Snipperbericht 18

WERKEN MET LEVENSVERHALEN IS WERKEN IN EEN GRENSLAND

Over het interdisciplinaire karakter van het werken met levensverhalen- deel 1

Leraar zijn betekent niet oplossingen bieden door te verklaren, noch lessen geven die geleerd moeten worden, enzovoort; leraar zijn wil in werkelijkheid zeggen leerling zijn. Het onderwijs begint wanneer jij, als leermeester, leert van de leerling, wanneer je je voegt in wat hij begrepen heeft, in de manier waarop hij het begrepen heeft.S. Kierkegaard

Het begeleiden van mensen die hun eigen levensverhaal (of dat van een ander) willen schrijven of vormgeven is geen eenvoudige taak. Het is werken op een kruispunt van disciplines. Verschillende vakgebieden ontmoeten elkaar. Dat moet ook, want de motieven van mensen die aan de slag willen met hun eigen levensverhaal zijn heel verschillend. Dat blijkt in de praktijk: alléén maar vrolijk en ontspannen je eigen verhaal optekenen is meestal niet aan de orde. Het schrijven van stukjes eigen levensverhaal en het delen van die verhalen met anderen confronteert. Autobiografisch werken roept gevoelens op, raakt mensen, biedt mogelijkheden tot verwerking. De therapeutischefunctie van het schrijven, lezen en vormgeven kan zelfs doel zijn. Ook het leren kan centraal staan, leren over de geschiedenis van de autobiografie, over genres en tekstvormen, over stijlfiguren, leren over literaire begrippen en kunstzinnige procedés, maar ook leren over de betekenis die het eigen verhaal heeft tegen de achtergrond van de geschiedenis, leren over de verbinding van het individuele verhaal met het omvattende verhaal, de sociale context. Nieuwe kennis wordt opgedaan, nieuwe inzichten worden verworven. Dan kunnen zingevingsvragen uitgangspunt zijn. Sommigen maken de balans op aan het einde van het leven. Velen vragen naar de zin en betekenis en ook zijn er vragen die te maken hebben met de eigen identiteit (wie ben ik, de kernvraag van elke autobiografie). Het leven wordt geëvalueerd en gewaardeerd binnen het kader van de eigen overtuigingen. En tenslotte kan het spel, het plezier, de creativiteit in het middelpunt staan van het bezig zijn met het eigen verhaal. De fantasie wordt aangesproken, er wordt gespeeld met taal, woorden, klanken en ritmes. Verbeeldingsmogelijkheden worden verkend.

Begeleiders van cursussen rond het eigen levensverhaal werken in een tussengebied, een grensland. Een duidelijke grensafbakening tussen de vakgebieden van creativiteit, educatie, religie en therapie is niet mogelijk en vind ik niet zinvol. De invalshoeken voor het werken met levensverhalen zijn veelsoortig. Vier belangrijke invalshoeken wil ik benoemen. Als begeleider kun je heel goed kunt kiezen voor een zwaartepunt in je werk, een richting. Toch denk ik dat je hoe dan ook met alle processen te maken hebt: verwerkingsprocessen, leerprocessen, zingevingsprocessen en creatieve processen komen altijd samen. Het is goed te weten waar je eigen zwaartepunt ligt en ik denk dat het verhelderend is voor je deelnemers als je je richting , je oriëntatie en je doelstellingen verduidelijkt aan het begin van een cursus. Het moet niet zo zijn dat mensen die hun eigen levensverhaal willen opschrijven in de veronderstelling dat zij geholpen worden hun stijl en teksten mooier vorm te geven, ineens geconfronteerd worden met een werkwijze die erop gericht is vooral oude conflicten uit het verleden duidelijk te maken en te verwerken. Docenten die werken in een creatief centrum waar vooral de taal, de creativiteit en het schrijven van het verhaal in mooie zinnen centraal staan, werken met doelstellingen die een ander accent geven aan het autobiografisch werken dan begeleiders die werken vanuit een hulpverleningsinstelling of begeleiders die vanuit filosofische invalshoek met mensen op zoek gaan naar rode draden in levensverhalen. De docent die in een onderwijsinstelling de geschiedenisles aan ouderen aanschouwelijk laat worden via hun eigen verhalen uit het verleden, werkt met andere doelen dan de hulpverlener die mensen helpt een onontwarbare knoop uit hun persoonlijke geschiedenis te ontrafelen. Deelnemers in een cursus hebben er recht op te weten waaraan ze beginnen. Als begeleiders hoef je niet van alle markten thuis te zijn, maar je moeten weten wat je aanbiedt. Dat ondanks de grootst mogelijke duidelijkheid vervolgens toch grenzen overschreden worden, daarvan moet je je ook bewust zijn. Alléén creatief bezig zijn met het eigen levensverhaal lukt niemand. Ook leren gaat met pijn gepaard. Het is daarom vooral belangrijk dat je je als begeleider afvraagt waar de grenzen van je eigen mogelijkheden liggen. Deze grenzen duidelijk maken helpt deelnemers goed om te gaan met het aanbod.

Creativiteitsontwikkeling en plezier in het schrijven: over creatieve processen in het werken met levensverhalen

Succes in je werk is onmogelijk zonder plezier in je werkDale Carnegie

Op veel plaatsen worden cursussen creatief schrijven aangeboden: creatieve processen krijgen vorm via het schrijven en tekstarbeid. Als begeleider ben je altijd bezig met creativiteitsbevordering, je wilt niets liever dan mensen het plezier in het schrijven of vertellen laten ervaren, vasthouden en vergroten. Ook schrijversvakmanschap en het verbeteren van de schrijfstijl zijn aan de orde. Creativiteit heeft vele gedaantes: het krijgt vorm bij het maken van levensboeken, bij het ophalen van herinneringen bij foto’s en beelden, tijdens het schilderen, vertellen, voorlezen, zingen, dansen en bewegen…. Steeds gaat het ook om het plezier en het vinden van de persoonlijke toegang naar het eigen verhaal. Als begeleider wil je je deelnemers stimuleren hun eigen creatieve mogelijkheden te ontdekken en vergroten. Creativiteitsontwikkeling zie ik als de basis voor het werken met levensverhalen. Het fundament van het huis. De jas om al het andere heen. Het aanspreken en ontwikkelen van de verbeeldingskracht is voorwaarde voor het leren omgaan met en vormgeven van herinneringen. Spelen met taak, woorden, klanken, ritmes. Spelen met beelden, vormen, kleuren. Ontwikkelen van de lust om te creëren. Plezier hebben in het schrijven, zin hebben en houden in het vormgeven van het eigen verhaal. Nieuwe bronnen aanboren en daardoor een perspectiefvolle toekomst tegemoet zien. Creativiteit en lust, zin hebben in het leven en de activiteiten die daarbij horen, zijn sleutels naar overlevingsstrategieën. Het ontwikkelen van eigen creatieve vermogens heeft een enorme helende kracht. Daarom is het belangrijk dat mensen hun creatieve ader ontdekken en leren kennen en dat ze hun verborgen talenten opsporen en leren waarderen en inzetten. Creatieve ontplooiing is de motor richting competenties. Het doel is dat mensen zin krijgen om iets te gaan doen, dat ze zin hebben en houden om de cursusbijeenkomsten te volgen en dat zij tijdens de bijeenkomsten geïnspireerd worden om thuis verder te gaan met de dingen die aangeboden werden. Dat ze zin krijgen om (meer) te lezen, om te schrijven, dat ze zin krijgen om met een paar mensen uit de groep een keer per maand bijeen te komen in een lees- of schrijfgroep, dat ze zin krijgen om te zingen, schilderen, collages te maken. Ik wil mensen nieuwsgierig maken, ik hoop dat ze geprikkeld worden en tijdens de bijeenkomsten op het puntje van hun stoel zitten. Als schrijfdocent vind ik het daarom noodzakelijk kennis te hebben van oefeningen die het schrijfplezier bevorderen en die helpen eventuele blokkades op te heffen. Je moet iets weten over creativiteit, over creatieve processen en creativiteitsbevordering. Je moet kunnen werken met verschillende associatietechnieken. Daarnaast is het zinvol als je verschillende genres, stijlvormen en dichtvormen kunt verduidelijken en inzetten. Het is handig om iets te weten over de kenmerken van de autobiografie en over de autobiografie als genre in de literatuur. Ik vind het noodzakelijk dat je als schrijfdocent autobiografieën leest.

Ook de technische aspecten van het verhalen schrijven zullen je als begeleider bekend moeten zijn, zodat je vragen over personages, ruimte en tijd in de verhalen, over de spanningsopbouw en perspectief op kunt pakken. Boeken over het schrijven van korte verhalen, over het begeleiden van een schrijfgroep, of zelfs oude schoolboeken over literatuur kunnen je als begeleider een eind op weg helpen. Zie de boeken uit de Schrijfbibliotheek van uitgeverij Augustus in samenwerking met Schrijvenonline:www.schrijvenonline.orgenwww.augustus.org. Enkele oudere boeken in mijn kast:

Per Groen: Van idee tot verhaal. Basiscursus proza schrijven. Cursistenboek en docentenboek. Bekadidakt, Baarn, 1990

Damon Knight: Hoe schrijf ik een goed verhaal? Het Spectrum, Utrecht, 1985

Cees van der Pluijm: Schrijven van gedichten en verhalen. Teleac, Utrecht, 1993

Peet van Duinhoven, Jos van Hest en Machtelt van Thiel: Leren schrijven leren. Bekadidakt, Baarn, 1993

Inez van Eijk, Egbert Warries: Eekhoorntje op lange weg. Over het schrijven van verhalen en ander proza. Contact, Amsterdam, 1999

Aly Freije, Jos van Hest, Soumya Koning en Pieter Quelle: Fascinaties. Over starten, schrijven en herschrijven. Stichting Schrijven, Amsterdam, 1998

Bert Jansen & Pim Wiersinga: Het prozaboek. Meulenhoff/Stichting Schrijven, Amsterdam, 2000

H.J.M.F. Lodewick, P.J.J. Coenen & A.A. Smulders: Literaire kunst (nieuwe versie). Malmberg, Den Bosch, 1983

Wim Verlaeckt: Over creativiteit in schrijven. Acco, Leuven, 1984

Willem Mooyman: Als het gras groen was. Pendoor, Amsterdam, 1987

En nog een nieuw boek van Mariet Lems: Weten waar de woorden zijn. SAAM, Hillegom, 2013

Zelf cursussen korte verhalen schrijven, levensverhalen schrijven of creatief schrijven volgen kan je helpen aan veel inzichten en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot creativiteit en taal. Je ziet het al: creativiteitsbevordering en leren lopen door elkaar heen en kunnen (wat mij betreft) niet gemakkelijk van elkaar gescheiden worden. Maar wat zo waar is als een huis: als je deelnemers het plezier in het schrijven niet kunnen ervaren, geen ontdekkingen doen die hen uitdagen, zal de energie voor het optekenen van het levensverhaal langzaam wegvloeien.

Het ontwikkelen van creativiteit gaat verder dan het schrijven alleen: laat je deelnemers bewegen, schilderen, dansen, spelen, voordragen, tentoonstellingen maken, collages maken met foto’s, drieluiken vormgeven, zingen, luisteren. Breng ze in aanraking met nieuwe uitdrukkingsvormen die creatieve aders aan het licht kunnen brengen. Daarnaast vind ik het belangrijk vele verschillende werkvormen aan te bieden (multimediaal werken): de ene persoon wordt door iets anders geïnspireerd dan de ander. Variatie is belangrijk. Het gaat niet alleen om praten, lezen, schrijven, reflecteren en vertellen, maar ook om dóen, ervaren, voelen en meemaken. Ik gebruik een breed scala aan werkvormen en middelen, waarin het vertellen, schrijven, voorlezen en meedelen steeds terugkomen. Andere middelen ondersteunen en bevorderen het creatieve proces. Oefenen in voordrachtskunst (een gedicht declameren) kan gemakkelijk overgaan in het zingen van smartlappen. Het vormgeven van een mooie tekst met stempels of collagetechnieken, het illustreren van een thema of tekst met kleurkrijt of waterverf, oefeningen waarin beweging een rol speelt of kleine ontspanningsoefeningen… het kan allemaal in combinatie met elkaar aangeboden worden. Imaginatieoefeningen en oefeningen waarbij de zintuigen gestimuleerd worden, richten de aandacht op de waarneming in het hier en nu, op details (en niet steeds op het gehele leven). Voor de lezers zoek ik ondersteunend leesmateriaal, met verdere leestips. Ik hou van veel afwisseling en variatie in het programma: in een cursus creëer je daarmee verassingselementen die maken dat deelnemers met nieuwsgierigheid en plezier naar de bijeenkomsten blijven komen (wat zullen we vandaag gaan doen?) en je geeft deelnemers op vrijblijvende wijze een kijkje in de keuken van de creatieve mogelijkheden, waardoor ze misschien geïnspireerd raken om ergens op door te gaan.

Het plezier is heilig en niet in de laatste plaats het plezier van degene die de cursus geeft of die begeleidt: als begeleidster bied ik aan waar ik zelf van genoten heb. Ik werk met teksten en materiaal dat mijzelf in beweging brengt. In het hier en nu. Om deelnemers te laten ontdekken wat zij leuk vinden, is van de kant van de begeleiding verleidingskunst vereist, samen met geloof, enthousiasme, begrip en ondersteuning. Daarom ook bewaak ik mijn eigen enthousiasme zorgvuldig: als ik er zelf geen zin in heb, als ik het plezier in de werkwijze niet meer kan uitstralen, dan kan ik ook geen plezier en kracht doorgeven aan anderen. Voor de begeleiders van een cursus of workshop is het dan ook belangrijk om het aanbod vorm te geven vanuit eigen betrokkenheid en plezier in het overdagen van de methodiek. Ook als begeleider werk je dus vanuit je eigen competenties: als je niet werkt vanuit je kracht en bronnen, als je niets kunt laten zien van je eigen nieuwsgierigheid en ontdekkingszin, ook naar je eigen levensverhaal, kun je dat niet mobiliseren en doorgeven aan anderen. Bij dat alles is vrijwilligheid essentieel, de vrijheid om wel of niet mee te doen.

Ik vond het een openbaring dat er zo snel beelden en verhalen kwamen, dat ik zo snel in mijn herinnering kon duiken. De schat leek voor het oprapen te liggen. (…) Wat voor mij heel belangrijk was: het schrijven bracht me terug bij mijn eigen bron van mogelijkheden. Eigenlijk was het een herontdekken van wat ik als kind kon en waar later geen ruimte meer voor was.Pieter Hoes (die na een zware hersenbloeding deelnam aan een cursus levensverhalen schrijven, als revalidatieoefening)

Ik verwijs hier naar een paar eerdere Snipperberichten, waarin ik schreef over het ontwikkelen van creativiteit in taal (Snipperberichten 3, 7 en 14). Daarin noemde ik al een paar auteurs die mij inspireerden: Gabriele Lusser Rico, Marilee Zdenek, Julia Cameron, Margaret Boden, Sybren Polet en Mihaly Csikzentmihalyi, naast docenten taalexpressie en creatief schrijven uit de 80-er jaren en daarna, zoals Paul Dijkstra, Wim Verlaeckt, Peter van den Hoven, Peter Dekkers, Wanda Reumer en Annet van Battum. Van de mensen die vertelden en schreven over creativiteit in taal, noem ik onder vele anderen: Jos van Hest, Nathalie Goldberg, Peter Elbow, Damon Knight, Per Groen. Inmiddels is er een hele nieuwe generatie docenten over taal: in mijn boekenkast staan méters boeken, ik kan niet alles en iedereen noemen.

Het levensverhaal als leermateriaal: over leerprocessen in het werken met levensverhalen

Tussen mens en mens is dit het hoogste: de leerling is aanleiding dat de leraar zichzelf begrijpt, de leraar is aanleiding dat de leerling zichzelf begrijpt; de leraar laat bij zijn dood geen aanspraak op de ziel van de leerling achter, evenmin als de leerling er aanspraak op kan maken dat de leraar hem iets te danken heeft.S. Kierkegaard in: Wijsgerige kruimels of Een kruimeltje filosofie door Johannes Climatus uitgegeven door S. Kierkegaard. Ambo, 1995

Hoe zit dat nu precies met gebruiken en tradities in onze streek, hoe kan ik mijn verhaal plaatsen tegen de achtergrond van de geschiedenis? Wat betekent een moeilijk woord, hoe kan ik een verhaal mooi opbouwen, hoe moet ik foutloos d’s en t’s schrijven? Hoe zit dat met levensloopindelingen? Door het herinneren en het vertellen over vroeger kan de behoefte aan meer kennis en informatie over de tijd waarin het verhaal zich afspeelde, opkomen. Al doende en met heel verschillende invalshoeken ontstaat zo in een groep levensverhalen schrijven (of tijdens het maken van een levensboek) de behoefte aan meer kennis en weten. Er zijn evenzovele manieren om er iets mee te doen. Internet biedt vaak uitkomst, maar ook de bibliotheek, het archief, een boek, een gerichte cursus of een interview met iemand kunnen behulpzaam zijn. Als je als begeleider wilt ingaan op deze vragen, moet je bereid zijn met je deelnemers op zoek te gaan. Als je zelf niet deskundig bent op specifieke terreinen kun je deskundigen als gast uitnodigen of deelnemers de weg wijzen. Het gaat natuurlijk niet alleen om het overdragen van specifieke kennis en kunde, het gaat vooral om het begeleiden van leer- en bewustwordingsprocessen. Levensverhaalschrijvers gaan op zoek in archieven, doen stamboomonderzoek en raadplegen genealogische bronnen, pluizen geschiedenisboeken en internet na, zoeken uit hoe het precies zat in dat jaar, in die periode, in die tijd. Zij gaan op zoek naar achtergrondinformatie, zodat het verhaal in het kader van de grotere geschiedenis en belangrijke maatschappelijke gebeurtenissen een plek kan krijgen. Het verhaal wordt een verhaal in de tijd, geplaatst in de historie. Sommige levensverhalenschrijvers worden de schatbewaarders van de familieverhalen. Zij geven de erfenis door, laten de verhalen na voor degenen die na hun komen, vertellen de verhalen van vroeger die zullen verdwijnen met hun dood. Ze maken de dagelijkse geschiedenis van hun tijd zichtbaar voor wie die nog niet kent. Door de verhalen kun je iets leren over de tijd die voorbij is.

Zo kun je Jeanne zien gaan met haar mand vol eieren en groenten in het trammetje van Margraten naar Maastricht om naar de markt te gaan in de dertiger jaren van de vorige eeuw.Het badhuis komt tot leven in een verhaal van Veroon.De oorlog komt in beeld: Klari verhaalt over hun geheime kamer met onderduikers, Cécile over het luisteren naar de radio en Ria over de kelders waarin zij verbleef tijdens bombardementen. Verhalen over een bevrijdingsrok, over naoorlogse anti-duitse gevoelens, over het werken in een kamp, over de aankomst van een Nederlands-Indisch gezin in Nederland, over een begrafenis per paard met koets, over de grootgrutter die met zijn vrachtwagen waren rondbrengt tijdens hevige vorst toen er nog geen wegen bestrooid werden, over het geslachte varken… ze verlevendigen gebeurtenissen die velen niet kennen.

Ik ben veel bezig geweest met mijn voorgeschiedenis en ik heb die verhalen ook opgeschreven omdat ik dingen van vroeger wilde bewaren. (…) Ik ben nu de bewaarder van de verhalen van de familie. Sannie Huijbregsen-van de Werfhorst (1927)

Het gaat dan niet alleen om verhalen die de grote geschiedenis illustreren, ook heel alledaagse herinneringen, herkenbaar voor velen, worden vastgelegd, zoals verhalen over vaders en moeders, over boodschappen doen en appels rapen in de herfst, over buren en ijspret. Het zijn de verhalen die de geschiedenis bouwen: elk verhaal is een steen in een groot bouwwerk. Andersom werkt het natuurlijk ook: geschiedenis wordt levend als je de verhalen vertelt van de mensen die toen leefden. Een cultuur, gebruiken en gebeurtenissen in een land dat we niet kennen worden zichtbaarder en begrijpelijker in de verhalen van de mensen die er leven. Ook in het onderwijs, de volwassen- en oudereneducatie wordt het levensverhaal veelvuldig gebruikt in leerprocessen. Zo kun je met mensen verhalen schrijven over gemeenschappelijk ervaren situaties (bijvoorbeeld van boerenafkomst zijn), over belangrijke gebeurtenissen of perioden (bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog), over belangrijke veranderingen die veel mensen meemaken (bijvoorbeeld de eerste baan, pensionering) en over de eigen historie en cultuur (bijvoorbeeld de geschiedenis van de streek, Zie G. ter Steege, K. Penninx & N. Rögels: Uitkijken naar het dessert. Levensloopmethoden in educatief werk met ouderen. Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht, 1994). Vanuit het bezig zijn met het eigen verhaal wordt een brug geslagen naar een groter, omvattender verhaal: de wereld om de schrijver of schrijfster heen, maatschappelijke ontwikkelingen en gebeurtenissen. De gemeenschappelijke geschiedenis heeft veel invloed gehad op de persoonlijke levensgeschiedenis. Deelnemers ontdekken veel als ze hun eigen verhaal vergelijken met dat van anderen en als ze het plaatsen tegen de achtergrond van de tijd waarin het geleefd werd en de plaats waar het zich afspeelde. Dat leidt bij sommigen tot inzichten in de samenhang tussen hun eigen verhaal en de sociale context (ZieJumbo Klercq en Kees Penninx: Van het concert des levens krijgt niemand een program. Een levensloopbenadering in het educatief werk met ouderen. In Vorming, 5, nr. 3, 1990; En: Kees Penninx: Naar een levensloopbenadering in de volwasseneducatie. Motieven, model, materiaal. Volkshogeschool Ons Erf en Provinciaal Beraad Volwasseneducatie Noord-Brabant, 1988). Het wordt duidelijk hoe het individuele persoonlijke verhaal alleen maar vorm kan krijgen binnen de grenzen en mogelijkheden van de tijd en de waarden en normen van dat moment. We zijn kleine radertjes in een groter geheel. Ons leven bestaat niet alleen uit wat we deden omdat we dat wilden, veel is bepaald door gebeurtenissen die we zelf niet gewild hebben. We hebben zelf niet alles te vertellen gehad in ons levensverhaal. Er is een spanning tussen autonomie en maatschappelijke grenzen. Door het ontdekken van deze samenhang kan soms het maatschappelijke of politieke bewustzijn van deelnemers veranderen. Ze krijgen meer belangstelling voor de geschiedenis en voor de actualiteit, ze ontdekken mogelijkheden om ook maatschappelijke keuzes te maken, bijvoorbeeld door het meedoen in een ouderenbelangenorganisatie. Zingevings- en filosofische vragen worden daarbij niet uit de weg gegaan. Het dwarsverband is duidelijk: leren gaat vaak samen met het stellen van zingevingsvragen.

Ik vertelde er al eerder over: in een schrijfcursus kan het schrijven van eigen levensverhalen verbonden worden met het lezen van de verhalen van anderen. Schrijven werkt leesbevorderend. Fragmenten uit autobiografieën werken inspirerend, zowel vóór het schrijven als erna. Het leren kennen van het autobiografische genre in de literatuur, weten over de geschiedenis van de autobiografie (en biografie), geïnspireerd worden door andere genres: de literatuurgeschiedenis is een oneindige bron van kennis en weten. Ook over schrijftechniek kan veel geleerd en geoefend worden: veel levensverhalenschrijvers bekwamen zich in het schrijven als vak. Ze oefenen met het beschrijven van personages, denken na en geven vorm aan ruimte en tijd in verhalen, kiezen een perspectief en proberen andere perspectieven uit, oefenen met opbouw van verhalen en schrijven in rondes. De gereedschapskist van de taal wordt uitgepakt. En passant kan er kennis over grammatica en taalbeschouwing doorgegeven worden. Zo begeleid je mensen die hun levensverhaal schrijven vaak op weg naar nieuwe keuzes en nieuwe plannen. Mensen leren van hun eigen verhaal. Het terugkijken op eigen ervaringen maakt patronen en herhalingen zichtbaar, en het verhaal biedt zo alle aanleiding voor een diep beleefd ‘ervaringsleren’: zo ging het vaak, wil ik zo verder of ga ik het anders doen? Hoe en wat mensen willen leren, heeft alles te maken met wat ze eerder in hun leven hebben verworven of gemist en met de vragen die ze nu op basis van die eerdere ervaringen formuleren ( Zie G. ter Steege: Herinneringen in beeld: nieuwe verhalen die oude tegenspreken. In Leeftijd, 12, dec. 1991). Leerbehoeften worden ontdekt, vrijetijdsmogelijkheden onderzocht, plannen gemaakt en strategieën ontwikkeld. Sommigen besluiten een specifieke cursus te gaan volgen (eindelijk leren met een computer te schrijven) , anderen richten een wandelclubje op. Woorden geven aan het eigen verhaal en leren dit vanuit verschillende perspectieven te bekijken, leidt vaak tot een hernieuwde blik op de toekomst.

Een heel ander aspect van de relatie tussen levensverhalen en lesgeven wil ik nog noemen, zonder het uit te werken. Als docent begeef je je op een heel groot terrein van onderwijs, met eigen wetten, regels, en mogelijkheden. Hoe geef je eigenlijk les? Heb je een eigen stijl van lesgeven? Wat voor een docent ben je eigenlijk? Wie zitten er in jouw groepen en hoe sluit je daar bij aan met je lessen? Zo gauw je werkt met een groep heb je te maken met groepsprocessen: hoe maak je van een groep een samenhangend geheel? Hoe zorg je dat mensen zich thuis en gezien voelen, hoe voorkom je strijd? Hoe ga je om met haantje de voorste en hoe geef je degene die altijd zwijgt het woord? Hoe leren mensen en wat heb je hen als leraar te bieden? Hoe beïnvloeden leraar en leerling elkaar? Het zijn spannende processen waarover veel te leren is. Zo leunt alles tegen elkaar aan. (Ik heb tientallen jaren lesgegeven, ook in het reguliere onderwijs, en ik ben natuurlijk mede gevormd door alles wat ik daar meemaakte en leerde. Ik noem lukraak een paar van mijn inspiratiebronnen voor de relatie tussen werken met levensverhalen en onderwijs: Boeken over didactiek en didactische werkvormen, bijvoorbeeld Wanda M. Dijkman: Didactiek en lerende volwassenen. Leren professionaliseren. Spruyt, Van Mantgem & De Does BV, Leiden, 1993; Boeken over groepen en groepsdynamische processen, bijvoorbeeld Guus van Lente: De groep. Processen en patronen. Het Spectrum, Utrecht, 1991; Informatie over leerstijlen (de leerstijltest van Kolb), de Roos van Leary, het werken met kernkwaliteiten, Neuro Linguïstisch Programmeren, themagecentreerde interactie (van Ruth Cohn), het ervaringsleren (van Paolo Freire, destijds een enorme inspiratiebron voor mij) en nog veel meer; Levenslooptheorieën en levensloopbenaderingen, bijvoorbeeld van Erik Erikson, Charlotte Bühler, Cornelis Verhoeven, Bernard Lievegoed, H.C.I. Andriessen, A. J. Welman en Penelope Washbourn; Bruno Paul de Roeck en Joos van den Abeele: Liever leren dan afleren. Praktische levenslessen. De Toorts, Haarlem, 1985, een van de weinige boeken die alle opruimrondes overleefd heeft in mijn boekenkast.)

Dit Snipperbericht krijgt een vervolg in deel 2, waarin ik zal vertellen over de therapeutische en spirituele functie van het werken met levensverhalen.

José Franssen (24-12-2013: De interviewfragmenten die ik citeer, komen uit mijn boek In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008. In dat boek heb ik ouderen geïnterviewd over hun eigen proces rond het bezig zijn met het eigen levensverhaal. Het maken van dat boek was een fantastische ervaring, omdat veel mensen pas achteraf konden benoemen wat het schrijven van hun eigen verhaal met hun gedaan had. In de interviews kom je op alle mogelijke manieren het interdisciplinaire karakter van het werk tegen.)