn fluit. / En in het stalletje bij de boom, / daar krijgen ze een plaats vooraan. / Ook dit jaar blijven ze weer stil bij / dat kindje in het kribje staan. In: Bas Rompa: Binnenste buiten. Holland, Haarlem, 1986.

Kerstdiner. Het was december 1937. Mijn ouders hadden de tandarts en zijn vrouw uitgenodigd voor het komende kerstmaal. Familieleden, die in Oene een boerderij hadden, zouden een gans of een kalkoen sturen- in die tijd een delicatesse. Alles verliep volgens plan, totdat ik op een donkere, sombere decembermiddag uit school kwam en de keuken, waar nog geen licht aan was, binnen ging. Een vreemd, gorgelend geluid kwam mij tegemoet. Ik schrok me een hoedje. Toen ik de lamp aangeknipt had, zag ik tot mijn grote verbazing een krat met gaas, waarin springlevend een gans en een kalkoen zaten. Het werd voor moeder en Fien, ons dienstmeisje voor dag en nacht, een hele puzzel, hoe uit dit tweetal een kerstmaal te bereiden. Niemand durfde ze aan te pakken, laat staan ze om hals te brengen. Gelukkig kwam Fiens verloofde, een potige kerel: die zou het vast wel kunnen. Maar nee hoor, ook hij durfde niet. Ten einde raad schakelde moeder de tandarts in, onze gast. Die kwam, zag en overwon het kakelende tweetal: met een injectiespuitje. Of hij nog heeft kunnen genieten van het diner, weet ik niet meer. Sannie Huijbregsen-van de Werfhorst in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

Oudejaarsavond / Wat hebben we de avond van oudjaar / Gezellig bij elkaar gezeten! / Moe had een ketel chocolade klaar. / Maar daarbij moest ook wat gegeten. / Wie lust er graag een oliebol? / Welnu, er was een schotel vol! / We gingen niet gewone tijd naar bed, / Maar zijn tot tien uur opgebleven. / Dat was voor ons wel twee uur langer pret, / Doch ’t heeft aan moe meer zorg gegeven. / Moe zei tenminste telken keer: / ‘Dat doe ik ’t hele jaar niet meer.’ / We hebben heerlijk ganzenbord gespeeld. / Om acht uur zijn we dat begonnen. / De kriekjes waren eerst gelijk verdeeld. / Maar vader heeft zoveel gewonnen, / Dat Zusje riep: ‘Wat een schandaal! / Die grote vent wint ze allemaal!’ / Maar toen zei vader: ‘Wel, jou pepernoot! / Heb jij daar weer wat van te zeggen? / Waarom ga jij dan in de put of dood? / Om kriekjes in de pot te leggen? / Als jij dat nu zo prettig vindt, / Betaal dan maar, mijn lieve kind!’ / Maar moeder, o! Neen, wat die heeft gedaan. / Dat moesten we maar liefst niet weten. / Zij is… twee keer de herberg ingegaan! / En… heeft in de gevangenis gezeten! / Het ergste daarbij was nog, dat / Haar eigen man er pret om had. / Na ’t ganzenborden is er flink gestoeid. / We rolden rond als oliebollen! / Maar eindelijk waren we toch zó vermoeid, / Dat we het bed in moesten rollen. / We sliepen ’t oude en ‘t nieuwe jaar / In negen uren aan elkaar. / (kriekjes: zo noemt men hier en daar pepernoten) / In: J. Ligthart en H. Scheepstra: De wereld in! Sijthoff, Alphen aan de Rijn, 1979.

José Franssen