Avondmoment
Langzaam begin ik te wennen aan het leven op de verpleegafdeling. Ik ben niet meer zo in beslag genomen door de boosheid van mijn moeder en ik voel me minder vaak verdrietig. Ik begin de bewoners te herkennen en met sommigen heb ik af en toe contact. Het is fijn om wat rond te lopen en een kijkje te nemen in de huiskamer. Dat neemt mijn moeder me meestal niet in dank af, zij wil mij vooral voor haar alleen. Toch lukt het vanavond haar mee te krijgen om te kijken of we een praatje kunnen maken. Als we rond tien uur gaan, zijn de verzorgenden vaak een heel eind klaar met hun werk en treffen we hen aan de ronde tafel in de huiskamer waar ze rapporten schrijven en wachten op de aflossing van de nachtdienst. Vanavond worden we hartelijk welkom geheten en aan tafel uitgenodigd. Ik vind het een fijne manier om kennis te maken met verzorgenden. Een kopje koffie en thee, een praatje, en even kunnen vertellen hoe de dag was. Ik ben tenslotte al net als veel verzorgenden de hele middag en avond in touw. En al heb ik maar één persoon om voor te zorgen, vermoeiend is het wel. Mijn moeder zit er eerst een beetje stuurs en terughoudend bij. Ze wacht duidelijk op mij, eigenlijk wil ze hier weer zo gauw mogelijk weg. Maar ze is ook alert en ineens kijkt ze naar de handen van een van de vrouwen en zegt helder en duidelijk: “Mogen jullie wel werken met ringen aan de handen?” “Oei”, zegt Carla, “daar hebt u me betrapt, want het mag inderdaad niet, we hebben geleerd dat we onze sieraden thuis moeten laten.” “Dat zou ik denken”, zegt mijn moeder, “als ik het hier voor het zeggen had, wist ik het wel.”
Als ik vertel dat mijn moeder vroeger verpleegster was, ontstaat er een levendig gesprek over de verpleging vroeger en nu. Mijn moeder kan, af en toe geholpen door mij, vertellen over haar glorietijd. Haar verpleegstersjaren in Weert, Eindhoven en Venlo passeren de revue, de tijd waarin ze hoofd was van ’de mannen’, en het vele plezier dat ze had met haar verpleegstersvriendinnen. Ze zit ineens rechtop en is er helemaal bij. De vrouwen aan de tafel zijn oprecht geïnteresseerd en stellen allerlei vragen. Mijn moeder vertelt over de lange nachtdiensten die zij moest draaien, over het ’s nachts uitwassen van de luiers en het schoonmaken van urinaals met gebroken eierschalen, over het uitkoken van spuiten. Kom daar nu nog maar eens om. Het was hard werken, maar er was toch meer tijd om met de mensen bezig te zijn dan nu, concludeert iedereen.
Vóór we het weten, zijn de vrouwen van de nachtdienst gearriveerd. Voor de eerste keer heb ik het gevoel dat het zou kunnen lukken hier. Wat is het fijn, dat er mensen zijn met oprechte interesse in mijn moeders verhalen, verzorgenden die haar kunnen bevestigen in wat ze nog weet en kan. Nog éven praten we verder en ik maak kennis met de nachtvrouwen, die bij ons niet hoeven binnen te lopen vannacht, omdat ik er ben. De avondvrouwen zijn moe en als zij opstappen, gaan wij weer terug naar de kamer. Mijn moeder is helemaal blij geworden door haar verpleegstersherinneringen. We drinken nog een glaasje wijn voordat we gaan slapen. Bij ons avondritueel wenst mijn moeder dat de engelen ons helpen hier op de verpleegafdeling de boel op orde te krijgen…
Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 4, 2010