Week 6: Op de foto's die gemaakt zijn
Geluk. Ik ben een vrolijke tevreden baby, vredig slapend in wieg en kinderwagen, wakker en tevreden lachend naar mijn fotograferende ouders en kraaiend van de pret in de armen van mijn verliefde moeder en mijn blije vader. Op de foto’s die gemaakt zijn in mijn eerste levensjaren, is iedereen gelukkig. Mijn ouders wandelen met mij en hun vrienden of familieleden langs de Maas, ik kruip op mijn dekentje nieuwsgierig rond, grijp naar vorm en kleur, speel poedelnaakt na het baden in een zinken teil op het wollen tafelkleed. Ik ben vrolijk, nieuwsgierig en ondernemend. Ik zie mijzelf spelend en in actie, om daarna vermoeid in kinderstoel of wagentje wat weg te suffen. Duimend: ik heb heel lang geduimd en het was een geluk dat mijn moeder vond dat het vanzelf wel zou over gaan. Mijn moeder, tante Tiny, tante Fien en de vriendinnen op de foto’s dragen práchtige getailleerde bloemenjurken, ze zijn allemaal even jong en mooi. Ook na een jaar en na twee jaar sta ik met mijn krullenbol nog breed lachend op de foto’s, spelend met mijn tenen of mijn kersverse broertje Wim aaiend over zijn kale bolletje. Ook hij is guitig en vrolijk. Op een alledaags plaatje zie ik hoe ik mijn wang tegen die van mijn moeder vlij, mijn handje onder haar kin, terwijl zij op haar knieën zit en mij om mijn rug heen liefdevol vasthoudt. De nichtjes met hun plooirokjes zijn ook in beeld en aan de achtergrond zie ik dat we op het balkon staan bij tante Tiny in de stad. We zijn er allemaal, mijn moeder, haar twee zussen en de kinderen van dat moment. Ik ben twee jaar als het boek vol is en ik realiseer me bij het dichtslaan steeds weer dat mijn eerste twee levensjaren ongecompliceerd en fijn waren: vol spel, onverdeelde aandacht van moeder en tantes, geborgen in de schoot van het groeiende gezinnetje met ouders, die na het gedane werk van de dag ‘s avonds gezellig hun glaasje sherry dronken terwijl wij in onze bedjes sliepen. José Franssen, niet gepubliceerd.
1 - Foto’s zijn de beelden die ons verleden tekenen. Ze maken onze geschiedenis concreet en zichtbaar. Soms markeren ze belangrijke perioden of ze tonen momenten en personen uit het eigen levensverhaal. Voor wie op zoek gaat naar het eigen verhaal vormen foto’s soms een rijke herinneringsbron. Op foto’s is veel te zien, soms meer dan je denkt. Uitgangspunt voor deze oefening zijn je foto’s. En de eerste stap is dan ook het doorbladeren van je fotoboeken, het bekijken van je foto’s in dozen, op je prikbord, in laatjes of op de zolder. Neem daar rustig de tijd voor en kies uit alle foto’s die je tegenkomt een tiental foto’s die voor jou belangrijk zijn in je levensverhaal. Je mag er zelf op staan, er mogen andere mensen opstaan. Het is leuk als er mensen opstaan, maar een heel belangrijk landschap, een belangrijk gebouw, elke foto kan aanleiding zijn voor een stukje eigen levensverhaal. Dat is ook de gedachte die je in je achterhoofd houdt: kan ik bij deze foto iets vertellen, waarom is juist dit een belangrijk beeld voor mij? Aan het einde van je zoektocht heb je 10 foto’s uit verschillende perioden van je leven.
2 - Als je in een groepje werkt is het leuk om de foto’s met elkaar te bekijken en te vertellen waarom je deze beelden gekozen hebt en wat er op te zien is. In feite laat je dan al een klein verhaal van je leven zien. Bovendien kun je vertellen hoe je het hebt aangepakt bij de zoektocht naar de foto’s. Heb je het hele huis doorgezocht naar alle beelden van jezelf? Ben je systematisch te werk gegaan, of heb je willekeurig een aantal boeken uit de kast gepakt en daar iets uit gekozen? Of heb je je beperkt tot de foto’s die je toch al in een mapje in je handtas hebt? Heb je veel of weinig foto’s? Zijn foto’s belangrijk voor je? Hoe verliep je keuzeproces? Wat is je opgevallen bij het zoeken en kiezen van de foto’s? Zijn er misschien ook foto’s die heel belangrijk voor je waren maar die verloren zijn gegaan (door bijvoorbeeld brand, oorlog, scheiding)? Ook dié foto’s kunnen die ook meedoen in de foto-oefening, je probeert dan in je geheugen het beeld van de foto terug te halen! Als je helemaal geen foto’s hebt, kun je afbeeldingen zoeken in tijdschriften die dienst kunnen doen als ‘foto’s’, of je verzamelt in gedachten een aantal ‘denkbeeldige foto’s’, innerlijke plaatjes van situaties uit je geschiedenis. Ook als je niet in een groep werkt, kan het verhelderend werken om aan een ander (vriend of vriendin, partner) te vertellen welke foto’s je gekozen hebt en waarom. Het doel van dit proces is het kiezen van één foto waarmee je verder gaat. Dit is een foto waarop tenminste één persoon staat, bij voorkeur een ander dan jijzelf. Als je een foto kiest van iemand waarmee je je erg verbonden voelt, kan het schrijven over deze persoon confronterend zijn. Baken dus goed af voor jezelf. Met welk beeld wil je werken? Misschien is het goed te beginnen met een ‘veilige’ foto. Kies bijvoorbeeld een foto waar je nieuwsgierig naar bent, waar je nog iets bij kunt ontdekken. Je kunt de oefening later altijd nog herhalen met de foto van een (ex-)geliefde, vader of moeder.
3 - De gekozen foto is het beginpunt van de schrijfoefening. Bekijk de foto heel erg goed. Kijk er zeker vijf minuten naar zonder te schrijven, en schrijf daarna zo nauwkeurig mogelijk op wat je allemaal ziet. Hoe ziet het beeld er uit? Neem nauwkeurig waar. Kijk langer dan je anders zou doen, tast het beeld minutieus af met je ogen. Heb oog voor de details. Kijk net zo lang tot je weer wat nieuws ziet. Wat valt je op aan de foto dat je eerder niet hebt opgemerkt? Beschrijf de foto in briefvorm aan een vriend of vriendin en vertel zo nauwkeurig mogelijk over het beeld aan de ander, die de foto en de situatie niet kent. Je vertelt niet het verhaal, maar je legt uit wat er allemaal te zien is op de foto en wat je opvalt. - Vervolgens schrijf je voor jezelf alle associaties, gevoelens, gedachten en herinneringen op die bij je boven komen als je naar de foto kijkt. Welke situatie wordt weergegeven? Waar was dat en in welke tijd speelde het zich af? Wat gebeurde er precies en wie waren er bij betrokken?
4 - Schrijf nu op basis van de associaties en waarnemingen onder 3 het verhaal van de foto.
5 - Kijk nu opnieuw naar de foto. Wie zijn de personen op de foto? Wie is de hoofdpersoon? Wat voor iemand is het? Schrijf in trefwoorden de antwoorden op bij de volgende vragen, die de persoon verder in beeld kunnen brengen: - Hoe zag hij of zij er uit? Vertel iets over het uiterlijk en speciale uiterlijke kenmerken. Dik of dun, koel of vol emotie, vrolijk of verdrietig, oud of jong, actief of rustig…verzin bijvoeglijke naamwoorden die passen bij deze persoon. - Welke kleding droeg de persoon op de foto en welke kleding herinner je je verder nog? Details? - Hoe heet de persoon op de foto? - Hoe oud is de persoon op het moment dat de foto gemaakt werd? Hoe oud is hij of zij nu of hoe oud is de persoon geworden? - Wanneer zag je hem of haar? In welke tijd was de persoon belangrijk voor je of aanwezig in je levensverhaal? - Waar was dat: en hoe zag het er daar uit? Details, kleuren en geuren van de omgeving. - Hoe woonde deze persoon? Kwam je bij hem of haar thuis? Waar komt hij of zij vandaan? - Wat weet je over de achtergrond van de persoon? Welke geschiedenis hoort bij hem of haar, uit welk gezin afkomstig, welke culturele achtergrond? - Wat doet de persoon in het dagelijkse leven? Beroep of bezigheden. - Wat is jouw relatie met deze persoon? - Wat deed je met hem of haar? Wat deed hij of zij met jou? - Wat zei hij of zij tegen je? Hoe klonk de stem? - Welke sfeer herinner je je? Warm, koud, gezellig, … - Weet je een bijzondere karaktereigenschap? Misschien zijn er tegenstrijdige eigenschappen? - Welke andere mensen waren erbij of hoorden bij deze persoon? - Wat spreekt je aan in hem of haar? Wat juist niet? - Weet je een gebeurtenis rond of met de persoon? Meerdere gebeurtenissen? Heb je een speciale geschiedenis met hem of haar? - Associeer je deze persoon met een geur? Een kleur of verschillende kleuren? Geluiden? - Welke gevoelens horen bij deze persoon? Welke gevoelens had hij of zij? Welke gevoelens had jij voor hem of haar? - Wat denk je nu over deze persoon, achteraf, nu je er zo op terugblikt? Is je gevoel en mening anders dan vroeger? Waarom?
6 - In levensverhalen vertel je niet alleen je eigen verhaal, je vertelt ook over de mensen die bij je horen. Je portretteert niet alleen jezelf (als hoofdpersoon), je portretteert ook je vrienden, vriendinnen, familieleden en anderen. Via een portret probeer je de ander te beschrijven in zijn of haar talenten en zwakheden. Details zijn boeiender dan een algehele opsomming, een paar trefzekere woorden vertellen meer dan een heel verhaal. Portretten kunnen fascinerende beschrijvingen zijn, waarin je overigens niet alleen probeert die ander in zijn of haar eigenheid vast te leggen, maar die je ook kunt zien als een spiegel van jezelf. Tenslotte beschrijf je de ander, gezien door jouw ogen, je vertelt wat jij opmerkt, belangrijk vindt, waardeert, je zegt wat jou raakt, irriteert en ontroert, en daarmee zeg je minstens zoveel over jezelf dan over de ander. Via het schrijven van portretten leer je zo ook het een en ander over jezelf, zeker wanneer je daarna tijdens het lezen van boeken vergelijkt met de portretten die anderen geschreven hebben. Schrijf op basis van de waarnemingen en de associaties onder 5 een portret van de persoon op de foto. Dat mag een beschrijving zijn als in een roman, maar het kan ook een gedicht zijn. Kies je eigen vorm.
7- Wat je nog meer kunt doen: - Schrijf een brief aan de persoon op de foto. Gebruik daarin elementen uit de bovenstaande oefeningen, maar concentreer je vooral op je boodschap. Wat zou je deze persoon (nog) willen vertellen? Welke dingen zou je nog kunnen zeggen over het moment of de periode van de foto? - De persoon op de foto schrijft jou vervolgens een brief terug. Je verplaatst je dus in die persoon en bedenkt wat hij of zij jou te zeggen heeft. - Als de persoon nog leeft en je vindt het leuk: ga met je teksten naar hem of haar toe, lees je verhaal, portret en brieven voor en praat er over. Klopt het volgens de ander? Wat zou er uit moeten volgens hem of haar, wat moet er nog bij? Dikke kans dat je waardevolle nieuwe informatie krijgt of dat jullie een boeiend gesprek hebben naar aanleiding van foto en teksten. - Zo kun je werken aan een 'fotogalerij': kies foto’s van belangrijke personen uit je leven en schrijf volgens te bovenstaande procedure portretten en verhalen. Want wie wás die befaamde tante Neel waarover altijd gesproken werd en die zo wuft op de foto’s staat, wat weet je nog van haar? Wat karakteriseerde vader nu eigenlijk écht? Wat weet ik over moeder? En wie waren opa en oma eigenlijk? Via portretten in woord en beeld maak je zo monumentjes. - Natuurlijk kun je de foto-oefening ook maken met een foto van jezelf! Het portret wordt dan een zelfportret. En de brief schrijf je dan aan jezelf, zoals je toen was. En je foto-galerij wordt dan een serie zelfportretten. Het kan allemaal. Kies je eigen vorm, doe wat je het fijnste lijkt, of probeer juist iets nieuws. - Je ziet het: de mogelijkheden om met foto’s te werken aan je eigen levensverhaal zijn enorm. Je kunt nog verder gaan: gebruik de bewaarde foto’s, portretten, oude documenten en vakantieherinneringen om stukjes van de familiegeschiedenis vast te leggen, misschien als illustratie bij het onderzoek naar stamboom en voorouders. Of in een herinneringsboek voor een geliefde. Of in een levensboek, als een ouder, onze partner, vriend, broer of buurvrouw te veel vergeet. Geschreven portretten voegen veel toe! Een geschreven portret vertelt weer iets anders dan een foto. - En: ook foto’s van anderen kunnen uitstekend materiaal zijn om fragmenten van je eigen levensverhaal te schrijven. Ga op zoek naar foto’s in boeken of tijdschriften, die je herinneren aan je eigen geschiedenis. Er zijn tegenwoordig ook veel boeken op de markt met foto’s, die speciaal voor dit doel gemaakt zijn. Bovendien barsten de archieven van gemeentes van oude foto’s van land, volk en streek en zijn er veel musea die fotomateriaal ter beschikking hebben. Ik noem twee boeken die mij geïnspireerd hebben: Holland zonder haast, een serie van vier fotoboeken van fotograaf Sem Presser, met foto’s uit de jaren veertig, vijftig en zestig en sfeerbeelden van het alledaagse leven in en na de oorlog: Sem Presser: Holland zonder haast, delen 1 tot en met 4. Met een inleiding van Michael Zeeman. Voetnoot, Anwerpen, 2001. En van Michel Frizot en Cédric de Veigny: Photo Trouvée, een verzameling van amateurkiekjes thuis en in de tuin,van familie en vrienden, vakantie en vertier, verzameld door fotohistorici: Michel Frizot en Cédric de Veigny: Photo Trouvée. Phaidon Press, London, 2006.
8 - Als je in een groep werkt: lees elkaar de verhalen, portretten en brieven voor. Let bij het bespreken van de teksten op: Heb je sprekende details gebruikt? - Hoe komt de waarneming (het zíen van het beeld) terug in de beschrijving? - Komt de persoon uit de verf voor diegenen die hem of haar niet kennen? Zie je hem of haar voor je? - Hoe beviel je de briefvorm? Past deze manier van schrijven bij je? - Wat was het effect van de perspectiefwisseling? Lukte het om je te verplaatsen in de ander? - Wat valt je op als je de twee brieven na elkaar leest/hoort?
9 - Voor meer inspiratie:
Opa Duperay was een fantastische man. Ik weet dat mijn vader hem erg graag fotografeerde. Die foto aan het raam is mijn lievelingsfoto. Zijn gezicht heeft de mengeling van intelligentie, humor en goedheid van mensen die, tot rust gekomen, al hun amoureuze en andere perikelen achter zich hebben gelaten. Zonder wrok, zonder onderdrukte of teleurgestelde verbittering beginnen ze in harmonie met zichzelf aan de oude dag. Omdat ze niets meer van anderen nodig hebben, geven ze nog slechts (… en dan volgt een portret van vijf bladzijden met de foto). Mijn grootmoeder achter haar naaimachine. Zo trof ik haar waarschijnlijk aan – want mijn niet te peilen geheugen biedt me geen enkel beeld van haar – als ik ’s middags uit school kwam. Het eerste dat me opvalt als ik haar op deze foto zie, is haar kracht. God, de kracht die van deze vrouw uitging! Van haar armen, via haar indrukwekkende schouders tot haar brede gezicht met het koppige voorhoofd onder de manen van een leeuwin – ja een leeuwin – en daartegenover, bijna uit de toon vallend, de gratie van haar pols en haar hand op het wiel van de machine om de naald te plaatsen. (…) Van haar rest me nog slechts de foto achter haar naaimachine, haar liefde voor volle huizen waar katten op de her en der verspreide lappen stof lagen te spinnen en een taart van kastanjes, amandelen en kirsch, die in je mond een tegelijk zoete en bittere smaak achterlaat, de smaak van een verloren kindertijd. In: Anny Duperey: Schaduw en stilte. Vertaald uit het Frans door Theo Buckinx, met foto's van Lucien Legras. (Een ontroerende zoektocht van een schrijfster naar haar eigen verhaal aan de hand van foto's die haar vader maakte.)
Op deze vroegste reeks foto’s die ik van je heb, zie ik hoe je er zeven jaar geleden uitzag: een blond meisje met een vlaag pukkelspatjes op de onderkant van haar wangen, en een lange ketting van beschilderde houten kralen om haar hals. Hoewel die foto’s achter elkaar genomen zijn, tonen ze lang niet alle dezelfde uitdrukking. Naast elkaar geplaatst leggen ze de snel wisselende gevoelens bloot waaraan je toen onderhevig was en die elkaar in je verdrongen. Zo zitten in één ervan, in kwartprofiel, je ogen vol angst, als zag je iets waarvoor je op het punt stond terug te deinzen. Op een ander, in halfprofiel, sla je de ogen neer alsof iemand je had terechtgewezen en bekende je deemoedig schuld. Op nog twee andere, en face genomen, is het beurtelings een wat uitdagende en een achter twijfel teruggetrokken glimlach die overheerst. Maar op de laatste, die mij het dierbaarst is, ligt in je blik, als het ware vlak onder je huid in een kwetsbaar evenwicht verzonken, een weefsel van droefheid en geluk, overschenen door het effect van licht en schaduw en als die beide onscheidbaar samen aanwezig, soms verstild op de achtergrond, soms ongeremd naar buiten brekend, in alle momenten van ons samenzijn. In: Paul de Wispelaere: Het verkoolde alfabet. Dagboek 1990-1991. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1993.
Nonk Jef. Waar iedereen een neus heeft, had hij een verwrongen stuk huid. Z’n neus was operatief weggehaald omdat r een kwaadaardig gezwel zat en dit was een beetje mislukt. Ik zag het niet, voor mij was hij gewoon: Nonk Jef. In z’n huis, dat ik later kocht als bouwvallig verklaarde woning, vond ik een pasfoto die zo lelijk was, dat ik die verborgen heb gehouden. De foto lag in de la van de keukenkast waarin hij ook de suikerklontjes bewaarde die we van hem kregen. Hij was een oude vrijgezel en werkte als tuinman bij de grafelijke familie op het kasteel. We vonden hem interessant als hij in zijn rieten leunstoel zat en pap at die hij maakte door brokken witbrood met suiker en melk te laten pruttelen op z’n plattebuiskachel. Lekker warm was het in zijn keuken waar het stonk nar pijptabak en waar nooit iemand kwam om te poetsen. Zelf veegde hij wel eens de vloer, tenminste in het midden. Het toppunt van luxe was de roomboter die je van hem kreeg, niet om te eten, nee, als je winterhanden had kreeg je een klontje om je handen en armen mee in te smeren. Nu, een half mensenleven later denk ik aan Nonk Jef: we smeren onze handen in met heerlijk geurende crème en waar eens zijn keukenkast stond, staat op ooghoogte de ingebouwde koelkast. Trek je die open, dan mis je de grote klomp roomboter in vetvrij papier. Op die plaats staat nu heel zuinig een plastic kuipje halvarine. M.P., deelneemster cursus levensverhalen schrijven. In: José Franssen: Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1995.
We kijken de oude albums door. De laatste keer was lang geleden. Foto’s van Elspeet waar we vakanties doorbrachten in het Doopsgezind Broederschapshuis. Ik weet nog dat we er in het bos oorlogje speelden met een jongen die mooie verchroomde speelgoedpistolen had. We hadden een wegversperring aangebracht. De langsfietsende gasten speelden het spel willig mee. Het kwam me op een verdrietig standje van mijn ouders te staan. Oorlogstuig was bij ons uit den boze. Oorlogje spelen evenzeer. Oorlog was geen spel. Juist ik hoorde dat te weten, hielden mijn ouders me voor. Ik voelde me meer dan betrapt. Het was alsof ik een beetje verraad had gepleegd. In: Philip Freriks: Jantje. Conserve, Schoorl, 2005.
Tante Niek gaf mij iets waar ik niet op uitgekeken raakte. Een familiefoto uit het voorjaar van 1943, gemaakt ter ere van het veertigjarige huwelijk van opa en oma Verschuur, in de donkere achterkamer van het huis aan de Keizersgracht. Voor het raam een palm, aan de muur schilderijen van paardenschilder Wouter Verschuur, trots van de familie. Iedereen staart in de lens. Alle monden zijn dicht, de blikken staan meer op begrafenis dan op bruiloft. Maar het was ook oorlogstijd, niemand kan daar met volle maag gestaan of gezeten hebben. Opa en oma op de bank, met elk een kleindochtertje op schoot. Ik als oudste midden tussen hen in op de achterleuning, wat beteuterd in mijn smokjurk. Ik trek mijn rok in een punt omlaag tussen mijn benen zodat mijn knieën schonkig vooruit steken. Naast mij zit mijn drie jaar jongere neefje, om ons heen staan de ooms en tantes. Helemaal links de man van tante Niek, oom Jan, het langst van iedereen, helemaal rechts mijn vader, de oudste zoon, een beetje op zichzelf. Zijn ogen liggen diep in hun kassen, ze zijn groot en rond. Hij kijkt ermee of hij verantwoordelijk is voor dit hele gezelschap, en meer dan dat. Ik moet denken aan het beeld van Atlas op de achterkant van het Paleis op de Dam. Naast mijn vader, op de leuning, zit mijn moeder, als een sfinx. In: Rita Verschuur: Het geheim van mijn moeder. Cossee, Amsterdam, 2008.
José Franssen