Snipperbericht 5
Kan iedereen meedoen aan een cursus levensverhalen schrijven?
Het is voor veel (aankomend) begeleiders van een cursus levensverhalen schrijven (of vertellen of…) een spannende vraag: de vraag of iedereen geschikt is om zijn of haar eigen levensverhaal te schrijven. Voor mij niet. Voor mij is het antwoord op de vraag een ondubbelzinnig JA. Iedereen mag meedoen, als hij of zij maar wil komen doen wat ik aanbied: het schrijven van fragmenten uit het eigen levensverhaal. (Dit impliceert wel, dat in je werving heel helder is waarom het gaat in je cursus, zodat mensen weten wat het doel is - levensverhalen schrijven, wat er zal gebeuren - schrijven, vertellen en delen van de verhalen, en hoe - schrijvend.) Motivatie vind ik het belangrijkste en ik ga er van uit dat mensen, die bereid zijn te betalen voor een cursus en die 6, 10 of 12 keer van hun huis naar de cursusplek willen reizen, gemotiveerd zijn. Ik ga er ook van uit dat mensen die er zin in hebben, die nieuwsgierig zijn en die in een groep met anderen iets willen komen leren over hun eigen verhalen en verhalen van anderen, precies de geschikte deelnemers zijn, hoe verschillend ze ook zijn. Niveauverschillen, verschillen in achtergrond, schrijfervaring, cultuur, leeftijd, beroep, gezondheid of wat dan ook, zie ik niet als belemmering maar juist als verrijking van het levensverhalenwerk. Ieder verhaal is anders. Ieder heeft een eigen leven met een eigen dynamiek. Elk verhaal is uniek. In een groep wordt juist geleerd dóór die verscheidenheid en verschillen.
Ik heb gewerkt met groepen waarin scholieren van 18 jaar gezellig naast deelnemers van ver in de 80 schreven. Met groepen waarin (ex-)verslaafden, mensen met zware psychische problemen en mensen met grote gezondheidsproblemen. Met mensen die net gescheiden, net ontslagen of gepensioneerd waren, met mensen die rouwden om het verlies van een dierbare, met mensen die… nou ja noem het maar op. Net het leven zelf, in zo’n groep! En zolang de deelnemers konden luisteren naar de anderen, zo lang ze zich min of meer konden voegen in het cursusstramien, zo lang ze enthousiast bleven en (kleine) stukjes schreven, ging het allemaal goed.
Voorwaarden voor het werken met zo’n gedifferentieerde groepen zijn er wel: je moet als begeleidster in staat zijn ieder individu in de groep een eigen plek te geven, je moet in staat zijn al je deelnemers met mededogen en warmte te zien en te volgen, je moet mensen af en toe helpen in het spoor te blijven en dat je moet de communicatieproblemen die kunnen ontstaan (iemand die voortdurend wil praten, iemand die alleen maar zijn last wil tonen), in goede banen kunnen leiden. Het allerbelangrijkste principe voor mij is, dat ik ieder mens wil accepteren zoals hij of zij is, met het eigen verhaal. Een ander belangrijk principe is, dat ik als begeleidster degene ben die moet zorgen dat iedereen in de groep, mét zijn of haar eigen motief, aan zijn trekken komt. En waar ik als begeleidster ook voor moet zorgen: dat de verdrietverhalen (die voor sommige mensen veel groter zijn dan voor anderen) niet de overhand krijgen en dat het schrijven van het eigen levensverhaal een zoektocht wordt naar eigen mogelijkheden, naar schatten en (nieuwe) levensperspectieven.
In al de jaren dat ik met mensen en hun levensverhalen werkte, heb ik twee keer iemand moeten vragen om een groep te verlaten: één keer ging het om iemand die absoluut niet kon luisteren en die overal constant met harde stem doorheen praatte, alsof zij de koningin van het bal was en ieder zich naar haar moest voegen, en één keer ging het om iemand die zó doof was en zo slecht kon spreken, dat het onmogelijk bleek om opdrachten duidelijk te maken en met anderen uit te wisselen.
Intake, selectie, exclusieOp de een of andere manier kan ik er niet mee omgaan, met het uitsluiten van mensen, zeker als die mensen heel gemotiveerd zijn. En bovendien: zelf heb ik het meeste geleerd in opleidingen en cursussen waarvoor geen intake-criteria, andere dan verbonden met motivatie, golden. Juist het ontmoeten van zo heel andere mensen dan ik zelf is zo leerrijk en vruchtbaar gebleken.Ik heb nooit intakeprocedures gehanteerd.Ik voer geen gesprekken vooraf met mensen om te toetsen of zij wel geschikt zijn voor mijn aanbod. Ik heb nooit exclusiecriteria geformuleerd, waardoor mensen uitgesloten worden van mijn aanbod. Ik heb veel cursusopzetten gelezen in de loop van mijn beroepsleven, ook nu nog, en altijd struikel ik weer over die hoofdstukjes Intake of Selectie of Criteria voor deelname. Daarin staat dan beschreven, dat de begeleiders van te voren een beeld willen hebben van de cursisten, dat ze de ideeën, verwachtingen en wensen van de deelnemers willen kennen, dat de intake drempelverlagend zou zijn en dat de begeleiders zich zo beter kunnen voorbereiden op hun begeleiderstaak. Vaak moeten de potentiële cursisten schriftelijke intake-formulieren of vragenlijsten invullen, waarna een gesprek volgt. Het gaat dan over de schrijfgeschiedenis (schreef je graag op school, schrijf je thuis en zo ja wat, laat je dat anderen lezen), over motieven (waarom doe je mee, wat wil je leren in de cursus) en over ziektegeschiedenis en problemen zoals depressieve klachten, verslaving, psychiatrische ziektebeelden. In het selectiegesprek, dat soms maar een half uur duurt, wordt dan het een en ander besproken. Ik kan me voorstellen dat mensen die heel graag willen schrijven, maar die geen of nauwelijks schrijfervaring hebben, afgeschrikt worden door die formulieren en dat gesprek toch een beetje als een keuring, als een examen aanvoelen. Drempelverhogend dus in plaats van drempelverlagend. Het vragen naar ziekteverschijnselen of problematiek stuit me nog meer tegen de borst, omdat mensen daarmee onmiddellijk geplaatst worden binnen een continuüm van gezond-zijn naar ziek-zijn, met maar al te vaak een nadruk op het ziekteverhaal. Mijn uitgangspunt en ervaring is, dat mensen die zich te ziek voelen om zich bezig te houden met hun eigen levensverhalen, of mensen die er niet aan toe zijn, of mensen die om andere redenen liever niet met hun eigen levensverhaal bezig zijn, niet komen op een aanbod levensverhalen schrijven (bijvoorbeeld mensen met afasie, mensen die hun herinneringen verliezen of kwijt zijn, mensen die het te druk hebben met overleven in het hier en nu).
Als je je herinneringen niet meer hebt, staat ieder moment op zichzelf. Het is op geen enkele wijze verbonden met het moment ervoor, al komt het er wel uit voort. Maar momenten op zichzelf betekenen nauwelijks iets in vergelijking met wat daarvoor was en dat wat gaat komen. Ze betekenen iets door degene die er betekenis aan geeft. Voor mij zijn momenten nu allemaal losse zandkorrels die samen geen strand vormen maar een chaos van korrels, een rommeltje waar ik betekenis aan probeer te geven. het lukt me niet en mijn eigen leven ontglipt me weer.(…)Gehaast ben ik. Ik heb geen tijd om het rustig aan te doen, want dan sla ik tegen de grond. Stilstaan wekt weerzin bij me op. Daarom denk ik ook niet na, want net als herinneren is nadenken een soort stilstaan en dat moet ik koste wat kost zien te voorkomen – ik heb er immers geen tijd voor. Han Nefkens in: De gevlogen vogel. Notities over herwonnen leven. Atlas, Amsterdam, 2008 (In dit boek schetst de auteur de gevolgen van een ernstige hersenontsteking, die veel leken op de gevolgen van een hersenbloeding. Hij veroverde stap voor stap tijdens een jarenlange tocht zijn vaardigheden om te eten, lopen, lezen, schrijven en spreken weer terug. In columnachtige teksten met indringende commentaren en reflecties beschrijft hij dit proces.)
Het is mijn grote wens en gewoonte om mensen te zien en te benaderen als gewone mensen, die zelf wel kunnen uitmaken wat goed en niet goed voor hen is. Ik geloof in zelfregie en zelfhelende krachten van mensen en ik geloof ook, dat mensen die willen schrijven, dat gewoon maar moeten doen, ook als ze zelf niet helemaal weten waarom of waartoe het dient. Lang niet iedereen is in staat om verwachtingen, leerwensen of motieven duidelijk te benoemen in woorden. Wat niet wil zeggen dat zij geen levensverhalen kunnen schrijven. Misschien ontdekken ze dat in de loop van een cursus, misschien ook niet. Het hebben van plezier, het houden van nieuwsgierigheid, leergierigheid en enthousiasme, het bevorderen van creativiteit en daarmee van zelfhelend vermogen, is voor mij het belangrijkste en dat bevorder je allemaal niet door mensen etiketten op te plakken, diagnoses te geven en hen te confronteren met een besluit aangaande hun eigen wens om deel te nemen aan een cursus.
Ik zou nooit (zoals wel gebeurt in intakeprocedures) mensen vóór het begin van de cursus vragen of ze wel om kunnen gaan met de emoties van andere cursisten. Ik ga ervan uit, dat mensen zelfsturende wezens zijn, die zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de verhalen die ze willen vertellen en de verhalen die ze voor zichzelf willen houden. Mijn ervaring is dat zowel ik als de deelnemers in een groep heel goed weten hoe om te gaan met emoties. Veel dingen regelen zichzelf. Natuurlijk zijn er emoties in een cursus levensverhalen schrijven. Natuurlijk is er verdriet, in welk leven niet. Het mag er zijn. Als er ook maar aandacht is voor de andere kant van het verhaal, voor de succesverhalen en voor de ervaringen en beslissingen die ons hebben geholpen te komen waar we nu zijn.
Bovendien vind ik dat motieven om mee te doen, schrijfgeschiedenis en leerwensen van cursisten niet alleen voor de begeleiders interessant zijn, maar ook voor andere deelnemers in de groep: ze horen thuis in de eerste bijeenkomst van een cursus, onder het kopje Kennismaking, zodat niet alleen ik als begeleidster, maar ook de andere deelnemers aan de cursus een idee krijgen van de verschillende insteek van mensen en hun verlangen om hun eigen verhalen te willen verzamelen. Verschillen vallen op en worden zo meteen duidelijk voor iedereen: we zijn allemaal anders, we komen allemaal iets anders halen, maar we komen wel hetzelfde doen: het eigen verhaal schrijven. Op die manier kan ik dan als begeleidster onmiddellijk een begin maken met het productief maken van die verschillen. En: heel veel mensen komen er pas na verloop van tijd achter wat ze nu werkelijk willen of doen door het schrijven van hun eigen levensverhaal: onder het motief dat ze zelf kennen, ligt vaak nog een ander motief voor het bezig zijn met het eigen verhaal.Over die motieven meer in het volgende Snipperbericht!
José Franssen(4-12-2012)