Op de fiets naar het kerkhof
Het is mooi herfstweer. De eiken zijn geel, bruin en rood gekleurd en zien eruit als grote bloementooien, de zon filtert alles met prachtige lage stralen. Het is doodzonde om binnen te blijven en ik bedenk dat ik met mijn moeder naar het kerkhof kan gaan. Toen mijn vader gestorven was, ging zij jarenlang elke week naar zijn graf, een fietstochtje van verdriet en troost door de velden naar het bos waar het kerkhof ligt. Daar veegde ze de grafsteen schoon met een oud afwasborsteltje en verzorgde ze de struikjes en plantjes op het graf totdat alles er weer picobello uitzag. Terwijl ze dat allemaal deed sprak ze met mijn vader en als ze weer naar huis fietste, was ze opgelucht en vol nieuwe moed.Een paar weken geleden hebben we bij de crematie van mijn oom, een broer van mijn moeder, enorme bloemstukken met zonnebloemen, lelies en rozen op het graf van mijn vader gelegd. Onze tante vond het zonde om de bloemen met onze oom de oven in te sturen en verdeelde daarom de bloemstukken over de familiedoden die op het aangrenzende kerkhof begraven waren. Vandaag lijkt het me een goede dag om de inmiddels verlepte boel op te ruimen. Mijn moeder is er meteen voor in, dus wij verzamelen harkje, schepje en borstel en stappen op de fiets.
Fietsen met mijn moeder is inmiddels waaghalzerij geworden. De fiets was altijd hét vervoermiddel in ons gezin: er was nooit een auto en ook de laatste jaren heb ik met mijn moeder heel wat fietstochtjes gemaakt. Lang ging dat nog redelijk, maar in het afgelopen jaar zijn haar concentratie en reactievermogen zó achteruit gegaan, dat fietsen eigenlijk niet meer verantwoord is. Gelukkig is er ergens in haar iets dat haar weerhoudt dingen te doen die ze niet meer kan, dus alleen op de fiets gaat ze al niet meer. Maar samen met mij heeft ze er wel zin in. Ik fiets als een strenge politieagent naast haar, terwijl ik hardop aanwijzingen geef: linksaf slaan, stoppen voor het stoplicht, nu oversteken. Ik let op voor twee, maar soms gaat het toch nog mis als mijn moeder ineens midden op een kruispunt stil blijft staan, verdwaasd rondkijkt en volstrekt niet meer weet waar ze is en wat ze moet doen. Op mijn stem reageert ze echter feilloos en uiteindelijk gaat het allemaal net goed. Ik zie hoe mijn moeder geniet van het fietsen. Ze vindt het heerlijk om te merken dat het allemaal lukt, dat haar benen haar zonder problemen in beweging brengen, ze geniet van de paarden in de wei, van de prachtige herfsttinten en van de frisse lucht. Éven is de chaos in haar hoofd naar de achtergrond verdwenen en lijkt alles gewoon. Ik realiseer me weer hoe belangrijk het is haar geen dingen te ontnemen voordat zij ze écht niet meer kan. Risico’s nemen is een onderdeel van dit spannende leven met dementie. En elke poort die gesloten wordt, zal voor altijd dicht blijven.
Op het kerkhof is de aarzelende, sputterende en argwanende vrouw die mijn moeder nu zo vaak is, volkomen verdwenen. Eenmaal gearriveerd bij het graf (dat ze, moet ik toegeven, zelf niet meer kon vinden), weet ze precies wat er moet gebeuren en gaat ze onmiddellijk met handen, borstel, schopje en harkje aan het werk. Zonder veel woorden ruimen we de druipende en verlepte bloemstukken op, vegen alle viezigheid bijeen en maken het graf van mijn vader schoon. We fantaseren wat hij gezegd zou hebben als hij levend en wel op de grafsteen had kunnen kijken naar onze werkzaamheden. ‘Hij zou al lang meegepraat hebben,’ zegt mijn moeder, ‘O, wat zou hij nu oud zijn!’ Als we klaar zijn, kijken we beiden tevreden naar het aangeharkte perkje: nieuwe plantjes halen we binnenkort wel een keer.Pas als we weer goed en wel op de fiets zitten, is mijn moeder weer een ander geworden. We zijn allebei blij als we de fietsen terugzetten in de kelder van het appartementengebouw. De tevredenheid over onze geslaagde middag werkt nog een tijdje door die avond.
Gepubliceerd in: Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie, februari 2009