Een kleine ingreep
Een fluitje van een cent is het tegenwoordig, een staaroperatie. Iedereen zegt het, ook oude mensen van over de tachtig die na hun operatie kwiek weer al hun activiteiten oppakken. Het doet geen pijn en je kunt daarna echt veel beter zien.Mijn moeder heeft staar aan beide ogen. Lang al, zoveel is zeker, want ze klaagt nooit en zo lang ze nog maar een beetje kan zien, zul je van haar geen kik horen. Maar ze struikelt en ziet de dingen op de televisie niet meer goed. Naar de huisarts dus, die staar in beide ogen constateert. Tot zover niets aan de hand. Mijn moeder begrijpt goed wat er aan de hand is en ze weet wat een staaroperatie is. Vroeger was ze verpleegster en bang was ze nooit uitgevallen, ze voelde zich in het ziekenhuis als een vis in het water. Maar nu is alles anders en ziet ze vreselijk op tegen de operatie. We hebben het goed georganiseerd: mijn zus gaat met haar naar het ziekenhuis en zal haar thuis brengen als alles achter de rug is, ik ben dan bij haar in huis om haar op te vangen en te zorgen dat ze zich de eerste dagen rustig houdt. Want je weet het maar nooit met een moeder die alles vergeet: ze vergeet natuurlijk ook dat ze niet mag bukken en tillen. En dat zijn nu net haar lievelingsbezigheden sinds ze zich hartstochtelijk bezighoudt met het wassen van stapels handdoeken die razendsnel weer in de wasmand belanden en lakens die van haar bijna ongekreukte bed worden gehaald.
In het ziekenhuis gaat het helemaal fout. Mijn moeder, die altijd de rust zelve was, is zo zenuwachtig dat de hele operatie mislukt. Haar oog is ondanks de verdoving zó onrustig, dat de arts besluit niet te opereren. Mijn moeder is woest en ze scheldt de oogarts de huid vol. Ze schreeuwt zelfs, het spektakel is in de wachtkamer en bij de meisjes van de balie te horen. Met een blauw gezicht komt ze thuis. De dagen erna wordt ze keer op keer kwaad. Het duurt een hele tijd voordat de blauwe plekken weggetrokken zijn, dus in dit geval werkt de verzachtende omstandigheid van het vergeten maar half. Wát er precies aan de hand was, weet ze niet meer. Maar dat die oogarts vreselijk was en dat het niet lukte, komt steeds weer terug.
Wij kinderen wachten een hele tijd voordat we het onderwerp weer ter sprake brengen. Want onze moeder stapt nog steeds op de fiets en hoewel ze ook om andere redenen een gevaar op de weg is, denken wij dat beter zien toch wel een bijdrage zou kunnen leveren aan veiliger rijden. Een operatie zal nu onder volledige narcose moeten plaatsvinden. Mijn moeder wil eigenlijk niet meer, maar ze wil wel beter zien. Als het míjn moeder was, zou ik haar toch aanraden de ingreep te laten doen, zegt de oogarts die we raadplegen. Zegt ook de narcotiseur. Ik leg het mijn moeder keer op keer voor. Herhaal wat ik zelf gehoord heb. Dat ze het nu nog beter aankan dan over een tijdje, want het dementeringsproces gaat door. En dat ze dan tenminste beter kan zien. Iedere keer begint het gesprek weer bij nul. Ik twijfel en praat erover met mijn broers en zussen. Moeten we haar met zachte hand richting operatie loodsen? Of moeten we het hele gedoe maar loslaten en ingaan op haar wens om niets te doen?
Ik realiseer me dat het probleem zich bij elke mogelijke ingreep zal voordoen, want mijn moeder is helemaal niet meer in voor welke onregelmatigheid dan ook. Is ze dan al handelingsonbekwaam? Nou ja, soms misschien, maar vaak toch niet. Ze balanceert, ze haalt ondanks alle vergeten het onderste uit de kan. Ik bewonder haar daarom en wil haar niet betuttelen. Binnenkort gaan we opnieuw naar de oogarts. Een andere, want op de eerste is mijn moeder nog steeds boos. Een fluitje van een cent?
Gepubliceerd in: Denkbeeld, Tijdschrift voor psychogeriatrie, oktober 2006