De thuiszorg doet haar intrede
Het is een historische dag, de dag waarop de thuiszorg begint. Mijn moeder zit als een ineengeschrompeld vogeltje aan tafel. En ik loop rond met een hevig schuldgevoel omdat ik haar verraden heb en gezorgd heb dat er thuiszorg komt. Maar wat is het moeilijk! We hebben als kinderen het moment nauwkeurig geregisseerd. Onze moeder vindt nog steeds dat ze alles heel goed alleen kan en weigert met ons te praten over ondersteuning en hulp. Feit is echter dat ze steeds vaker verdwaalt en dikwijls helemaal niet weet wat ze moet doen om de tijd door te komen. Als ze alleen is, zit ze vooral te wachten of een van de kinderen misschien langskomt. En als dat niet gebeurt, belt ze ons op met een stem die verraadt dat ze zich eenzaam en gedesoriënteerd voelt. Onze pogingen om samen met haar te bedenken welke ondersteuningsmogelijkheden er zijn, zijn op niets zijn uitgelopen. Daarom hebben we nu zelf het heft in handen genomen en is het moment gekomen waarop mijn moeder hulp zal moeten accepteren. Dat hebben we haar ook verteld en ze begrijpt het min of meer. Na de oogoperatie moeten haar ogen eerst een tijdje vier keer per dag gedruppeld worden, daarna drie keer en ten slotte twee. Ze vindt het vervelend, maar ze moet het accepteren, want wij hebben gezegd dat wij niet vier keer per dag op de stoep kunnen staan. We hebben het duizend keer aangekondigd: na de operatie komt de thuiszorg. En meer dan dat: de thuiszorg zal blíjven komen, ook als haar ogen niet meer gedruppeld hoeven worden.
Na de operatie heb ik een week lang voor mijn moeder gezorgd. Een hele week heeft ze bij mij gelogeerd en gisteravond zijn we teruggegaan naar haar huis. Het is me niet in mijn koude kleren gaan zitten, ik voel me uitgeput. Mijn moeder is heel onrustig. Straks ga ik weer weg en hoe moet ze het dan allemaal klaarspelen? Wat komen die van de thuiszorg eigenlijk doen? En hoe vaak komen ze dan? En hoe lang gaat dat duren? Ze steekt nog steeds niet onder stoelen of banken dat het voor haar allemaal niet had gehoeven, dat zij het liefste wil dat haar kinderen haar ogen druppelen en dat ze verder helemaal geen hulp nodig heeft.
Nu het zover is en er voor het eerst iemand van de thuiszorg bij haar aan tafel zit, zie ik de paniek. En het wordt alleen maar erger, want er wordt óver mijn moeder gesproken, niemand praat mét haar. Mijn zus beantwoordt de vragen van de thuiszorgster. Er moet een klapper ingevuld worden, mijn moeder wordt een papieren mevrouw. De thuiszorgster en de verpleegster van het Top-zorgtraject, waar mijn moeder al eerder ondersteuning van heeft gehad, praten met elkaar. De verpleegster moet mijn moeder officieel overdragen. Na drie maanden is ze voor haar nog steeds een vreemde zonder naam, het is duidelijk dat de chemie tussen hen niet geweldig is. Mijn moeder heeft zich teruggetrokken in zichzelf, zegt weinig en wordt daartoe ook niet uitgenodigd. Mijn broer komt binnenlopen voor een kop koffie en gaat aan de andere kant van de kamer zitten. Hij zwijgt. Het huis zit vol, we drinken koffie, maar de warmte van de vorige avond is verdwenen. Ik zit er als verlamd bij. Zó hadden we het toch niet bedoeld? Dit gaat helemaal niet goed. Ik zie mijn moeder die maar al te goed beseft dat het leven haar ontglipt, dat ze op veel vragen de antwoorden niet meer weet. Dit is het moment waarop ze de regie over haar eigen leven begint te verliezen. Ik kijk ernaar en kan er niets mee. Als de vreemde vrouwen vertrokken zijn, staat mijn moeder stil te huilen in haar keukentje.
Ik moet haar achterlaten met mijn zus. Ik voel spijt en verdriet omdat wij er als kinderen niet in slagen de zorg voor haar te regelen zoals zij het wil. In de trein rollen de tranen over mijn wangen en nog lang daarna zit er een grote steen in mijn maag. Het beeld van mijn verwarde, ineengedoken moeder laat me niet los. Ik voel me schuldig omdat ik haar verwarring niet kon wegnemen en haar niet kon troosten. Omdat ik niet meer kan doen, omdat ik niet kan blijven. Maar ik ben bekaf van de hele week verpleegster, persoonlijk verzorgende, activiteitenbegeleidster en coach zijn. Ik moet het nu van me af zetten: zorgen is nooit genoeg en het is zelden klaar.
Gepubliceerd in: Denkbeeld, tijdschrift voor psychogeriatrie, oktober 2008