Week 13: Geuren ontploffen zachtjes in ons geheugen
Geuren ontploffen zachtjes in ons geheugen als penetrante landmijnen, verborgen onder de dikke laag onkruid van vele jaren en ervaringen. Zet het ontstekingsmechanisme van de reukzin in werking en herinneringen exploderen met een luide knal. Een scala aan beelden springt te voorschijn uit het kreupelhout. In: Diane Ackerman: reis door het rijk der zinnen. Een cultuurgeschiedenis van onze zintuigen. Het Spectrum, Utrecht, 1995.
1 - Onze zintuigen zijn belangrijke toegangspoorten naar de herinnering. In de wereld van alledag worden onze zintuigen voortdurend geprikkeld: we zien de heldere maan, één keer in de zoveel jaar beduidend groter dan anders, we voelen de warmte van het lentezonnetje en de wind in onze haren als we de winterresten uit onze tuintjes verwijderen, we ruiken de vis als we over de markt lopen en we proeven genietend aan onze koffie op een lenteterrasje terwijl we luisteren naar het geroezemoes van stemmen om ons heen, van klikklakkende schoenen van voorbijgangers. Ook in onze herinneringen zijn de zintuigen prominent aanwezig. Je hoeft je maar voor te stellen dat je in de kelder van vroeger staat, in het schuurtje of in de keuken van je kindertijd, en je hebt er beelden, geluiden en geuren bij. En je kunt die herinneringen heel bewust ophalen uit het geheugen. Je maakt je dan een voorstelling: hoe groot was de kelder? Was het er donker? Hoe was de indeling? Wat stond er in? Weet je nog dat je met de kolenkit naar de kelder moest om kolen te halen, of dat er een voorraad aardappels of appels lag? Zie je nog de hoek waarin je vader zijn gereedschap had opgehangen, keurig op een houten plank, elke hamer, elke schroevendraaier op een eigen plekje? Hoe zag die keuken van je kindertijd er uit? Weet je nog hoe het fornuis er uit zag en welke pannen er op het fornuis stonden? Wie kookte er in die keuken? Stel je voor dat je de geuren van toen nog ruikt, welke geuren komen je dan tegemoet? De geur van de muffe aardappels? Geuren van gereedschap en terpentine? De geur van vlees dat gebraden werd of de geur van de hond die binnenkomt na een wandeling op een regendag? Je kijkt met een innerlijk oog in de herinnering, je ruikt met een innerlijke neus de geuren van toen. Zintuigen helpen je het verhaal van toen weer in beeld te krijgen.Maar herinneren is niet alleen maar een bewust proces. Herinneringen dringen zich ook op, ze komen ongevraagd. Een plaats, een stem, een geluid, een geur, een naam… ineens weet je weer hoe het vroeger was en denk je aan iets uit het verleden. Je loopt over de markt en je ruikt de verse groenten, de gebakken vis, de warme wafels, en een flard van koffie waait voorbij. Voor je er erg in hebt loop je weer met je oma over de markt en zie je hoe ze de vruchten keurt en koopt, de herinnering komt vanzelf. Hoe meer je bezig bent met het ophalen van herinneringen, des te meer komen er bovendrijven, soms mét de emotionele lading, de ontroering, de blijdschap en het verdriet dat er bij hoort.
In deze oefening gaan we terug naar de geuren van vroeger. Geuren maken diepe sporen in ons geheugen. Er kunnen vijftig jaar voorbij gegaan zijn en ineens ruik je weer de geur van 4711 en sta je achter de spiegel van je moeder met het Eau de Cologne-flesje in je handen. Je bezoekt je ouders en ruikt in hun huis de geur van jullie familie. De geuren van fresia’s, kamperfoelie, wierook, brandende pijptabak, asfalt, hooi, anijs, patchoeli-olie… de geur van je geliefde, elke geur vertelt een eigen verhaal. Als het gaat om zintuigen en herinneringen: de geuren zijn vaak het beste verankerd in je herinnering. Je begeeft je nu op een speurtocht naar de geuren van vroeger. Duik in je keukenkastjes en ruik aan alle potjes en flesjes met de vraag: waar doet me deze geur aan denken? Welke herinneringen horen er bij deze geur? Ruik aan de koffie, aan de cacao, aan de kaneel, de nootmuskaat, de azijn, de maggi en ketjap, ruik aan alle potjes met kruiden, snuffel aan de abrikozen, aan het fruit, aan de peperkoek en aan de kaasjes. Ruik aan flessen met wijn, sherry, Belgisch bier en whisky. Zodra herinneringen opduiken, maak je aantekeningen. Ga naar je schoonmaakmiddelen, bezoek je badkamer en je toilettafel en ruik aan alles. Welke herinneringen komen bij je op als je ruikt aan groene zeep, aan afwasmiddel, aan vim, aan boenwas. Welke verhalen komen er boven als je ruikt aan terpentine, wasbenzine, babylotion, je lievelingsparfum en het parfum dat je al lang niet meer gebruikt, je aftershave en je shampoo, babyshampoo, babylotion. Bezoek je kelder en je zolder als je die hebt, ga naar het bos of naar het strand, loop door de stad, bezoek het huis van vroeger als dat er nog is en ga op snuffeltocht naar geuren van toen. Dit kun je natuurlijk heel uitgebreid doen: dan ben je er wel een tijdje mee bezig. Maar je kunt jezelf ook één dag geven voor het opsporen van de geuren, of één uur in je eigen woning of omgeving. Maak een lijst van jouw geuren van vroeger en teken bij de geuren aan welke herinneringen ze oproepen in trefwoorden. Nog geen verhalen, alleen geheugensteuntjes.
1a - Als je deze oefening in een groep wilt doen laat je het bovenstaande vervallen en werk je met onderstaande variatie: Zorg dan dat je in tien ondoorzichtige potjes met deksel tien verschillende geuren hebt gevangen. Dat kan een vloeistof zijn of een substantie, bijvoorbeeld koffie, kaneel, nootmuskaat, maggi, ketjap, groene zeep, vim, azijn, boenwas, eau de cologne, nivea, babylotion, aftershave, terpentine, wasbenzine, sherry, cognac. De geuren moeten zo gevarieerd mogelijk zijn en het liefste ook geuren van vroeger zijn. Iedereen begint dan de oefening met het ruiken aan de potjes, zonder er in te kijken. Je moet daar ruim de tijd voor nemen, zodat de ene geur weg is, voordat je de volgende geur opsnuift. De potjes zijn genummerd van 1 tot 10 en je schrijft op een blad papier onder de nummers 1 tot en met 10 bij elk nummer de geur op en de associaties die de geur van dat potje bij je oproept. Zelfs als je niet weet welke geur je ruikt, kunnen er herinneringen bij je opkomen. Waar doet de geur je aan denken? Waar brengt de geur je naartoe? Met wie is de geur voor jou verbonden? Tijdens het ruiken praat je niet met groepsgenoten: misschien ruiken zij wel iets heel anders en hebben ze volkomen andere herinneringen. Het gaat om de herinneringen, niet om de geuren. Als je alle potjes hebt gehad, schrijf je ook nog andere geurherinneringen op die bij je boven zijn gekomen. Welke geuren van vroeger zijn je bijgebleven?
2 - Kijk nu uitgebreid naar je lijst met geuren en geurherinneringen. Kies er een uit en ga op verkenning naar die ene herinnering. Schrijf onafgebroken een half uur lang over die geur en herinnering. Beschrijf de geur zo goed mogelijk, onderzoek de situatie. Was het een lekkere geur of juist helemaal niet? Waar ken je de geur van? Wat is er zo speciaal aan die geur? Loop de andere zintuigen na: hoe zag het er uit? Welke geluiden waren er? Was er iets te proeven en hoe smaakte het? Wat voelde je? Beschrijf ook de herinnering aan de ruimte, de mensen die er bij waren en de gebeurtenissen zo uitgebreid mogelijk. Het hoeft geen lopend verhaal te zijn, je bent nog op zoek naar je materiaal. Na een half uur streep je drie belangrijke details aan in de aantekeningen. Rond die drie details maak je associatieclusters. Probeer je zoveel mogelijk te herinneren en verzamel je flarden in trefwoorden. Als je genoeg materiaal hebt kunnen verzamelen voor een verhaal, ga je verder naar 3. Je kunt ook deze oefening nog een keer doen voor een andere geur, of voor meerdere geuren en daarna het verhaal kiezen, dat zich in je associaties als het boeiendste verhaal ontvouwt.
3 - Schrijf vervolgens het verhaal over de geur. Zorg dat in je verhaal die geur ook heel duidelijk aanwezig is en probeer de geur te beschrijven.
4 - In een groep: lees aan elkaar de geurverhalen voor. Let bij het nabespreken op de beschrijving van de geur. Is die duidelijk?
6 - Wat je nog meer kunt doen: Lees een aantal interessante boeken over geuren: - Henk Hellema: Geur en gedrag. De Brink, Amsterdam, 1994 - Piet Vroon, Anton van Amerongen en Hans de Vries: Verborgen verleider. Psychologie van de reuk. Ambo, Baarn, 1994 - Alain Corbin: Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk. Vertaald uit het Frans door Karin van Dorsselaer, Henk Hoeks en Marijke Jansen. SUN. Nijmegen, 1986 - Jojanneke Claassen: Tussen neus en lippen. Het hoe en waarom van geur en smaak. Tirion, Baarn, 1993/1995 - Jelle Leenes: Hollandse luchten. Ruiken aan Nederland. Atlas, Amsterdam, 2010 - Geuren zijn moeilijk te benoemen. (Zie ook onder 7 het citaat van Henk Hellema). Maak een lijst met dingen die je lekker vind om te ruiken. Ruik ze met je binnenneus en beschrijf de geuren met woorden. Maak een lijst met dingen die je vies vindt om te ruiken. Ruik ze met je binnenneus en beschrijf de geuren. ( Zie: Marie-José Balm en Jos van Hest: Ogen, oren en de rest. Een boek vol speelleervormen rondom zintuigen / Onderwijzersboek. Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1983.) - Oefen je in het ruiken en het bewust waarnemen van geuren. Oefen je in het beschrijven van die geuren. Ze maken je verhalen levendig. Zie ter inspiratie het citaat van Patrick Süskind onder 7. - Verwerk geuren in je herinneringsverhalen. Lees al je geschreven verhalen nog eens door en vraag je af of er niet hier of daar een geur toegevoegd kan worden.
7 - Voor meer inspiratie:
De rijke schakering aan geuren die wij dagelijks ruiken, kunnen wij nauwelijks onder woorden brengen. Steek je neus maar eens in de lucht, snuif maar eens goed. Wat ruik je? ‘Eehh… het ruikt hier wel lekker.’ De meeste mensen hebben de grootste moeite om geuren een naam te geven. Veel verder dan ‘lekker’ of ‘fris’ dan wel ‘vies’ of ‘muf’ komen de meesten niet. Of zij gaan het concreet omschrijven. Voor sommigen is muf dan zoiets als ‘een vochtige kelderlucht’, anderen omschrijven muf als ‘havermout die te lang in de bus heeft gezeten’. In: Henk Hellema: Geur en gedrag. De Brink, Amsterdam, 1994.
In de tijd waarover wij spreken heerste in de steden een voor ons moderne mensen nauwelijks voorstelbare stank. De straten stonken naar mest, de binnenplaatsen stonken naar urine, de trappenhuizen stonken naar vuns hout en naar rattenkeutels, de keukens stonken naar bedorven kool en schapenvet, de ongeluchte kamers stonken naar muf stof, de slaapkamers naar vette lakens, naar klamme veren dekbedden en naar de doordringende weeë geur van po’s. Uit de schoorstenen stonk zwavel, uit de looierijen stonk bijtend loog, uit de slachthuizen stonk geronnen bloed. De mensen stonken naar zweet en naar ongewassen kleren, uit hun mond stonken ze naar rotte tanden, uit hun maag naar uiensap en hun lijf rook, als ze niet meer de jongsten waren, naar oude kaas en naar zure melk en naar kankers en gezwellen. De rivieren stonken, de pleinen stonken, de kerken stonken, het stonk onder de bruggen en in de paleizen. De boer stonk, zo ook de priester, de gezel evenals de vrouw van de meester, heel de adel stonk, ja zelfs de koning stonk, als een roofdier stonk hij, en de koningin stonk als een oude geit, in de zomer net zo goed als in de winter. Want in de achttiende eeuw was de afbrekende werking van de bacteriën nog niet beteugeld, en zo was er geen menselijke activiteit, opbouwend noch vernietigend, geen uiting van ontluikend of afstervend leven, die niet met stank gepaard ging. (…) De geur was zo hemels lekker dat Baldini op slag het water in de ogen liep. Hij hoefde niet te proberen, hij stond zo bij de werktafel voor de mengfles en ademde. Het parfum was heerlijk. Vergeleken met ‘Amor en Psyche’ was het als een symfonie naast het eenzame gekras van een viool. En het was meer. Baldini sloot zijn ogen en zag de meest sublieme herinneringen in zich wakker worden. Hij zag zich als jongeman ’s avonds door de parken van Napels flaneren, hij zag zich in de armen van een vrouw met zwarte lokken liggen en zag het silhouet van een boeket rozen op de vensterbank, waarover de nachtwind streek, hij hoorde opgeschrikte vogels zingen en van verre de muziek uit een havenkroeg, hij hoorde gefluister heel dicht bij zijn oor, hij hoorde ikhouvanjou en hij voelde hoe hij van gelukzaligheid kippenvel kreeg, nu! nu op dit moment! Hij deed zijn ogen open en kreunde van genot. Dit parfum was geen parfum zoals men het tot nu toe kende. Dat was geen geur die beter liet ruiken, geen sentbon, geen toiletartikel. Het was iets volkomen nieuws, dat vanuit zichzelf een hele wereld kon opwekken, een betoverend rijke wereld en men vergat op slag de afschuwelijke dingen om zich heen en voelde zich zo rijk, zo prettig, zo vrij, zo goed… In: Patrick Süskind: Het parfum. Bert Bakker, 1996.
Donderdagen. Nu kan ik er met verwondering naar kijken, naar de donderdagen van vroeger. Als ik thuis kwam uit school stond het huis nog vol met onorde. Op de radio waren de arbeidsvitaminen vervangen door het nieuws van de dag, maar de teakhouten stoelen stonden nog ondersteboven op tafel, glimmend en geurend naar boenwas, en de kamer was fris en gelucht na urenlange open ramen en degelijk stoffen en stofzuigen. De stofzuiger stond meestal nog in de kamer en de stofdoek lag vergeten op de naaimachine. Onwennig was het elke week weer, al dat schone en opgeruimde in huis, nergens lag nog speelgoed, nergens was een stapeltje, een tijdschrift of handwerk te bekennen. De planten hadden hun wekelijkse waterbad gehad en bekeken ons voor de helder gewassen ramen. Gelukkig geurde het huis ook naar rode kool en worst. Elke donderdag aten wij rode kool, die met appeltjes, azijn, zout, suiker, kruidnagels, laurier en andere specerijen lang had staan te pruttelen. Ik was gek op rode kool en hoewel het kale huis me vreemd en koud voorkwam en mijn moeder geagiteerd in haar schort in de keuken stond te commanderen, liet ik me met welwillendheid opdragen de tafel te dekken. Alle kinderen moesten gaan plassen en handen wassen en mijn vader kwam thuis van zijn werk en gaf mijn moeder een kus. Nadat hij in zijn stoel even in de krant had gelezen, gingen wij aan tafel. José Franssen, niet gepubliceerd.
’s Zomers valt er meer te ruiken dan ’s winters. Met een verkouden neus is het moeilijk ruiken: misschien ligt het voor een gedeelte daaraan. Ik heb echter de ervaring dat er ’s zomers meer en sterkere geuren in de lucht zitten dan ’s winters. Het wonderlijkste van geuren vind ik dat je ze tijden kunt onthouden zonder dat je er weet van hebt. Ze moeten ergens in je geheugen bivakkeren. Na jaren herinnert een geur je aan toen en toen. In: Marie-José Balm en Jos van Hest: Ogen, oren en de rest. Een boek vol speelleervormen rondom zintuigen / Onderwijzersboek. Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1983.
Je moet niet kijken, je moet neuzen. Bij een oude klassenfoto denk je weer aan school, dat haalt je de koekoek, maar om je echt weer in de schoolbanken te voelen, kun je beter een potlood slijpen. Die lucht van dat hout. En wat kost een puntenslijper nou? Bijna alles wat je voor een reis naar je eigen tijd nodig hebt, is om de hoek te koop. Wil je terug naar je studententijd? Laat een bak bier verschalen, liefst met een volle asbak ernaast en je beleeft de ochtend na die heerlijke nacht opnieuw. Druppel wat 4711 op een zakdoekje en je oma zit opeens naast je in de kamer, rook er een bolknak bij en opa zaliger komt ook. Ruik eens aan gekleurde muisjes en je bent weer tien. Het is nergens voor nodig om voor het herbeleven van je jeugd zelf kinderen te nemen; de lucht van een poffertjeskraam in het voorbijlopen volstaat. Ga je hierdoor al te zeer naar je jeugd verlangen, ruik dan even aan een flesje echte levertraan. Dat heb je ook weer gehad. (…) Zonder geuren heb je geen verleden, zonder verleden leef je niet. het volle leven is niet om naar te kijken, maar om op te snuiven. Midas Dekkers in: VARA TV-magazine, nr. 10, 1997.
Elk jaar schraapte ik voor vaderdag mijn dubbeltjes en kwartjes bij elkaar voor een flesje Old Spice. Niets op de wereld rook lekkerder dan mijn vader met dit kruidige luchtje en de rook van Caballero zonder filter om hem heen. In: Monique Snoeien: De nieuwe Old-Spice-man. In NRC Handelsblad, 19 maart 2011.
De geur van de ochtend is voor mij verbonden met warme melk, met koeienmelk. De koeien liepen vlak bij de huizen. En ’s morgens rook je altijd de geur van warme melk. De geur van het middaguur was de geur van gebakken vis. Bij mijn grootouders werd altijd vis gegeten. Elke dag aten we gebakken vis. Ik heb die gewoonte overgenomen en ik eet ook dagelijks vis. Ik eet geen rood vlees, alleen maar via. Dat was al zo nog voordat ik me kan heugen. En het moet gebakken vis zijn, want dat is de geur die mij het dierbaarst is. Gabriel García Marquez in gesprek met Wim Keizer. VPRO-televisieprogramma Nauwgezet en Wanhopig, 2 april 1989.
Zij (de mottenballen) kregen een plek in dekenkisten of kleerkasten om textiel te beschermen tegen motvraat. Vooral grootmoeders pasten het bestrijdingsmiddel toe, zo lijkt het. (…) De mottenbal mag uit het beeld zijn verdwenen, de herinnering eraan is dat niet. Veel mensen noemen nog altijd spontaan de mottenbal als geur uit hun jeugd. In: Jelle Leenes: Hollandse luchten. Ruiken aan Nederland. Atlas, Amsterdam, 2010.
José Franssen