Snipperbericht 15
Een verontrustend boek
Niemand kun je ooit volledig kennen, ook niet in romans. Ik construeer personages door wat ze zeggen of door wat anderen over hen zeggen. Ja, ook door wat ze over zichzelf vertellen, maar dat valt niet te controleren. Misschien liegen ze, of ze vergissen zich. Niemand kent zichzelf. Lange tijd dachten we dat herinneringen vastlagen als mieren in barnsteen. Maar dat klopt niet. We passen ons eigen verhaal constant aan. In deze trilogie zie je hoe Toby haar eigen geschiedenis meermalen reviseert, op een manier die we allemaal kennen: je was 16 en je maakte iets verschrikkelijks mee; vertel je dat verhaal op je 35ste als anekdote dan is het uitermate grappig geworden. Ben je 65 dan zit het er dik in dat je het je nauwelijks meer herinnert. Margaret Atwood in een interview naar aanleiding van haar nieuwste boek ‘MaddAddam’, het derde deel van een science-fictiontrilogie. Zie: ‘Wie schrijft is een optimist’, door Joyce Roodnat, NRC Handelsblad, 13 september 2013
Het drijfzand van onze herinneringen Hoewel Margaret Atwood het in bovenstaand citaat niet heeft over haar levensverhaal, trof haar uitspraak me, omdat deze direct aansluit bij een hele serie citaten die ik hier zal opnemen uit het verontrustende boek van Julian Barnes: Alsof het voorbij is. Ook dit boek is een roman, maar het gaat wel over herinneringen en hoe! De hoofdpersoon (de ‘ik’ in het verhaal) kijkt terug op zijn leven. Hij herinnert zich gebeurtenissen die zich afspeelden toen hij 16 jaar was, en ontdekt dat wat hij zich herinnert niet is wat hij heeft meegemaakt. Langzaam komen er brokstukken van het ware verhaal boven. Het boek liet me in uiterste verwarring achter: want als het zo gaat, dan heb ook ík mijn herinneringen veel meer vervormd en vormgegeven dan ik ooit voor mogelijk hield. O ja, natuurlijk weet ik al lang hoezeer we ons in drijfzand begeven als we beweren dat onze levensverhalen ‘de waarheid’ over onszelf weergeven. Maar toch: je probeert zo waarheidsgetrouw te vertellen, je zoekt zelfs via foto’s, verhalen van anderen en archieven naar het decor en de ware invalshoeken. En dan nog… Ik las het boek nog eens en nog eens, en ik heb het hier nu al maanden op mijn tafel liggen voor dit snipperbericht. Met de boodschap: léés het! Realiseer je dat levensverhalen allemaal beïnvloed zijn door onze interpretatie, blikrichting, door onze wijsheid van het moment waarop we het schrijven, door wat we aankunnen of waar willen hebben. Een paar citaten:
Ik ben niet zo geïnteresseerd in mijn schooltijd, en ik kijk er ook niet met weemoed op terug. Maar op school is het allemaal begonnen, dus ik moet toch even terug naar enkele gebeurtenissen die zijn uitgegroeid tot anekdotes, tot wat onbestemde herinneringen die door de tijd zijn vervormd tot zekerheid. Als ik niet meer zeker kan zijn van wat er zich daadwerkelijk heeft afgespeeld, kan ik in elk geval getrouw de indrukken weergeven die deze feiten hebben achtergelaten. Dat is het beste wat ik kan bieden. (…) Ik moet nogmaals benadrukken dat dit mijn huidige lezing is van wat toen is gebeurd. Of liever, mijn huidige herinnering aan mijn toenmalige lezing van wat er destijds gebeurd is. (…) We nemen dingen veel te gemakkelijk aan in het leven, niet dan? Bijvoorbeeld dat herinnering gelijk is aan gebeurtenissen plus tijd. Maar het zit allemaal een stuk vreemder in elkaar. Wie zei ook alweer dat herinnering datgene is wat we dachten te zijn vergeten? En het zou voor ons duidelijk moeten zijn dat tijd niet werkt als een fixatief, maar eerder als een oplosmiddel. Maar het is niet prettig – het is niet nuttig – om dat te geloven; het helpt ons niet om met ons leven verder te gaan; dus negeren we hem. (…) Maar mijn geheugen is steeds meer een mechaniek geworden dat blijkbaar waarheidsgetrouwe gegevens met weinig variatie herhaalt. Ik staarde in het verleden, ik wachtte, ik probeerde mijn geheugen op slinkse wijze in een andere richting te sturen. Maar het haalde niets uit. (…) Ik heb het idee dat dit wel eens een van de verschillen zou kunnen zijn tussen jeugd en ouderdom: als we jong zijn verzinnen we verschillende toekomsten voor onszelf; en als we oud zijn verzinnen we verschillende verledens voor anderen. (…) Maar ik worstel wel voortdurend met de vraag of ik soms weemoedig begin te worden. Ik word zeker niet week bij de herinnering aan een of ander onding uit mijn kinderjaren; en ik wil mezelf in sentimenteel opzicht ook niet voor de gek houden met iets wat ik toen ook al niet voelde – liefde voor de oude school en dergelijke. Maar als weemoedigheid gelijk staat met de krachtige herinnering aan sterke emoties – en spijt over het feit dat dergelijke gevoelens in ons leven tegenwoordig ontbreken -, dan beken ik schuld. (…) Hoe vaak vertellen we ons eigen levensverhaal? Hoe vaak stellen we bij, verfraaien we, laten we handig dingen weg? En hoe langer het leven doorgaat, hoe minder er om ons heen overblijven om onze versie te betwisten, ons eraan te herinneren dat ons leven niet ons leven is, maar alleen het verhaal dat wij erover verteld hebben. Verteld aan anderen, maar – voornamelijk – aan ons zelf. (…) Later… later is er meer onzekerheid, meer overlap, meer omzien, meer valse herinnering. Voordien kun je je je korte leven nog in zijn geheel herinneren. Later verwordt de herinnering tot iets van flarden en fragmenten. Het is een beetje als de zwarte doos die vliegtuigen bij zich hebben om vast te leggen wat er gebeurt bij een crash. Als er niets misgaat, wist de band zichzelf. Dus stort je neer, dan is het aantoonbar waarom je bent neergestort; stort je niet neer, dan bieden de vluchtgegevens veel minder duidelijkheid. (…) Maar we komen ook nog achter iets anders: dat het brein zich niet graag in een hokje laat stoppen. Net als je denkt dat alles een kwestie is van langzaam minder worden, van aftrekken en delen, kan je brein, je geheugen, je af en toe voor een verrassing plaatsen. Alsof het zegt: Verbeeld je maar niet dat je kunt uitgaan van een proces van geleidelijk verval – het leven zit véél ingewikkelder in elkaar. En dus werpt je brein je van tijd tot tijd flarden toe, maakt het zelfs die bekende verknopingen in je geheugen los. Dat is wat er naar ik tot mijn ontzetting merkte nu met mij gebeurde. Ik begon me, in willekeurige volgorde en zonder enig besef van betekenis, lang verborgen details van dat verre weekend (…) te herinneren. (…) En opeens kwam er een complete herinnering naar boven (…) Wat zijn precies de feiten (…)? Ik zou alleen maar kunnen antwoorden – ik theoretiseer nu even – dat ik denk dat er in de loop van de tijd iets – iets anders – met het geheugen gebeurt. Je leeft jarenlang met dezelfde kronkels, dezelfde feiten en dezelfde emoties. (…) de band gaat lopen en het bekende materiaal wordt afgespeeld. (…) Het lijkt onmogelijk toegang te krijgen tot iets anders; de zaak is gesloten. (…). Maar wat nu als, zelfs in een laat stadium, je gevoelens ten aanzien van die gebeurtenissen en mensen van lang geleden veranderen? (…) Ik weet niet of daar een wetenschappelijke verklaring voor is – iets met nieuwe affectieve statussen die geblokkeerde neurale paden weer openen. Het enige dat ik kan zeggen is dat het gebeurde, en dat het me hogelijk verbaasde. In: Julian Barnes: Alsof het voorbij is. Vertaald door Ronald Vlek. Atlas Contact, Amsterdam, 2011, pag. 10, 48, 71, 72, 88, 89, 103, 113, 120, 122 en 128
Reconstructie van het verhaal Een boek waarin hetzelfde thema aan de orde is, is het recent verschenen Hemelvaart van Judith Koelemeijer. Het kan bijna niemand ontgaan zijn: zelfs onze regionale krant besteedde bijna drie volledige pagina’s aan de bespreking van het boek. Judiths reconstructie van het verhaal van de dood van haar vriendin tijdens een vakantie op het Griekse eiland Paros laat zien, dat er verschillende verhalen zijn en dat de betrokkenen ieder hun eigen betekenis hebben gegeven aan het verlies. Zij begint er haar boek ook mee:
Het is allemaal lang geleden, al meer dan vijfentwintig jaar. Ik durf niet te zeggen dat mijn herinneringen betrouwbaar zijn. We maken ons eigen verhaal van het verleden; een versie die aanvaardbaar lijkt, met een duidelijk begin, midden en einde. Alsof het zo moest zijn en niet anders. We willen liever niet weten hoeveel er wordt bepaald door stom toeval of lot. In: Judith Koelemeijer: Hemelvaart, op zoek naar een verloren vriendin. Atlas Contact, Amsterdam, 2013
Het is een getuigenis van het feit dat verhalen door iedereen anders bewaard, onthouden en veranderd worden. Het laat zien dat verhalen niet statisch, maar levend zijn en mee veranderen met ons als we zelf veranderen. Gebeurtenissen krijgen zo steeds opnieuw een betekenis, worden keer op keer anders verteld, anders gezien en gewaardeerd. Judith Koelemeijers boek is eerlijk, helder en duidelijk, het heeft veel minder lagen en spanning dan het boek van Barnes (die een verhaal vertelt, waarvan we niet weten of het wortelt in zijn eigen leven), maar toch laat ook dit boek je met vragen achter. Niet zozeer met vragen naar de gebeurtenis, een tragische dood van een vriendin, maar wel vragen over het meisje dat het meemaakte en de vrouw die het verhaal vertelt: want wie is zij, deze Judith, dat meisje dat zo moet feesten en dansen, zo ver weg van haar eigen wereld? Wie is die jonge vrouw die zoveel tijd nodig had om zichzelf te vinden? Wat is haar geschiedenis? Wat is de verbinding met de dode vriendin? Misschien is Judith Koelemeijer in haar boeken stap voor stap op zoek naar haar eigen verhalen? Het is fascinerend en wat ik erover weet, is dat het in rondes gaat, het vertellen en begrijpen van je eigen verhalen. Ik hou wel van rondes. Er blijft genoeg te zoeken over.
De vergeting En dan zal ik tenslotte nog een boek noemen waarin het gaat over herinneringen en geheugen: van Daan Heerma Van Voss: De vergeting. Het boek wordt roman genoemd op de omslag, maar het is een reconstructie door de auteur van een situatie waarin hij een deel van zijn herinneringen verliest en de periode die volgt: de angst in het moment, de contacten met vrienden, ouders en dokters, de terugkeer van herinneringen. Een citaat:
Ik ben in Glimmen om Rutger Kopland te interviewen. Toen ik eind 2011 deze afspraak maakte, had ik nog geen idee dat het geheugen soms niet meer is dan een nevel, op sommige plaatsen bijna tastbaar, vol met water, maar op andere plaatsen weer ijl en ongrijpbaar. De oude dichter, die zich breekbaar voortbeweegt, is openhartig. Hij vertelt me over het auto-ongeluk waarbij hij een groot deel van zijn geheugen is kwijtgeraakt. Over de periode van labiliteit die hierop is gevolgd. Over de gevolgen van de gevolgen. Steeds is hij bang dat hij zich van de dingen waarover ik wil spreken te weinig herinnert. Samen tasten we zijn geheugen af. (…) Het is een Kopland aan het einde van zijn leven. Ik moet mijn best doen om niet te erg mee te leven. Er is een grens tussen meeleven en inleven, en ik moet deze met alle geweld bewaken, juist omdat ik bij machte ben om veel te veel te herkennen in deze oude man. Zijn haar zit piekachtig rond zijn kruin. Ik zie de macht van het geheugen, dat naarmate het onmachtiger wordt een steeds nadrukkelijker rol gaat spelen in het leven. Die macht is nog nooit zo zichtbaar geweest als op dit moment: een oude man die zijn herinneringen bijeen zoekt als scherven van een vaas. En hij weet, die vaas komt nooit meer af. In: Daan Heerma Van Voss: De vergeting. De Bezige Bij, Amsterdam, 2013, pag. 52 en 53
José Franssen (3-10-2013)