Mijn moeder raakt zichzelf kwijt
Het moment waarop het tot me doordrong dat er met mijn moeder iets ernstigs aan de hand was, weet ik nog precies. Het was toen al lang niet meer als vroeger: van haar levendige belangstelling voor mijn artikelen, boeken en lezingen over het werken met oudere mensen en hun levensverhaal was niet meer veel te merken, ze puzzelde alsof haar leven ervan afhing en keek steeds meer naar show- en spelprogramma’s op de televisie. Het prettigst voelde ze zich nog als ze de was kon strijken of groenten kon schoonmaken. Haar behoefte aan huishoudelijke activiteiten was zó extreem dat ik er soms boos over werd en tegen haar zei dat ze nu eindelijk eens op een stoel moest gaan zitten. Ze droeg een vreemd soort rusteloosheid met zich mee en ik was vaak doodop als ik bij haar was geweest. Het veranderde gedrag van mijn moeder schreef ik echter toe aan het normale verouderingsproces in combinatie met de ernstige reuma waaraan ze al tientallen jaren leed.
Tot die dag dat we op weg waren naar Weert, waar een oude vriendin van haar in een verpleeghuis alleen nog maar kon liggen en kijken na tientallen jaren Parkinson. We stonden op het station in Roermond te wachten op de trein, toen ik twee kennissen op het perron zag. Twee oudere dames, waarmee ik veel had samengewerkt. De ontmoeting was hartelijk, trots wilde ik mijn moeder voorstellen aan de twee vrouwen. Maar mijn moeder, die vroeger altijd zo graag nieuwe mensen ontmoette, die altijd iedereen vriendelijk in haar armen sloot, gaf de vrouwen plichtmatig een hand, prevelde wat onduidelijks en ging een beetje achter me staan. Ze gedroeg zich als een onwillig kind, dat op elke vraag het meest minimale antwoord geeft. Het gesprek was zo voorbij en gelukkig kwam de trein.Later die dag maakte ze in een meubelzaak een kras in een tafelblad. De verkoopster maakte veel misbaar en mijn moeder verstijfde, gaf geen kik en deed alsof ze onzichtbaar was geworden. Toen we in een cafeetje koffie dronken om bij te komen en mijn moeder nog steeds zo goed als geen reactie vertoonde, realiseerde ik me dat er iets helemaal mis was. Als een donderslag bij heldere hemel flitste het door me heen: ze is aan het dementeren.
Door mijn werk waarin ik veel ouderen – ook dementerende ouderen – ontmoette, wist ik wel het een en ander over de ziekte van het vergeten. In mijn tas zat het net vertaalde boek van David Shenk over de ziekte van Alzheimer (Het vergeten) en toen ik in de late avonduren het boek opsloeg en de eerste hoofdstukken las, ging mij het ene licht na het andere op. Ineens kon ik veel tot nu toe onbegrijpelijk gedrag van mijn moeder plaatsen: dat ze zoveel dingen vergat in het leven van alledag de laatste tijd, de oppervlakkige en nietszeggende verslagen die ze me gaf van de vergaderingen van het ouderenplatform waarvan zij lid was, dat bijna dwangmatige poetsen en opruimen zodra ze in mijn huis was, haar totale gebrek aan initiatief, niet meer kunnen kiezen, het nukkige en halsstarrige gedrag dat ze soms vertoonde.Die avond probeerde ik er met haar over te praten, maar dat bleek volkomen zinloos. Nee, alles was volkomen normaal en het was vooral die mevrouw in de winkel geweest die haar van streek had gemaakt. En vergeten? Ach, iedereen die ze kende vergat van alles. Het was de ouderdom, ik moest me maar niet ongerust maken.
Ik was erg geschrokken. Ik wist dat mijn intuïtie klopte en de vragen tuimelden over elkaar heen in mijn hoofd. Zou ik mijn moeder ooit naar een zorgcentrum moeten brengen? Hoeveel hadden wij kinderen haar te bieden? Mijn broers en zussen die haar meestal veel korter zagen dan ik, wisten nog van niets. Moest ik het hun vertellen? Kon ik mijn zorgen met hen delen? Hoe lang zou mijn moeder haar leven als alleenstaande oudere vrouw nog kunnen volhouden? Wat zou ze allemaal niet moeten loslaten de komende jaren? En wat zou dat betekenen voor mij? We hadden een mooie vertrouwensband opgebouwd na de dood van mijn vader, ook al woonde ik niet bepaald naast de deur. Ik besloot haar vaker op te zoeken. Het was het moment waarop ik terugging naar het gezin waaruit ik afkomstig was. Wij kinderen zouden sámen voor onze moeder zorgen, ik wilde niet dat mijn moeder een roemloos, eenzaam en vergeten einde tegemoet leefde. Dat had ze niet verdiend. Zij had gedaan wat ze kon voor ons en nu waren wij aan de beurt. Een nieuw deel van mijn leven was begonnen.
Gepubliceerd in: Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie, juni 2007