Bezoek van mevrouw Bloem
Ik vond mijn moeder verloren in de gang van de verpleegafdeling, op zoek naar… ja naar wat? Toen ze me zag, vloog ze in mijn armen en barstte in tranen uit. ‘Ik weet het allemaal niet meer, ik kan helemaal niet meer denken’, snikte ze. ‘Ik begrijp niets meer. Dit is toch geen leven zo, ik kan beter maar de Maas inlopen’. Ik heb het al zo vaak gehoord. Ik sloot haar in mijn armen en liet haar huilen. Daarna gingen we naar haar kamer, waar het verdriet nog een tijdje nasnikte. De appelbollen en de thee hielpen een beetje. Terwijl we daarna de kamer opruimden, alle spullen op de goeie plek zetten, het bed opmaakten, de rozen in het water zetten… en zo bezig waren met dingen die herkenbaar waren en waar mijn moeder een beetje bij kon helpen, werd ze langzaam rustiger. We waren bezig met het invullen van een kruiswoordraadsel en we deden gymnastiekoefeningen op stoeltjes tegenover elkaar. Later keken we in een fotoalbum, terwijl we vertelden over de fijne vakanties die we ooit samen hadden in Zwitserland. Nu kijken we naar André Rieu op de televisie en is alles goed. Mijn moeder is tevreden en zit mee te neuriën met de muziek. Ook ik voel me gelukkig.
De deur gaat open en mevrouw Bloem stapt beslist naar binnen. Als ze ons ziet is ze verheugd en ze loopt kordaat naar de lege stoel. Zij is net als mijn moeder gek op de muziek van Rieu. Van mij mag ze meekijken, maar dat gaat niet lukken, want mijn moeder wordt onmiddellijk boos. Zij wijst mevrouw Bloem de deur en zegt gedecideerd dat ze moet gaan. ‘Wegwezen!’ Voor beleefdheid en nette omgangsvormen is geen plaats. Ze is het helemaal beu, al die mensen die bij haar binnenwandelen. Ik probeer het nog even: ‘Mag ze niet meekijken?…’, maar nee, daar is geen sprake van.Dan richt ik me maar tot mevrouw Bloem en ik vertel haar vriendelijk, dat ze in de verkeerde kamer is en dat ik haar naar haar eigen kamer kan brengen. ‘Kom maar,’ zeg ik, ‘dan ga ik met u mee…’ Ook daar is geen sprake van. Mevrouw Bloem is geenszins van plan te vertrekken en ook zij reageert boos. Als ik het nog eens probeer, slaat ze naar me. Nee, ze wil niet weg hier. Oei, oei, hoe moet dat nu? Ik loop snel de gang op richting huiskamer, op zoek naar een verzorgende en gelukkig vind ik al gauw Trudy, die ik de situatie uitleg en vraag of ze ons wil redden. Zij loopt meteen mee en als ze mevrouw Bloem ziet, zegt ze vrolijk: ‘Wat ben ik blij dat ik u gevonden heb! We waren u al kwijt, kom, dan gaan we samen naar de kamer!’ Mevrouw Bloem staat op en gaat gezellig mee.
Bij ons keert de rust terug. Een beetje jammer vind ik het wel, maar ik weet, dat contacten tussen de bewoners op de afdeling grillig en onvoorspelbaar zijn en dat alleen het moment telt. Wij kijken weer naar het concert, ik maak een voetenbad voor mijn moeder en we gaan verder met onze beproefde rituelen van de dinsdagavond.
Gepubliceerd in: Zorgbelang, Gezond lijfblad voor alle Limburgers, nummer 5, 2010