Snipperbericht 36
TIEN BELANGRIJKE PRINCIPES VOOR HET WERKEN MET LEVENSVERHALEN: Het eigen verhaal centraal - Structuur - Eenvoud - Motieven - Lust - Veelheid - Waarneming - Waarheid en illusie - Hier en nu - Liefde Lezing studiedag 16 november 2012 in Utrecht
1. Herinneringen: Het eigen verhaal staat centraal! Help herinneringen terug te vinden. Leer mensen terugblikken en schatten opgraven. Ik heb ooit twee herinneringskistjes gemaakt tijdens een workshop ‘Flügelkisten’ maken met Kathrin Göpfert, kunstenares en begeleidster (www.fluegelkiste.de).
Kleine oefening: Stel, jullie maken ook een herinneringskistje: wat wil je dan in je kistje? Bedenk drie kleine voorwerpen die een plaats krijgen in je kistje. Schrijf in een paar minuten trefwoorden op het kleine papiertje (het smalle strookje in je pakketje). Vertel dan aan je buurvrouw rechts je drie voorwerpen en waarom. Heel kort, in een minuut. Stel je ook heel even voor aan elkaar! Vertel vervolgens aan je buurvrouw links je drie voorwerpen en waarom. Stel je even voor aan elkaar.
Nu zouden we met gemak de rest van de dag of van een tweedaagse kunnen besteden aan het ophalen van de herinneringen aan die voorwerpen, aan het schrijven van die verhalen over die voorwerpen, aan het delen van die verhalen met anderen en/of aan het maken van een herinneringskistje of herinneringskastje. Ik ken een zorgcentrum waar iedere bewoner bij zijn of haar komst een kastje krijgt, dat hij of zij (of iemand met hen samen) kan vullen met een of meer herinneringen. Dat kastje wordt opgehangen bij de voordeur naast de naam van die bewoner. Een variatie erop: een herinneringsdoos, waarin je de herinneringen van een ander bewaart. Ik maakte een herinneringsdoos voor mijn moeder toen ze dement werd: af en toe haalde ik de voorwerpen tevoorschijn en vertelde zij me de verhalen van de voorwerpen, of (later) ik vertelde haar de verhalen van de voorwerpen, stukjes van haar eigen levensverhaal. Mogelijk vervolg van de oefening: Van kistjes naar kasten. Loop rond in je huis en bekijk in elke ruimte van je huis je kasten. grote kasten, kleine kastjes, badkamer, zolder, kelder en garagekastjes. Zonder twijfel heb je binnen een uur een prachtig verhaal over een kast, dat heel veel meer vertelt dan dat die kast groot klein mooi of lelijk is. Als je de kast openmaakt, vind je de spullen in die kast. Ook daar kun je weer naar kijken, en spullen uitzoeken die een verhaal hebben. Als ik dan tegen jullie zeg: zoek iets dat voor jou verbonden is met iemand uit je leven, leg je al een rechtstreekse lijn naar de mensen in het eigen levensverhaal. En eigenlijk heb ik zo al een cursus vol! Herinneringskistje. Je huis. Een kast in je huis. Een voorwerp in die kast. Een persoon. Een heel weekend herinneringsplezier. Of vijf lessen. Of een dag, als je de oefeningen slim ineen vlecht…
Ik vertel jullie vandaag over een aantal belangrijke uitgangspunten (míjn uitgangspunten!) in het werken met herinneringen en met mensen en hun levensverhalen. Het eerste: zorg dat het levensverhaal centraal staat. Help mensen herinneringen terugvinden. Maar niet een heel boek. Niet het hele verhaal. Geen afgerond levensverhaal. Er bestaat trouwens geen afgerond levensverhaal. Het materiaal is oneindig. / Altijd een mozaïek – fragmentarisch – puzzelstukjes: ook in prachtige levensverhalen lees je dat fragmentarische, het associatieve, terug. Ik las net het Winterlogboek van Paul Auster (Uit het Engels vertaald door Ronald Vlek. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2012): daarin vind je dat fragmentarische heel mooi terug. De rode draad ontstaat na verloop van tijd – of is er meteen en is leidend bij het zoeken naar de stukjes. Ik werk niet chronologisch. / Na al die jaren is het voor mij nog steeds een mysterieus en spannend gebeuren: de spanning tussen het bekende en versleten, afgezaagde verhalen (jaja, dat verhaal kénnen we nou wel!) en de via het herinneringswerk opduikende, fonkelnieuwe, kersverse herinneringen (ó, nou weet ik het ineens weer…) die een stukje aan het grote mozaïek van het eigen verhaal toevoegen. / Het verhaal is het verhaal voor zover je het zelf kent (en voor zover je het wilt delen). / Verhalen (voorlezen, lezen, vertellen, zien) verleiden tot nieuwe verhalen. Verhalen raken verhalen aan, maken herinneringen wakker, stoffen vergeten verhalen af. / Iedereen heeft een uniek verhaal – tegelijkertijd maakt het delen van verhalen met anderen duidelijk dat naast die uniciteit ook herkenbaarheid staat. Anderen hebben ook een verhaal, soms herkenbaar (je bent de enige niet), maar ook altijd weer anders. Je zou kunnen zeggen: alle verhalen zijn uniek en toch zijn ze ook allemaal hetzelfde, verhalen van leven en dood van vooruitgang en stilstand, van liefde en loslaten, verdriet en blijdschap. / Niet alleen herkennen, maar ook erkennen van het eigen verhaal: dit is mijn verhaal, identiteitsbevestiging (positieve). / Er is geen goed of fout verhaal. Ieders verhaal is goed. deelnemers in een groep leren respect te hebben voor de verhalen zoals ze verteld en gedeeld worden. Er zijn geen goede en foute verhalen. Elke dag heb ik een ander verhaal. Elk verhaal is waar. / Ik heb ervaren dat elk nieuw stukje van de puzzel niet alleen “verhaal” toevoegt, maar ook eigenheid, identiteit, stevigheid, blijheid en ook soms verdriet, en vooral echtheid, waarachtigheid. Het gaat over de wezenlijke dingen in het leven: wie ben ik en welke zin heeft dit alles? / Is het levensverhaal alleen voor ouderen? Welnee. Maar het is wel een voertuig naar contact. Met leeftijdgenoten, met kinderen of ouders, met kleinkinderen, buren (intergenerationeel, intercultureel, alles kan). Levensverhalen schrijven, vertellen, verbeelden en dat delen met anderen kán mensen (weer opnieuw) laten spreken (ouderen uit de verstomming halen). Je laat je horen en wordt gehoord. Je voert een hernieuwde dialoog met jezelf. Als je schrijft voer je een gesprek met jezelf op papier. En via voorlezen en vertellen voer je een dialoog, een gesprek met de ander. Je komt in contact. Je wordt gehoord en gezien. Het levensverhaal kan mensen uit hun eenzaamheid en isolement halen.
'Ik herinner me niet wanneer ik voor het eerst van deze herinneringsboeken hoorde. Maar ik besefte onmiddellijk dat het iets was waarover ik meer te weten moest komen. Deze herinneringsboeken, deze boekwerkjes met ingeplakte foto’s en teksten geschreven door mensen die nauwelijks in staat waren het alfabet te hanteren, konden op vele manieren de belangrijkste documenten van onze tijd blijken te zijn. Wanneer alle onderzoeken, protocollen, financiële afrekeningen, dichtbundels, toneelstukken, computerprogramma’s, wiskundige formules voor het lanceren van ruimterobots, al die dingen die onze levens en onze geschiedenis vormen, zijn vergeten, zullen deze boekjes, deze herinneringen(…) , misschien de belangrijkste documenten van onze tijd zijn. (…) Ik bladerde door de boekjes. Ze bevatten geperste bloemen, insecten, onder meer een vlinder waarvan de vleugels glansden door een opvallende blauwe nuance. Iemand had met plakband zandkorrels in het boekje geplakt. Maar er stonden ook krijttekeningen in, getekende poppetjes, landschappen, mensen, alsof de pagina’s oeroude rotsschilderingen bevatten. Ik zag verhalen zonder woorden, zonder foto’s. Er sprak vreugde en duidelijkheid uit deze vertellingen. (…) Al met al heb ik (…) ongeveer dertig herinneringsboeken doorgelezen. Enkele ervan waren af, enkele waren onderbroken door de dood en zouden nooit méér worden dan onvoltooide vertellingen. Enkele waren geschreven door mensen die op dat moment niet meer leefden, andere boeken hadden een schrijver die nog wel in leven was. Al deze boeken waren verschillend. Sommige waren kort en bondig, magertjes haast. Dat kon aan de stijl liggen, maar ook aan de inhoud. Er waren mensen die bijna niets wisten over hun voorouders. Zij hadden de pagina’s die over ‘mijn familie’ gingen, leeg gelaten. Andere leken ernstig gebukt te gaan onder het gevoel dat ze eigenlijk niets te zeggen hadden. Ze dachten dat hun leven saai was, (… …). Maar ook al waren sommige boekjes dun, toch waren ze stuk voor stuk levendig en uiterst expressief. Alles wat daarin stond, teksten, tekeningen, geperste voorwerpen als bloemen of vlinders – alles ging over leven en dood. (…) Henning Mankell in: Ik sterf, de herinnering leeft. Vertaald uit het Zweeds door Ina Sassen. De Geus, Breda, 2004
Centrale vraag in mijn Landschap van herinneringen is de hoe-vraag. Hoe doe je het? Waarom zo? Want mensen herinneringen laten terugvinden is geen kunst. Het gaat erom dat ze er blij mee kunnen zijn en dat ze hen helpen het leven verder vorm te geven. Mijn werkwijze is persoonlijk. Mijn hoe past bij mij. Ik heb er bijna 60 jaar over gedaan om het te ontwikkelen. Mijn hoe heeft te maken met mijn eigen levensverhaal en is maar gedeeltelijk overdraagbaar. Daarom kan ik jullie niet vertellen hoe je het moet doen. Ik kan jullie wel vertellen wat ik belangrijk ben gaan vinden en waarom. Als het je inspireert, neem je het mee, als je er niks mee kunt, laat je het weer los. Dus zie wat ik vertel als een toetssteen voor je eigen denken en werkwijze. Niet als wetten in de zin van 'zo moet het dus'.
2. Structuur: Bied structuur. Laat mensen daarbinnen hun eigen vorm vinden
Schrijven is een vorm van herinneren,’ zegt Knausgard. ‘Ik maak geen notities en neem niks op. Maar als ik begin te schrijven, dan weet ik weer hoe het was. Toen ik negentien was deed ik een cursus creative writing en leerde dat al het overbodige weg moest. Schrijven is schrappen, een minimalistische filosofie. Dat paste niet bij mij. Toen ik alles erin liet, in plaats van eruit haalde, werd het waarachtiger. Ik concentreerde me niet meer op mooie losse zinnen, en herwon daarmee iets cruciaals. Als kind las ik veel en ervoer ik lezen als een manier om te verdwijnen in de tekst, een zelfloze staat van zijn. Die staat hervond ik door deze manier van schrijven: snel, veel, en zonder te schrappen. Er zit geen plan, geen plot achter. Maar wel een blind vertrouwen in intuïtie.’ In: Stine Jensen: ‘Ik geef mijn hele zelf weg’. Interview met Karl Ove Knausgard in NRC Handelsblad, 9 november 2012
Ik hou van structuur en ik geloof er ook in. Structuur biedt houvast. Structuur creëert veiligheid en voorkomt verhalen die in een groef zitten. De herhaling van soorten activiteiten biedt herkenning en de veiligheid die nodig is als basis voor het experimenteren met de eigen creativiteit. Ik geloof in de cursusvorm, liefst 10 à 12 lessen wekelijks met groepen van 8 tot 12 mensen. Genoeg lessen, omdat eerst het herinneren op gang moet komen en mensen elkaar moeten gaan vertrouwen. Genoeg mensen, omdat de variatie van de verhalen leerzaam en helend is. Er zijn duizend andere vormen en mogelijkheden. Kortere cursussen. Weekenden. Zomerweken met compacte programma’s. Wekelijkse herinneringsuurtjes met dementerenden in groepjes van maximaal 6 personen. Individueel werken. Met een familie werken rond een levensboek. Maar een paar dingen moet je voor jezelf en met je deelnemers op een rij hebben: 1. Jullie moeten een gezamenlijk doel hebben dat richting geeft. Levensverhalen schrijven voor jezelf combineren met verhalen schrijven van anderen? Niet doen, het is heel iets anders! Mensen die liever vertellen in een schrijfgroep? Alleen als ze óók willen schrijven. 2. Creëer dus helderheid over het Wat: wat doen jullie met elkaar? Een herinneringsboek maken, het eigen levensverhaal schrijven, een herinneringskistje maken? 3. Creëer helderheid over het Hoe: hoe doen jullie dat? Zelf schrijvend? Of vertelt de een terwijl de ander het opschrijft? Gaat het om beeldend vormgeven, of zeg het simpeler: knutselen? Wil je een toneelstuk maken op basis van herinneringen? Liedjes maken naar aanleiding van herinneringen? 4. Benoem je doelgroep en creëer zo helderheid over het Wie: ouderen, jongeren, ouderen met hun kinderen? Buurtbewoners? Mensen met een bepaald beroep? Mensen met geheugenproblemen, maar wel nog genoeg herinneringen? Jongeren?
Ook in je lessen is structuur van belang. Laat je deelnemers niet doelloos rond hobbelen in hun herinneringen. Geef aanwijzingen, concrete aanwijzingen. Creëer tijdsdruk en bewaak de tijd, dan gebeurt er meer en is er minder ruis. Structureer je lessen en je oefeningen, dat biedt houvast en veiligheid aan je deelnemers. Hoe minder je structureert, hoe meer onvoorspelbare gebeurtenissen op je weg komen. Ook de oefeningen zijn gestructureerd. Ze volgen een aantal stappen na elkaar, individuele opdrachten (de herinnering ingaan, herinneringen vinden via associatie- en waarnemings-oefeningen), communicatie-opdrachten (uitwisselen met groepsleden), opdrachten voor het maken van keuzes, verkenning, en vormgeving en opdrachten rond het delen van de verhalen met elkaar en het geven van feedback daarop. In de workshop in december zal ik die fasering en het karakter van de verschillende stappen uitgebreid belichten. Het effect van structuur: veiligheid, duidelijkheid, er gebeurt veel meer, mensen werken hard en geconcentreerd, en zij nemen als vanzelf het afmaken van hun verhalen als opdracht mee naar huis (als ze er plezier in hebben). Maar: de structuur mag niet de baas zijn. Zij is een richtlijn en een kader voor je programma. Afhankelijk van sfeer, gebeurtenissen en reacties van deelnemers, kun je schuiven, weglaten, toevoegen en veranderen. Vergeet nooit je intuïtie mee te nemen.
Mogelijkheden om met levensverhalen te werken / met mensen levensverhalen schrijven / levensboeken maken / verhalen optekenen voor een ander / herinneringsdozen of herinneringskistjes maken / voorlezen over vroeger / lezen van (roman) fragmenten / tentoonstelling rond een thema uit het levensverhaal / maken van herinneringscollages / schilderen van portretten of gebeurtenissen uit je leven, levenspanorama / levensverhalen omzetten in toneel en spelen / liedjes maken en zingen rond thema’s uit het eigen levensverhaal / het eigen verhaal dansen of bewegen / herinneringsmuseum maken in een kamer (in zorgcentrum) / herinneringsmuur maken
3. Eenvoud: Bewaak de eenvoud. In de kast van het geheugen is het al ingewikkeld genoeg. Zorg voor eenvoudig opgebouwde oefeningen met herkenbare elementen. Kies zeker in het begin eenvoudige, kleine en concrete thema’s. Een kast. Een adres. Een kledingstuk. Een paar schoenen. Hou het simpel. En: probeer vooral niet teveel in je lessen te stoppen, de grote fout van veel lesgevers, mijzelf incluis. Het levensverhaal is zo groot en onoverzichtelijk, het geheugen zo complex, en als je eenmaal begint met herinneren, wordt het er alleen maar complexer op, als je niet oppast. En dan hebben we het nog even niet over de waarheid. Behoed mensen voor verdwalen in dat te grote paleis. Behoed mensen voor het te snel te grote en onverwerkte verhalen willen delen. Je zet processen op gang ín mensen zelf, die niet ophouden als ze naar huis gaan of als jij weggaat. Ze moeten het kunnen behappen en niet verzuipen, ze moeten uitzien naar de volgende keer en er niet tegenop zien. Maak mensen nieuwsgierig.
4. Motieven: Sluit aan bij de motieven van je deelnemers Het is nog ingewikkelder, doordat alle mensen in je groep een ander motief hebben om mee te doen. Bijvoorbeeld: doorgeven van verhalen, iets nalaten, geschiedenis vasthouden: 'Ik ben veel bezig geweest met mijn voorgeschiedenis en ik heb die verhalen ook opgeschreven omdat ik de dingen van vroeger wilde bewaren. (…) Ik ben nu de bewaarder van de verhalen van de familie' Sannie Huijbregsen-van de Werfhorst 1927
schrijfplezier, kennis over schrijven en taal, maar ook identiteitsgevoel: 'Wat het mij gebracht heeft, het bezig zijn met mijn eigen levensverhaal? Het plezier in het schrijven vooral, veel voldoening. Maar ook kennis over schrijven en de taal. En zelfbevestiging: ik heb ontdekt dat je met taal gevoelens kunt verwoorden op papier.' Klari Boer 1933
hervinden van creatieve bronnen (na een hersenbloeding): 'Ik vond het een openbaring dat er zo snel beelden en verhalen kwamen, dat ik zo snel in mijn herinnering kon duiken. De schat leek voor het oprapen te liggen. (…) Wat voor mij heel belangrijk was: het schrijven bracht me terug bij mijn eigen bron van mogelijkheden. Eigenlijk was het een herontdekken van wat ik als kind kon en waar later geen ruimte meer voor was' Pieter Hoes 1946
troost (na overlijden echtgenoot): 'Je vindt troost bij de verhalen van anderen. (…) Ik ben mijn verhaal gaan nemen zoals het is, ik heb geleerd er vrede mee te hebben, het te accepteren zoals het is.' Jeanne Last-Frijnts 1918
heling en meer balans in het leven (na kindertijd met misbruikservaringen): 'De dingen uit het verleden heb ik gehad, die zijn voorbij en die wil ik niet meer. Ik wil zijn wie ik ben, met mijn hele verhaal. Ik wil ook niet meer alles wegstoppen en wegpoetsen. Het mag er zijn, het verhaal van mijn leven. Door er over te schrijven, heb ik ontdekt dat ik kan zijn wie ik ben.' Cécile van der Loo 1936 Fragmenten in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2008
Er zijn nog veel meer motieven. Zorg dat je die motieven kent. Waarom willen mensen hun verhalen schrijven of vertellen? Zie ook mijn boek In mijn koffer op zolder. verhalen van ouderen voor ouderen. Luister naar de motieven. Jouw feedback moet passen bij die motieven. Zorg voor alle deelnemers in je groep met hun verschillende motieven (formeel én informeel!). Iemand die het verhaal voor de kinderen wil vastleggen heeft een heel andere drijfveer dan iemand die het eigen verhaal wil publiceren of iemand die de geschiedenis van zijn levenswerk, zijn bedrijf wil vastleggen. Individualiseer daarom ook je feedback grotendeels. De een heeft niks aan het commentaar voor de ander, erger nog, het slaat hem of haar dood. Differentieer je feedback en vind daar vormen voor. Doe vooral niet alles in de groep. Wel verhalen delen, maar geen eindeloze commentaren geven.
5. Lust: Help mensen hun creativiteit te ontwikkelen. Zorg dat ze er zin in hebben. Verhalen brengen mensen in beweging.
'… Als uw dagelijks leven u inhoudelijk arm voorkomt, klaag het dan niet aan, zeg tegen uzelf dat u niet genoeg dichter bent om de rijkdommen van dat leven te kunnen benoemen; want voor de scheppende mens bestaat er geen armoede en geen arme, onbelangrijke plaats. En zelfs al zat u in een gevangenis waarvan de muren geen geluid van de buitenwereld tot uw zintuigen zouden laten doordringen, zou u dan niet nog altijd uw jeugd hebben, die kostbare, koninklijke rijkdom, die goudmijn van herinneringen? Richt uw aandacht daarop. Probeer gevoelens op de bodem van dit verre verleden naar boven te halen; uw persoonlijkheid zal zich consolideren…' Rainer Maria Rilke in: Brieven aan een jonge dichter. Balans, Amsterdam, 1991
Mijn medium is de taal, de taal van de woorden en letters en zinnen. Het is mijn middel om mij uit te drukken, mijn creatief potentieel. Ik werk met de taal van verhalen, vertellen, lezen en schrijven. Ik kan ook werken met de taal van het beeld, de foto, de tekening, de film. Ik kan ook werken met de taal van de collage, van beeldend werk. En er zijn meer talen, de taal van de muziek (geluid), de taal van de dans en de beweging… Ik werk met en vanuit mijn eigen medium, dat ik cirkel na cirkel vergroot en verbreed heb in de loop van de jaren met allerlei werkvormen, middelen, oefeningen en experimenten. Ik geloof in het ontwikkelen van je creatieve vermogens: iedereen heeft een eigen medium, een eigen taal, en die taal te ontwikkelen is het hoogste goed. Creativiteit is van levensbelang, heeft een enorme verbindende, vormgevende en helende kracht. Bij creativiteit hoort plezier hebben in, zin hebben in, speels en vrolijk nieuwe dingen ontdekken, lust ervaren, zoeken naar je bronnen. Daarom is het plezier in mijn werk mij heilig. Als ik merk dat ik er zelf geen plezier meer in heb, kan ik het niet meer doorgeven. Als ik geen zin meer heb, kan ik dat niet uitstralen en doorgeven. Dus: ik bied aan en ik werk met wat ik zelf mooi, interessant, boeiend vind. Dus mijn werk verandert altijd, omdat ik verander. Ik werk met wat mij beweegt en veroorzaak daardoor beweging bij anderen. Ik wil geraakt worden en anderen raken. Mijn hoofddoelstelling in mijn werk is altijd dezelfde: ik wil de mensen met wie of voor wie ik werk, enthousiasmeren, zodat ze zin krijgen, zodat ze ermee door willen gaan en nieuwsgierig worden naar de volgende keer, ik wil dat ze op de punt van de stoel gaan zitten, dat ogen, schouders en ruggen wakker worden. Ik wil mensen verleiden. Mensen die enthousiast zijn, worden vanzelf nieuwsgierig. Nieuwsgierige mensen leren vanzelf. Vrijwilligheid is essentieel voor creativiteitsontplooiing. Niets moet. Als een oefening je niet aanstaat: niet doen, of doe iets anders. Als je niet wilt delen: niet doen. Mensen hebben altijd de vrijheid om mee te doen of even te passen, of iets anders te doen. Je moet het willen en je moet er zin in hebben. Deelnemers dragen zélf de verantwoordelijkheid daarvoor. Zij vertellen alleen wat ze zelf kwijt willen. Ik doe dat via de taal en ik doe dan ook in het verhalenwerk mijn best om mensen in beweging te krijgen. Ook in hun eigen taal en in hun eigen herinneringen. Associatieoefeningen en vaak ook het leren associëren, het op nieuwe manieren omgaan met herinneringen, met de taal en met verhalen horen daarbij. Ik wil mensen leren hun verhalen als parels en mooie edelstenen (vaak toevallig) te vinden en te polijsten, zodat ze eerst lukraak en later doelbewust aan een lange ketting geregen kunnen worden.
Ze liggen uitgeprint naast mij, m’n schema’s. Volgens berekeningen van lang geleden had ik hier, op pagina vijfenzestig, al lang en breed de beschrijving van onze vroegere huisbazin achter de rug moeten hebben. Dikke Liza was haar naam, vrekzucht en wispelturigheid haar faam. Ook Onze Hardwerkende Bultenaar had ik allang moeten tekenen. Hij woonde bij ons om de hoek. Een taaie, uitgemergelde, schichtig om zich heen kijkende man, met hoog op zijn rug een schoenendoos van vlees en ruggengraat. Net zo goed was hij de trotse vader van een dozijn spruiten die wij, met de wreedheid kinderen eigen, ‘de Bultjes’ noemden. Bultje 1, Bultje 2, Bultje 3… (…) Verscheur ze. Allemaal. Met vreugde. Je schema’s, je nota’s, je treftroep. Delete, delete, de Lethe. Wat van tel is zit herinneringsklaar te tollen in je kop. Jaag van nu af enkel nog op het kwikzilveren moment. Het lukraak geknetter onder je hersenpan. Oogst het ogenblik en pluk het impromptu. We zien wel waar we uitkomen, tezamen. Lanoye in: Sprakeloos. Prometheus, Amsterdam, 2009, blz. 65 en 66
6. Veelheid: Werk interdisciplinair. Werk multimediaal Of: zorg voor veel afwisseling en variatie. Bedien mensen in hun heel verschillende behoeften en mogelijkheden. Laat hen hun eigen taal en bronnen ontdekken. Doe steeds iets anders (maar hou het wel simpel en giet het in een kader dat bekend is, zie structuur). Maak mensen nieuwsgierig naar meer. Het werken met levensverhalen speelt zich af op het kruispunt van meerdere disciplines: Creativiteitsontwikkeling: plezier in taal, lezen, schrijven en de eigen creatieve vermogens ontdekken. Daarover heb ik zojuist al het een en ander verteld. / Leren: kennis opdoen, over nieuwe boeken en personages, je horizon verbreden, iets nieuws onderzoeken en verkennen. Kennis over schrijftechnieken, associatietechnieken, verhaalopbouw, autobiografie als genre. Maar ook: kennis over genealogie, geschiedenis en achtergronden van het eigen verhaal. Verhaal in het grote kader van de geschiedenis en de tijd plaatsen. De bibliotheek komt weer in beeld, het historisch archief misschien. / Therapie, preventie: schrijven heeft altijd een helend karakter, schrijf het van je af, terugblikken op je leven, ordenen, zoeken naar verbanden en oude pijn verwerken. Acceptatie van de eigen geschiedenis. Verlies verwerken, eenzaamheid bestrijden, omgaan met depressieve gevoelens, nieuwe wegen zoeken na ontslag of ziekte, dingen op een rij zetten. Niet bevestigen op lijden maar op kracht en potentie. Kracht ontstaat niet alleen via herbeleving en verwerking. Herbeleven van successen werkt ook en biedt tegenwicht; herhaal succeservaringen. Ook oplossingen zijn deel van het eigen levensverhaal. Help deelnemers uit de slachtofferrol te stappen, bronnen van kracht aan te boren en gebruiken, te putten uit positieve ervaringen. Je bent nooit de enige met een probleem. Belangrijk: de verborgen kamers in het geheugen mogen dicht blijven. Niet alles hoeft verteld. Niet alle trauma’s kunnen verwerkt worden. En ook: een verhaal mag best 20 keer verteld worden, steeds nét even anders! Zelfbescherming is erg belangrijk. Als begeleider heb je een taak in het helpen deelnemers zichzelf te beschermen. Zelfbescherming is een krachtig en belangrijk mechanisme. Je hoeft niet te veranderen, je bent goed zoals je bent. Je hoeft dus als begeleider ook geen oplossingen aan te reiken, adviezen te geven of te “helpen”. Het creëren van veiligheid en het bewaken van de grenzen is echter wel een belangrijke taak van de begeleider. Je hebt altijd te maken met het therapeutische karakter van het levensverhalenwerk, je kunt er niet omheen. / Zingeving, religieuze en spirituele aspecten: de waaromvraag, wat doen wij hier eigenlijk, wat is de zin van ons leven en de zin van het bestaan, zoeken naar diepere waarden, zoektocht naar het onkenbare. Mensen zijn vaak op zoek naar de diepere betekenis van de dingen die zijn meegemaakt hebben. Vaak zijn dat dingen die niet goed uit te drukken zijn in woorden en die te maken hebben met voelen en geloven en hopen. Als je met mensen en hun levensverhalen werkt, moet je je bewust zijn van het feit dat al deze aspecten een rol spelen en dat je er handen en voeten aan moet kunnen geven. Je kunt natuurlijk wel een sterk accent leggen op een van de invalshoeken en daarmee de andere kleiner maken. Maar denk niet dat ze dan geen rol spelen!
Multimediaal werken: Werk met verschillende werkvormen (schrijven, schilderen, tekenen, bewegen, spelvormen, met beelden, film, enz.) / Zorg voor verschil in je presentatie / Laat mensen op verschillende plaatsen zitten en doe dat zelf ook / Richt het lokaal steeds anders in, zorg voor verassingen / Zorg voor veel afwisseling in het gebruik van materialen / Werk afwisselend in tweetallen, drietallen, viertallen, kleine en grotere groepjes, en af en toe in de grote groep. Werk niet steeds in de grote groep.
7. Waarneming: Benadruk het belang van de waarneming. Leer mensen op zoek te gaan naar hun innerlijke beelden.
‘Iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op oudere leeftijd.’ Uitspraak van MartenToonder, genoemd in: Frits van der Waa: De lastige baas van Olliewood. Hij verwijst daarmee naar de behoefte die Toonder bij leven had om zijn verleden te corrigeren. Zijn autobiografie is een mengeling van feiten en fictie. Artikel over de biografie die Wim Hazeu schreef over Marten Toonder. Volkskrant 20 oktober 2012. Zelf zie ik in die uitspraak eerder de kracht van associaties via zintuiglijke waarneming.
Waarneming is in de eerste plaats natuurlijk het letterlijke waarnemen: via de zintuigen vind je je herinneringssporen. Zintuiglijke waarneming is van essentieel belang bij het opsporen van herinneringen. Heel wat van die geheugenlades en kastjes gaan pas open: bij het kijken en het zien van beelden (foto’s, film, plaatjes, toneel)- de wereld van de ogen / bij het luisteren en horen van geluiden of muziek – de wereld van de oren / bij het ruiken van geuren – de wereld van de neus / bij het proeven en smaken van eten of lekkernijen – de wereld van de mond / bij het tasten en voelen van stoffen, oppervlaktes, huid of iets anders – wereld van de tast, via onze huid, ons grootste zintuig. Leren waar te nemen zonder oordeel is een belangrijk onderdeel van het levensverhalenwerk. Veel mensen zijn het ook voor een deel vergeten: bewust en met aandacht waar te nemen. Het gaat bij het herinneren vooral niet primair om het denken, het voelen van emoties en het praten erover. (moeilijke opdracht voor hulpverleners) Dat kan beter uitgesteld worden, omdat dat teveel leidt naar verhalen die we al kennen en naar de verhalen die in een groef zitten. Je vindt een ander verhaal dan het verhaal dat je al kende.
Naast de zintuigelijke waarneming is dan de innerlijke waarneming van belang. De wereld van onze innerlijke beelden, de binnenwereld, de wereld van onze fantasie en dromen, de wereld van het voorstellingsvermogen en de verbeeldingskracht. Imaginatie, de macht van het innerlijk voorstellingsvermogen, is groot: we kunnen met onze voorstellingskracht ons leven in een positieve of negatieve richting beïnvloeden (ziekte bevorderen of genezing bevorderen). Muziek, gedichten, verhalen, kunst: de voorstellingskracht kan ons tot troost zijn en innerlijk sterker maken. Innerlijke waarneming versterken en mensen helpen voor zichzelf troostrijke beelden te maken of ontdekken via imaginatie, is een belangrijk uitgangspunt voor mij in het werken met levensverhalen. Via het levensverhaal ontwikkel je een gevoel van competentie over je eigen innerlijke toestand, je gaat op zoek naar je eigen krachtbronnen. Je creëert een veilige binnenwereld door op zoek te gaan naar positieve ervaringen, goede keuzes, mooie veranderingen en beslissingen in je leven. Als het nodig is, maak je zo ook een bedje, waarin de moeilijke ervaringen een plek kunnen hebben, al dan niet verteld. Je levensverhaal is er een van positieve en verdrietige verhalen, nooit alleen maar één kant van de medaille. Zelfs bij niet vertelde trauma’s klinken ze door aan de andere kant. Je bent nooit alleen degene met een ellendig dramatisch levensverhaal, je bent ook de regisseur van je eigen verhaal en je kunt keuzes maken en beslissingen nemen voor de tijd die nog komt. Imaginatie kan helpen meer innerlijke stabiliteit te vinden.
8. Waarheid en illusie: Weet dat de waarheid niet bestaat. Bewaak de esthetische illusie In het prachtige verhaal Help me herinneren in het gelijknamige boek van Bernlef (die zopas overleden is) vraagt Gino, een Italiaanse jongeman die geëmigreerd is naar New York, aan zijn ongeletterde moeder in zijn Italiaanse geboortedorp, naar haar herinneringen aan zijn vroege jeugd. De moeder vertelt en een dorpsgenote schrijft de verhalen in brieven naar Gino. Sommige dingen herinnert hij zich ook, sommige dingen niet.
Sneeuwwitje herinner ik mij nog vaag. Ze had lange vieze nagels waar ik bang voor was. Net als veel vrouwen die al wat ouder waren had ze een donkere schaduw op haar bovenlip, het begin van een snor. Ze was al vroeg weduwe geworden en paste niet alleen op mij maar ook op andere kinderen uit het dorp in ruil voor eten. Haar gezicht, op die snor na, herinner ik me niet meer, net zomin als die soldaatjes. Maar nu Moemoe het me verteld heeft wordt het toch ook een beetje mijn herinnering. (…) Vreemd, van dat verhaal over die man die zijn huis barricadeerde en van de honger stierf herinner ik mij niets. Maar het huis wel. (…) Ook het avontuur op het vlot in zee komt me niet bekend voor. Maar het zou best kunnen. mensen leven hetzelfde leven maar herinneren zich allemaal iets anders. Bernlef in: Help me herinneren. Verhalen. Querido, Amsterdam, 2012, blz. 141 en 152. De herinneringen die hij per brief krijgt, voegt hij als het ware toe aan zijn eigen pakketje herinneringen: het zou best zo kunnen zijn. Als hij zijn moeder weer ziet, ligt ze al twee maanden na een hersenbloeding verlamd op bed in een verzorgingshuis en hij ontdekt dat de liefdevolle dorpsgenote, die heel goed voor zijn moeder zorgt, de laatste brief met herinneringen aan hem, verzonnen heeft. ‘Die brief heeft u dus gewoon verzonnen?’ ‘Ik wist dat u daar in East Fifth ‘Street naar huis zat te verlangen, naar jeugdherinneringen die u niet langer op kon roepen, maar die u misschien nodig had om u daar staande te houden.’ ‘En zo voorzag u mij van verzonnen herinneringen.’ ‘Alleen in die laatste brief. Maakt het overigens veel uit?’ Bernlef in: Help me herinneren. Verhalen. Querido, Amsterdam, 2012, blz. 160. Hoewel, ze schreef hem haar eigen herinneringen. En hij zegt dan tegen haar: ‘Het is gek,’ zei hij, ‘maar een paar dagen nadat ik die brief gelezen had begon ik te denken dat ik zelf op dat vlot had gezeten.’ Bernlef in: Help me herinneren. Verhalen. Querido, Amsterdam, 2012, blz. 164.
De waarheid bestaat niet. De herinnering is ongrijpbaar.
Is mijn geheugen iets wat ik heb of is het iets wat ik ben? En wat is precies het verschil? 'De twee zijn waar. Niet ‘of’ maar ‘en’. Ik zit een beetje met mijn geheugen opgescheept, ik ‘heb’ het nillens willens, maar het bepaalt ook wie ik ‘ben’. Of toch in ieder geval waaraan ik denk. Wat me bezighoudt.' Kristien Hemmerechts in: Kronkelpaden van het geheugen. De Geus, Breda, 2012
Alle ervaringen, gevoelens en belevenissen, waar zetelen ze? Echt niet alleen in je hersenen. Ze zitten in bewegingen, in gebaren, in zintuiglijke ervaringen. We denken dat zelfs wat we vergeten zijn, nog ergens moet zijn, op te sporen is. Áls je maar de goede sleutel hebt van de goede la in de geheugenkast. Wat zíjn herinneringen dan? Beelden? Foto’s die je opgeslagen hebt in je binnenste, filmpjes? Met of zonder geluid, kleur en gevoel? Ben je toeschouwer of meespeler? We vertellen onze herinneringen met een enorme creatieve kracht. Het geheugen zelf is creatief. We plakken de beelden aaneen, we vullen gaten in onze herinnering op, dikken het verhaal hier en daar wat aan of zwakken iets af, we geven betekenis aan verhalen, we maken ze levendig. We geven onze herinneringen zèlf vorm. Nu. Soms zijn de herinnerde verhalen spannender dan de gebeurtenissen zelf (gebroken schouder in Rome: het verhaal erover is zó verteld dat je er wel om moet lachen…). We maken het verhaal mooier of juist soberder, al naar gelang het verhaal dat we ons willen herinneren of het verhaal dat we met anderen willen delen. We reconstrueren en we construeren dus ons levensverhaal. De kracht van onze innerlijke beelden en onze reconstructie ervan is enorm. We vertellen onze verhalen alsof het gisteren was. We schrijven de tekst van ons levensverhaal dan ook steeds opnieuw. Het ruwe materiaal wordt nu weer eens op déze en dan weer eens op díe manier belicht, afhankelijk van publiek, motief, gemoedstoestand en visie van dat moment. Ons verhaal verandert steeds met ons mee. De waarheid is de waarheid van dit moment, in het hier en nu. Het levensverhaal is een momentopname.Elk verhaal is een waar verhaal, ook als de feiten niet helemaal kloppen. Je broer herinnert zich de situatie totaal anders. Ik vertel een ander verhaal dan de hulpverlener of mijn moeder. Morgen, in een andere stemming, vertel je ook een ander verhaal. Elke dag heeft een nieuw verhaal. Het levensverhaal kent veel varianten en vele versies. Het verhaal beweegt met ons mee, het groeit, verandert en leeft, net als wijzelf. Er is bovendien altijd een verhaal dat verteld wordt of kan worden en er is een verhaal dat niet verteld wordt of kan worden. En: waarachtigheid bestaat wel! Als je mij vraagt wat mij beweegt om nu al tientalen jaren bezig te zijn met mensen en hun levensverhalen, dan kom ik uit bij die waarachtigheid. mensen vertellen iets van henzelf, iets waars. Herinneringen zijn geschenken, je voelt de waarheid, de betrokkenheid, de eigenheid, de waarachtigheid in de verhalen.
Frans Thomése zegt in een interview in de NRC van 10 november 2012, dat de waarheid niet interessant is voor de literatuur. Dat waag ik eerlijk gezegd wel te betwijfelen, hij schreef bijvoorbeeld een prachtig boek over de dood van zijn zes weken oude dochtertje (Schaduwkind), dat hij zijn meest noodzakelijke boek noemt. 'Om te kunnen overleven' 'Ik zit in al mijn boeken verstopt.' zegt hij, en: 'Een schrijver moet de mogelijkheid opperen dat de wereld die hij beschrijft werkelijkheid zou kunnen zijn. Hij liegt de waarheid.' En nóg een uitspraak die ik boeiend vind: 'In fictie hou je de mogelijkheid dat het misschien niet waar is wat je leest, en dat maakt dat je erover durft na te denken.' Dat heeft voor mij dan weer heel veel te maken met de esthetische illusie. Rinskje Koelewijn: ‘Al schrijvend ontsta ik’ Lunchen met Frans Thomése. In NRC Handelsblad, 10 november 2012
‘In het verhaal over de geschiedenis van mijn familie gaat het om familieverhalen die weliswaar authentiek zijn, maar ook zijn veranderd. Jarenlang deed bijvoorbeeld het verhaal de ronde dat mijn oom, de broer van mijn vader, als achtjarige aan een hersentumor was overleden. Maar hij stierf aan een verwaarloosde wond waardoor hij koorts kreeg, terwijl mijn grootouders dachten dat het wel over zou gaan. Een hersentumor is nu eenmaal eerder acceptabel omdat je daar geen schuld aan hebt. Gebeurtenissen worden op die manier anders ingevuld, maar zijn daarom niet minder waar – mijn oom is dood. Toen ik de verhalen over mijn familie verzamelde, ging ik nadenken over wat het onderscheid is tussen waarheid, fictie en familieverhalen. Verhalen worden waarheid voor een familie, maar ze moeten ook een narratieve waarde hebben. Ik geloof echt in de waarheid van fictie, in die zin: als het werkt dan is het waar. Fictie is dus waar, maar er zijn verschillende versies. …’ Toef Jaeger: ‘Joods? Amerikaanser dan ik bestaat niet’ Interview met Nathan Englander over zijn werk in NRC Handelsblad, 14 september 2012
Want ook al lieg je de waarheid, hij bestaat wél! De waarheid komt tot uitdrukking in het zoeken ernaar, in de vormgeving van het vertelde of geschreven verhaal, in zowel het vertelde als het niet-vertelde verhaal. Mijn uitgangspunt is dat elk verhaal dat mij verteld of voorgelezen wordt, op dat moment waar is vanuit het perspectief en de beleving van de verteller of auteur. Zelfs als ik weet dat de feiten niet kloppen, of als ik mijn twijfels heb, neem ik het verhaal als waar aan. Het is niet aan mij om het verhaal te duiden, om het verhaal in twijfel te trekken of om de schrijver te verleiden het verhaal achter het verhaal te vertellen. Het is het verhaal van dat moment. En het is dát verhaal dat getoond wordt en ter discussie staat. Voor sommige mensen is het belangrijk om hun verhalen op een niet-rechtstreekse manier te vertellen, omdat het beschrijven van de werkelijkheid te pijnlijk of te confronterend is. In de creatieve therapie bestaat er een prachtig begrip voor: de esthetische illusie. Mensen vertellen of schrijven hun verhalen, en zijn met elkaar in gesprek over de verhalen op het niveau van het verhaal zelf (personages, handeling, motieven van personages). Niet de analyse en het doorgronden van problemen en oorzaken van problemen zijn uitgangspunt, maar het omgaan ermee, de strategie. Het is dodelijk om bij elke tekst een direct verband te leggen tussen het verhaal en de eigen situatie van de auteur ervan. Je legt juist op geen enkele manier een direct verband tussen de auteur en het verhaal, geeft er geen andere betekenis aan dan die van de auteur zelf. Je blijft ín de metafoor van het verhaal, ín het gegeven verhaal. De auteur kan het verhaal misschien herschrijven met een ander perspectief of het verhaal op een nieuwe manier afmaken – of als aanvulling nog een heel ander verhaal schrijven . Op verhaalniveau wordt gezocht naar perspectieven. Ook het herschreven verhaal wordt op verhaal niveau bekeken. Zo’n structuur biedt grote veiligheid, omdat je nooit gevraagd wordt je ziel rechtstreeks op tafel te leggen. Vanuit dat oogpunt is het omgaan met feedback in groepen levensverhalen schrijven van essentieel belang. Leer je deelnemers de verhalen van elkaar als ware verhalen aan te nemen en niet de duiden of te vissen naar meer informatie. Het verhaal beweegt zich altijd op het snijvlak tussen werkelijkheid en illusie.
9. Hier en nu: Laat het levensverhaal een functie hebben in het hier en nu. Levensverhalen zijn (voor mij) communicatiemiddelen, geen einddoel. Interessanter dan het product is voor mij het proces. Het levensverhaal is een schatkist. De schatten: levenswijsheid, overlevingsstrategieën, inspiratiebronnen, goede herinneringen, krachtverhalen, positieve keerpunten, identiteitsversterkende ervaringen en belevenissen. Zorg dat het een schatkist blijft en geen gruwelkamer wordt met een opeenstapeling van ellendeverhalen, trauma’s en onverwerkte gebeurtenissen en ervaringen, want die zijn er ook, in ieder leven meer dan genoeg. De balans tussen blijdschap en treurnis moet in evenwicht zijn. Mensen leren van positieve ervaringen. Zoek die op. Zij zijn sleutels tot het overwinnen van moeilijkheden, verliezen en treurnis nu. Daarmee bied je ook tegenwicht aan het bijna vanzelfsprekende inzoomen van heel veel mensen op vooral de dramakant van het levensverhaal. Werk op kracht, competentie, talenten. Laat mensen hun bronnen van levensvreugde zoeken en vinden, vergroten en vormgeven. Laat ze hun creatieve vermogens ontwikkelen. Op die manier rust je mensen toe om – later- als ze een veilig bedje voor zichzelf gespreid hebben en als het bed genoeg draagkracht heeft – ook de verdrietverhalen te vertellen. Zoem –zeker in beginnersgroepen – vooral in op positief geladen thema’s: je zult zien, er komt dan nog genoeg verdriet voorbij en het is hanteerbaarder dan wanneer je het verdriet organiseert (bijvoorbeeld door als thema de dood, ziekte of geweld centraal te stellen).
Het levensverhaal moet een voertuig zijn naar de toekomst. Geen trein richting verleden die vast komt te zitten in een zompig moeras zonder uitweg. Niet alle pijn moet gezien, herinnerd en verhaald worden. Niet alle pijn kan en wil aan de oppervlakte komen. Naar het verleden kijken en herinneringen ophalen kan heel zinvol zijn, als het verleden een plaats krijgt in het heden en de mogelijkheden openlegt voor de toekomst. Het levensverhaal is de brug tussen wat was en wat komt.
Zelfs wanneer men aan het verleden denkt, \ gaat men vooruit, en dus zou ik zeggen dat / verleden dat herleeft, altijd toekomst is. Heer Bommel in: Marten Toonder: De Klokker, 1953
10. Liefde: Tenslotte: combineer liefde en deskundigheid
'Over de liefde valt niet zoveel te vertellen, ze moet er gewoon zijn. Als de begeleider niet kan houden van de mensen met wie hij werkt, als hij niet betrokken is, geïnspireerd, als hij niet nieuwsgierig is naar de verhalen over hun levens, geprikkeld door wat in contact met mensen gebeurt, dan wordt het werken te snel een routinekwestie en dan kan de vonk niet overspringen.' José Franssen: Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 1995
De liefde: nabijheid, houden van, geïnspireerd zijn, nieuwsgierig zijn, betrokkenheid, hart en ziel, intuïtie. De liefde is de motor. Aantekeningen bij de liefde: Ik zorg dat ik elk van mijn deelnemers hoor en zie en dat zij zich gehoord en gezien voelen. Tegelijkertijd mag ook ik gehoord en gezien worden. / Ik probeer van elk van mijn deelnemers te houden. Ze verdienen het. / Ik zorg altijd dat ik zelf iets te léren heb. Ook voor mij moet het een uitdaging zijn. Ik moet een eigen belang hebben en dat kunnen benoemen. / Tegelijkertijd zie ik ook de (verschillende) belangen van mijn deelnemers. / Ik werk niet alleen vanuit mezelf, maar ook mét mezelf; ik wil behalve begeleider en docente ook deel van de groep zijn en aanwezig zijn met mijn eigen verhaal. Ik schrijf regelmatig mee en lees dan ook voor. Door wie ik ben en door mijn enthousiasme en betrokkenheid inspireer ik anderen. Daar leer ik zelf het meeste van. Ik ben mijn eigen leerling. / Ik ben steeds op zoek naar het nieuwe en breid daarmee mijn mogelijkheden om te werken uit. Schrijven, vertellen, lezen, schilderen, bewegen, dansen, toneelspelen, zingen, knippen en plakken, stempelen, taaldrukken, met een groep op reis, … de mogelijkheden zijn eindeloos. / Ik wil vooral verleiden, niet corrigeren. Ik oefen in verleidingskunsten. Geloof in mogelijkheden van mensen, enthousiasme, mededogen en ondersteuning zijn daarin van belang. / Ik ga heel graag als deelnemer naar een cursus van een collega. Daar leer ik altijd weer van, zowel van hoe ik het óók zou willen doen, als van hoe ik het zeker níet zou willen doen! Bij goede en bij andere docenten heb ik waanzinnig veel geleerd, overigens met respect voor alles wat die docenten mij te bieden hadden. / Bovendien: je moet je eigen levensverhaal een beetje kennen, geschreven hebben over je eigen verhalen, vóórdat je er met anderen mee gaat werken. Voorwaarde vind ik: tenminste zelf een uitgebreid aanbod rond het werken met levensverhalen gevolgd te hebben. Je kunt niet werken met het levensverhaal van een ander als je niets weet over je eigen verhaal, als je niet dienstbaar kunt zijn aan het verhaal van de ander en als je geen interesse hebt in het verhaal van de ander.
De deskundigheid: afstand, de gereedschapskist, het docentschap en begeleiderschap, overzicht houden, het proces op gang brengen en houden, doelen en grenzen bepalen, beslissingen nemen, groepsdynamiek bewaken en sturen. Aantekeningen bij de afstand: Deelnemers dragen hun eigen verantwoordelijkheid. Ik ga uit van zelfregie. We zijn bij elkaar als volwassen mensen en iedereen zorgt voor zichzelf. Volwassen bejegening: de oudere is geen patiënt en geen cliënt maar een medemens. Dit vind ik met name in de zorg een heel belangrijke houding. Maar: dit gaat niet op bij het werken met dementerenden. Dan geldt wel een volwassen bejegening, maar dan moet je toch beter opletten wat betreft draagkracht en mogelijkheden van de anderen. / Deelnemers bepalen zelf de grenzen van hun mededeelzaamheid. / Ik ben vooral een begeleider. Geen therapeut, geen redder. Geen docent die hét weet. Geen pastor. / Ik geef vooral positieve feedback. Wij veren allemaal op van positieve complimenten en niet van kritiek of negatieve feedback. Ik richt me op succesgedrag en dat beloon ik. Mensen kunnen wel leren, niet zo gemakkelijk afleren. Door het leren van het nieuwe wordt het oude minder benadrukt en verdwijnt vanzelf. Iets beters is ervoor in de plaats gekomen. Mensen leren ook veel van elkaar. Als ze kunnen functioneren in een groep, biedt de groep een meerwaarde. Iedereen in de groep, ook de begeleider is een lerende, leren is een gemeenschappelijke taak. / Wel wil ik de deelnemers leren: te luisteren naar elkaar, respect te hebben voor de verhalen van elkaar (er niet bovenop springen, niet roepen dat iets waar of onwaar is), verschillen productief maken en waarderen.
José Franssen (28-12-2015: Lezing die ik gaf op een studiedag in Utrecht op 16 november 2012)