Week 22: Dat was het keerpunt

Op een dag nam ik in een opwelling de veerboot naar Corfu. Dat deed ik daarna in de lente en vroege zomer wel vaker, maar ik was er nog niet klaar voor om Italië echt te verlaten. Wanneer Italianen per vliegtuig naar huis terugkeren, beginnen ze zodra de wielen de bodem raken spontaan te juichen en te klappen. Ik vond dat in het begin wat vreemd maar later heel ontroerend. Bij mijn terugkeer uit Corfu, toen de oude, gehavende veerboot de haven binnen tufte en botsend langs de kade afmeerde, voelde ik me zo gelukkig dat ik ook begon te juichen en te klappen. Dit gevoel van puur plezier bij mijn terugkeer in het land waar ik wilde wonen deed me beseffen dat ik eindelijk een keuze had gemaakt. Ik was hier omdat ik er zin in had, omdat ik het wilde, niet omdat lord Byron of Stendhal er voor me geweest waren. Het gaf me gewoon een goed gevoel. Wanneer je een periode van intense somberheid doormaakt, is het verwarrend om je opeens gelukkig te voelen, ook al is het maar heel even. Dat was het keerpunt. Hierna begon ik de treinreizen met langere tussenpozen te onderbreken en verbleef ik een, twee, soms wel drie nachten in onze gehuurde flat in Sestri. Het zou alleen nog een kwestie van tijd zijn voordat ik weer beter was, maar ik moest wel voortmaken, want het leven zou zonder mij gewoon doorgaan. In: Lisa St. Aubin de Téran: Mijn favoriete reizen. Vertaald uit het Engels door Lidy Pol. Meulenhoff, Amsterdam, 2001.

1 - Iedereen kan in zijn of haar leven keerpunten aanwijzen, momenten waarop er iets veranderde. We gebruiken daarvoor soms het woord mijlpaal en we hebben het dan over een gebeurtenis die in ons leven een doorwerkend karakter heeft, bijvoorbeeld het halen van een diploma, een verhuizing, het verlies van een dierbaar iemand. Ook zeggen we wel eens: daar stond ik op een kruispunt van wegen, als ik toen…, en dan hebben we het over een gebeurtenis waarbij een beslissing een grote rol speelde (een beslissing van onszelf of een beslissing door iemand anders genomen), bijvoorbeeld de keuze voor een nieuwe baan. (Zie: W.C.M. Smits: Levenslooptechniek als herinneringsmethode in groepsverband. Artikel in Leren en leven met groepen, F4410-1 tot en met F4410-22. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1989.) Deze keerpunten kunnen groot en ingrijpend zijn (huwelijk, eerste kind,een levenscrisis), maar ze kunnen ook kleiner zijn, bijvoorbeeld het lezen van een belangrijk boek, het vinden van een vriend of vriendin, het eerste nette pak of de eerste baljurk, het kopen van het eerste zelfverdiende meubelstuk, een eerste reis alleen. Kijk nu eens in gedachten terug op je leven en zoek daarin naar mijlpalen, kruispunten of keerpunten. Je kunt daarvoor weer een levenslijn tekenen: je leven als een lijn van je geboorte tot je huidige leeftijd op het midden van een blad papier. Markeer de mijlpalen, kruispunten en keerpunten in je leven en geef ze een betekenis door ze als hoogtepunt bóven de lijn te tekenen of als dieptepunt ónder de lijn. Teken eerst alles met een potlood, zodat je kunt gummen en veranderen, meestal lukt het niet in één keer en ben je er een tijdje mee bezig. Je kunt ook eerst een lijstje maken van belangrijke of minder belangrijke keerpunten in je leven en die vervolgens plaatsen in de tijd van je leven, en dán een levenslijn tekenen. (Een beschrijving van de levenslijn heb ik gevonden in het artikel van Johannes Schroots: Levenslijn-Interview-Methode: alternatief bij vragenlijsten. TNO Project 1984-6. Een korte beschrijving vind je ook in het boek dat hij later schreef met Lea van Dongen: Birren's ABC: AutoBiografieCursus. Van Gorcum, Assen, 1995.) Zoek vooral ook naar de keerpunten die je leven een positieve wending gaven. Dat hoeven niet altijd blijde gebeurtenissen te zijn: vaak zie je pas achteraf dat iets verdrietigs toch een heel gelukkige wending aan je leven heeft gegeven, bijvoorbeeld ontslagen worden en daardoor op zoek moeten gaan naar andere en nieuwe mogelijkheden voor de toekomst.

2 - Kies nu één positief keerpunt uit. Concentreer je op die éne gebeurtenis en kies een woord of zinsnede om dat keerpunt te benoemen. Dat woord schrijf je in het midden van een blad papier. Maak een cluster rond het keerpunt. Verzamel zoveel mogelijk associaties om het verhaal en de situatie in beeld te krijgen. Volg de stroom van je gedachten, herinneringen, beelden en associaties en schrijf alles op.

3 - Schrijf nu het verhaal over het keerpunt in jouw leven. Gebruik de associaties die je wilt gebruiken, laat de rest weer los. Geef je verhaal een titel.

4 - In een groep: Bespreek met elkaar (in tweetallen of drietallen) de levenslijnen die je getekend hebt met de keerpunten. Degene die de lijn heeft getekend, vertelt, legt uit, wijst aan en vertelt over de keerpunten. Degenen die luisteren, stellen alleen vragen aan de ander. Het is niet de bedoeling dat je de levenslijn van de ander gaat interpreteren of dat je er je eigen verhaal meteen overheen vertelt. Het kan wel zijn dat je door de keerpunten van de anderen, zelf ook weer keerpunten op het spoor komt. Lees daarna aan elkaar de teksten over de keerpunten voor. Bekijk met elkaar welke keerpunten jullie gekozen hebben: waren het vooral de grote veranderingen in het leven die voorbij kwamen of hebben jullie gekozen voor kleinere keerpunten?

5 - Wat je nog meer kunt doen: Stel je je eigen leven voor als een boom met wortels, een stam en takken, die weer kleine takken hebben. Of denk aan je leven als aan een aardbeien- of pompoenenplant die hun wortels om zich heen verspreiden in grillig patronen. De punten waar de vertakkingen beginnen zijn de keerpunten. Of stel je je leven voor als een rivier met zijrivieren en stroompjes. Ook daar zijn de keerpunten de plekken waar de wateren bijeenkomen of uiteen gaan. Teken die boom, plant of rivier en teken of schrijf de keerpunten er in. - Als je geschreven hebt over een groot keerpunt: maak de oefening nog een keer en schrijf nu over een klein keerpunt. Als je geschreven hebt over een klein keerpunt: maak de oefening nog een keer en schrijf over een grote verandering in je leven. - Verbeeld je keerpunt in kleur. Werk met krijt, kleurpotloden of waterverf, kies het materiaal dat je prettig vindt. Maak geen tekening die iets voorstelt (met mensen en bomen) maar begin met één kleur die voor jouw gevoel bij het keerpunt past, en maak vanuit die kleur een abstract kleurenbeeld. Schrijf daarna bij de beginkleur associaties op, bijvoorbeeld: blauw is voor mij… en die zin vul je minstens tien keer aan. Dan schrijf je nog een keer het verhaal over je keerpunt en je verwerkt er elementen uit je kleurassociaties in. Herhaal één zin, waarin de kleur genoemd wordt, twee keer. Je mag er ook een gedicht van maken.

6 - Voor meer inspiratie:

Zaterdagavond. De winkels tot 10 uur open. Pasgetrouwd en 19 ging ik met mijn moeder altijd boodschappen doen. Als ik thuis kwam had mijn man het fornuis opgestookt en de teil stond al klaar. Maar eerst de gerookte makreel opgegeten. We waren jong ik 19 hij 23. Het was heerlijk om afgeboend te worden. In de besloten warme ruimte. Jong en verliefd. In de 7e hemel. Maar daar waren wolken aan. Want hoe leg je het aan om geen kind te krijgen. Mijn man wist dus een sigarenwinkeltje waar je condooms kon kopen. Dat ging toen wel stiekem. ’s Avonds. Links en rechts kijken en naar binnen glippen. In het slecht verlichte winkeltje werd wat gescharreld en kwam het ding op de toonbank en wegwezen. Enfin. Op die bewuste eerste zaterdagavond zou het dus gebruikt worden. Om te beginnen stond er op de aanwijzing dat je het, om te proberen of het goed was, tot op ellebooglengte kon proberen. Dat gebeurde en de lol was er voor mij al af. Gefrunnik om het om te doen. En nog meer ellende in het gebruik. Ik werd zo woedend. Donder dat ding weg. Na tien minuten teleurgesteld gemok, begonnen we toch met het feest. En wat voor een. Prompt negen maanden later een kind. Zo was dat in de jaren 30. Lena, deelneemster cursus levensverhalen schrijven. In: José Franssen: Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1995.

De deur ging langzaam open en professor Müller kwam binnen. Met zijn operatieschort nog aan liep hij resoluut naar mijn bed. Gewend als ik was aan de gewichtigheid van de Italiaanse hoogleraren, die met een gevolg van een grote stoet onderdanige assistenten en met scharen verpleegsters binnenkwamen, werd ik altijd weer verrast door zijn informele eenvoud. Hij had al die drukte niet nodig. ‘La beauté…ca va? Staat u eens op en laat me zien hoe u loopt.’ Ik weet nog hoe ongelovig, hoe bang en onzeker ik was. Meteen na zo’n operatie opstaan en lopen leek een onmogelijke onderneming. Hij hielp me overeind te gaan zitten en maakte de infuuszak en de buisjes aan mijn ziekenhuisjas vast. Hij pakte me bij de hand. Ik stond op. Ziekenhuisgeuren, vogels die tegen mijn raam pikten, het gevoel dat er een glimlach over zijn donkere snorretje gleed, zijn glanzende ogen, zijn stevige handen, mijn omzwachtelde been, hoop, angst, vertrouwen. In die witte, staalkleurige ziekenhuiskamer van de Lindenhof zette ik op een junimiddag van 1970 op een vloer van grijs linoleum, met een dansend hart, de eerste aarzelende stappen van mijn nieuwe leven, niet langer als invalide, de eerste stap op weg naar Afrika. Op een dag zou ik op het zand van verre woestijnen lopen. De lavarotsen aan de noordelijke grens, de koraalriffen in de Indische Oceaan, de grazige vlakten van de savanne, de kloven in het dal van de Grote Rift. Op een dag, al gauw, zou ik in Kenia aankomen. In: Kuki Gallmann: Olifanten in mijn boomgaard. Meulenhoff, Amsterdam, 2001.

De afgevallen gele bladeren. Het was een stralende herfstdag, toen ik het grote ijzeren hek openduwde. Over de afgevallen gele bladeren naar de poort lopend, dacht ik dat er heel wat jaren tussen toen en nu lagen. Maar ik voelde me weer net als toen, op mijn eerste schooldag. Gespannen en vol verwachtingen. Aarzelend ging ik naar binnen en hing ik mijn jas aan de haak op. Er was niets veranderd, zag ik. Alleen in de klas, daar waren de banken verwisseld voor tafeltjes en stoelen. Vooraan plaatsnemend, keek ik de klas rond. Heerlijke nostalgie. Even later kwam er een punker binnengestapt. Mevrouw, mag ik erbij komen zitten, vroeg hij. Zeker joh, als je mevrouw thuis laat en bij Miep wilt plaatsnemen, zei ik. Hij lachte en het ijs was gebroken. We hadden het ontzettend leuk. Naast hem voelde ik me weer jong. En ik kreeg zelfs de neiging om kattenkwaad uit te halen. Met een voldaan gevoel trok ik na afloop van de eerste schooldag de poort achter mij dicht. En over de afgevallen bladeren naar huis lopend, viel het mij op, dat ook die dezelfde kleur hadden als toen. Miep Honée, deelneemster cursus levensverhalen schrijven. In: José Franssen: Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1995.

Een nieuwe start. De bus stopte op die klamme augustusmorgen in 1951 op de smalle Amsterdamsestraatweg langs de Vecht in Breukelen, voor kasteel Nijenrode: het Nederlandse Opleidingsinstituut voor het Buitenland. Ik stapte uit en zeulde mijn zware koffer over de ophaalbrug. In mijn beste pak en met een rouwband op mijn revers meldde ik mij in het poortgebouw. Ik realiseerde mij dat de opleiding mij niet naar het buitenland zou brengen, zoals ik bij mijn inschrijving, een jaar eerder, had gedacht. Er gebeuren nu eenmaal dingen waarop je geen invloed kunt uitoefenen en die je leven plotseling een heel andere wending geven. Een wending die, achteraf bekeken, leidde naar een leven dat minstens zo boeiend was als de gekozen carrière in het buitenland. Het was een tweesprong met op beide wegen een lokkende horizon. Mijn ouders huldigden de gezonde opvatting dat hun kinderen zelf hun toekomst moesten bepalen en de daarbij behorende opleiding konden kiezen. Wij waren met zeven jongens en twee meisjes en we hadden nogal uiteenlopende interessen. Twee oudere broers hadden gekozen voor het familiebedrijf. Daarmee leek de opvolging geregeld en kregen anderen volkomen vrij baan in hun beroepskeuze. Ik meende over technische vaardigheden te beschikken en belandde dus op hbs-b. Na een tijdje verschoof mijn interesse naar een rechtenstudie, daarvoor moest je in die tijd als vooropleiding gymnasium hebben. Aangezien het toen ondenkbaar - en ook wel ondankbaar - was om van studierichting te veranderen, liet ik de mogelijkheid van een rechtenstudie vallen. Via mijn zijdelingse belangstelling voor de schilderkunst overwoog ik toen een architectenopleiding. De naoorlogse architectuur bood op dat moment echter weinig creatieve mogelijkheden in het korset van premiewoningbouw, zodat ik ook dat idee liet varen. Via de beroepenvoorlichting op school hoorde ik van Nijenrode, een instituut dat er op gericht was de buitenlandse contacten die tijdens de oorlog verloren waren gegaan, zo spoedig mogelijk te herstellen. Ik vond dat een mooie en ook wel avontuurlijke uitdaging en dus meldde ik mij aan. Tot mijn voldoening doorstond ik de toelatingstests met goed gevolg. Mijn pad naar de toekomst leek geëffend. Maar het lot besliste anders. Vlak voor mijn eindexamen, op 24 juni 1951, verongelukte mijn oudste broer bij een auto-ongeval. Hij was een van de twee broers die in de bedrijfsopvolging zouden voorzien. Dit moest nu worden bijgesteld. Aan mij werd het voorstel in overweging gegeven om die plaats op te vullen. ‘Maar’, zeiden mijn ouders, ‘het moet je eigen keuze zijn. Je wilde naar Nijenrode en dus ga je daar eerst naar toe’. Toen ik mij in augustus met het rouwbandje op mijn reversaanmeldde in het poortgebouw, wist ik dat mijn carrière niet in het buitenland zou liggen. Na twee jaar studie en enkele stages in het buitenland meldde ik mij op de pannenfabriek. Ik heb er nooit spijt van gehad. Paul van de Boel in: José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

Keerpunt. Het is de derde week van mijn eerste bergsportvakantie in de Oostenrijkse Alpen en de Italiaanse Dolomieten. Vandaag sta ik voor de Klettersteig naar de Kesselkogel van drieduizend meter hoog. Dat is duizend meter hoger dan de Vajolethütte, waar we nu zijn. Precies een jaar geleden ben ik geopereerd aan borstkanker, met bestraling en chemotherapie als noodzakelijk gevolg. Kan ik die beklimming aan? Mijn conditie is wel op wonderbaarlijke wijze, met sprongen vooruit gegaan, maar toch… Onder de hoede van mijn nieuwe vriend Ben durf ik de uitdaging aan. ‘Klimmen doe je alsof je al jaren in de bergen rondstruint’, zegt hij. Bij de hut is het kruis op de top te zien, daarboven de zon. ‘Als ik boven kom, til je me maar op, dan kan ik de zon aanraken’, zeg ik. Zo hoog is de Kesselkogel. Het gaat goed. We binden in. De sleutelpassage, het moeilijkste punt, neem ik met gemak. Stapje voor stapje klim ik de berg op. Wel tienduizend stappen zet ik. Ik voel me heerlijk, als een klauterende kleuter, veilig met carabiners vastgehaakt aan de staalkabel. Als ik stil sta, geniet ik van de afgelegde afstand en van de vergezichten. Na twee uur klimmen wordt mijn vermoeidheid duidelijk voelbaar. Ik krijg mijn benen nauwelijks omhoog. Na ieder stapje moet ik hijgend zuurstof bijtanken. Ben neemt maatregelen, er komt een extra touw om mij omhoog te hijsen. Heel brutaal zegt hij: ‘Kom, Fikkie, kom.’ Het vloekt in mijn oren, maar toch lief. De laatste honderd meter lopen we op de graat, zowel links als rechts kijk ik tweeduizend meter omlaag - adembenemend. Ik bereik te top. Levend. De zon is weer heel ver weg. Ik ben al verliefd, maar híer word ik ook weer verliefd op het leven. Ik ben trots op mijn prestatie en voel me later boordevol energie. Bij volle maan, met sterren aan een diepblauw firmament, kijk ik terug op een geweldige dag. Een kabel als houvast, een rugzak vol leeftocht en liefde, de zon en de maan als begeleiding. Ik leer in geven en nemen mijn horizon te verleggen. Ik leer weer leven in plaats van overleven. Jeanne Feijts in: : José Franssen: In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008.

José Franssen