Snipperbericht 19
WERKEN MET LEVENSVERHALEN IS WERKEN IN EEN GRENSLAND
Over het interdisciplinaire karakter van het werken met levensverhalen - deel 2
De helende kracht van het schrijven: over therapeutische processen in het werken met levensverhalen
Ik ontdekte dat ik een verhaal had, net als ieder ander. Het is een uniek verhaal maar ook hetzelfde verhaal. Je herkent dingen bij elkaar. Dat is troostrijk, je vindt troost bij de verhalen van anderen. (…) Ik ben mijn verhaal gaan nemen zoals het is, ik heb geleerd er vrede mee te hebben, het te accepteren zoals het is.Jeanne Last - Frijnts, 1918
De dingen uit het verleden heb ik gehad, die zijn voorbij en die wil ik niet meer. Ik wil zijn wie ik ben, met mijn hele verhaal. Ik wil ook niet meer alles wegstoppen en wegpoetsen. Het mag er zijn, het verhaal van mijn leven. Door er over te schrijven, heb ik ontdekt dat ik kan zijn wie ik ben.Cécile van der Loo, 1936
Taal brengt in beweging Taal heeft een kracht die we in Nederland nog maar weinig gebruiken in de hulpverlening, en dan bedoel ik taal gebruikt in een creatief proces van het zoeken naar en het vinden van eigen woorden die men kan delen met anderen. Taal doet iets met mensen. Het vertellen en voorlezen van verhalen en gedichten leunt op oude herinneringen aan verhalen van vroeger. Het lezen verrijkt je geest en geeft je stof tot nadenken of onderwerpen van gesprek. Het zelf schrijven maakt dat je dingen anders en zorgvuldiger formuleert dan pratend, en de woorden aan het papier toevertrouwen heeft een wonderlijk effect, dat gesproken taal niet heeft: het staat er dan, zwart op wit, en de tekst gaat ook los van jou als schrijver een leven leiden. Je eigen teksten voorlezen brengt weer wat anders teweeg: je hoort je eigen taal, en je komt daarmee terecht in de beleving, het doorvoelen van je eigen verhaal, je eigen verhaal voorlezen is vaak emotievoller dan het te vertellen. Vertellen kan voor en na het lezen of voorlezen, het komt vaak vanzelf, als gelezen teksten herkend worden, als er uitgewisseld wordt over het thema dat aan de orde is, als eigen meningen en visies gevraagd worden. Het vertellen is er ook na het voorlezen, om het verhaal nog breder uit te spinnen, aan te vullen, te voorzien van commentaar. Het verhaal roept nieuwe verhalen op.
Taal brengt mensen in beweging: het is alsof je met de tekst, de voorgelezen geschreven tekst, veel meer beweegt dan ogen, handen en hersenen. Taal in eigen verhalen doorbreekt clichés: het eigen verhaal is altijd waarachtig en de moeite waard gehoord, verteld, beschreven en voorgelezen te worden. En vormgegeven en getoond: beeldtaal is ook een taal, verbonden met maar ook zonder woorden. De therapeutische werking van het werken met levensverhalen is zo evident, dat er in de hulpverlening hele therapieën gebaseerd zijn op dit principe. Schrijftherapie bestaat al lang. In de filosofie, de literatuur en de psychiatrie is al eeuwenlang aandacht voor zelfanalyse, zelfonderzoek en automatisch schrijven als middel om het onbewuste te leren kennen. ‘Ken jezelf’ was al het motto van de Griekse filosofen vóór onze jaartelling. Freud zei later: niet ik, maar de poëten ontdekten het onbewuste. Hij ontwikkelde de methode van de vrije associatie, die eerder door schrijvers, kunstenaars en filosofen was toegepast, tot een methode voor zelfanalyse. Aan de hand van dromen, de belangrijkste levensherinneringen en allerlei invallen wordt het onbewuste blootgelegd. Dit kan door schrijven en lezen ondersteund worden. Freud ging er van uit dat je middel van duiding de verborgen boodschappen uit het onbewuste kunt leren begrijpen, waardoor complexen en storingen kunnen genezen. Jung en Adler werkten Freuds ideeën verder uit en met name Adler plaatste het beschrijven van en het verwerken van de eigenlevensgeschiedenis in het middelpunt van het genezingsproces. Later werd zowel in Europa als in de Verenigde Staten de schrijftherapie verder uitgewerkt, niet alleen op basis van de analytische stroming, maar ook beïnvloed door kunsttherapeutische ideeën als reactie op de klassieke therapieën. (zie Lutz von Werder: … triffst du nur das Zauberwort. Eine Einführung in die Schreib- und Poesietherapie. Psychologie Verlags Union, München, 1986; recenter verscheen van Lutz von Werder, Barbara Schulte-Steinicke en Brigitte Schulte: Die heilende Kraft des Schreibens. Patmos Verlag, Ostfildern, 2011. Zie ook Hilarion Petzold & Ilse Orth (red.): Poesie und Therapie. Über die Heilkraft der Sprache. Junfermann Verlag, Paderborn, 1985). Ook nu nog wordt in de hulpverlening gewerkt met het levensverhaal, zowel in individuele begeleiding als in groepstherapie, in zelfervaringsgroepen en in creatieve therapie. Er zijn zelfs schrijftherapieën ontwikkeld zonder direct persoonlijk contact via internet. (zie www.interapy.nl). Het eigen levensverhaal helpt mensen in contact te komen met onverwerkte stukjes verleden, ervaringen onder woorden te brengen en daardoor opnieuw te beleven hoe het was, en dat te delen met anderen. Het vormgeven aan eigen verhalen en dat delen met anderen heeft een helende werking. Je leert van wat voorbij is, je ziet de continuïteit en de discontinuïteit in het eigen leven, je herkent patronen, wordt geconfronteerd met niet-verwerkte situaties, je ontdekt je eigen overlevingsstrategieën en je kunt op basis daarvan beslissingen nemen voor nu en voor de toekomst. Je kunt zo ook de oogst van het leven binnenhalen. Zingevingsvragen spelen ook in het therapeutische proces een belangrijke rol. In het therapeutische proces is taal een belangrijk middel: door middel van taal geef je immers woorden aan je herinneringen en inzichten.
Het een loopt over in het ander In het werken met levensverhalen vind ik het verschil tussen therapeutisch werken en niet-therapeutisch werken gradueel. Vaak loopt het een in het andere over. De processen zijn identiek, het verschil zit in de diepgang en intensiteit. Teksten schrijven, deze aan elkaar voorlezen, erover praten met elkaar, dat alles kan heel intensief zijn, veel emoties oproepen en beslist een therapeutische werking hebben. Verdieping kun je aanbrengen door bijvoorbeeld na het voorlezen en uitwisselen van de teksten één verhaal als uitgangspunt te gebruiken voor een individuele therapeutische bijeenkomst met een van de deelnemers. Ook het werken met kleuren, muziek of klei biedt uitstekende invalshoeken voor verdieping en intensivering. Dit kan gebeuren buiten het groepsgebeuren om of in de groep. Daarbij is het wel belangrijk dat je als begeleider of begeleidster ervaring hebt met de methode of het middel dat je aanbiedt en dat je weet hebt van de diepgang en werking van je opdrachten. Intensiteit en verdieping kun je op verschillende momenten in het proces vergroten, maar moeten altijd voortvloeien uit het voorafgaande en aansluiten bij de doelen van de deelnemers. Verdieping is niet op elke tijd en plaats aangewezen en zinvol. Het is belangrijk om te weten dat de wijze waarop je je opdrachten formuleert, bepalend is voor de intensiteit. In de communicatie tussen de begeleider en de groep wordt vaak behalve een bewuste opdracht, ook een onbewuste intensiteitsgraad doorgegeven. Hoe beter je jezelf als begeleider of begeleidster kent en hoe meer je je eigen levensverhaal onderzocht hebt, des te duidelijker formuleer je je opdrachten en des te minder kans loop je dat een opdracht ineens veel te veel blijkt op te roepen, of dat er iets gebeurt dat je niet wilt of niet meer in de hand hebt. Veel mensen die groepen begeleiden, gaan hier intuïtief uitstekend mee om, net zoals veel deelnemers precies aanvoelen wat de bedoeling is. Het niveau waarop je wilt werken, wordt meestal feilloos doorgeseind aan de groep. Houding, verbale en non-verbale uitingen geven veel aanwijzingen. Ook je waarnemingsvaardigheid is groter naarmate je jezelf als begeleider beter kent. Je ziet dan eerder wanneer er iets bijzonders met iemand gebeurt tijdens het schrijven.
Begeleiden Als begeleider of begeleidster in een creatief centrum of binnen ouderen- of welzijnswerk moet je dus je opdrachten op zo’n wijze kunnen formuleren dat je in eerste instantie geen aanleiding creëert voor therapeutisch werk. Maar hoe duidelijk je ook zegt bij het begin van een cursus levensverhalen schrijven, dat het niet de bedoeling is in therapeutische sessies terecht te komen en hoe goed deelnemers ook proberen hun eigen grenzen in hun mededeelzaamheid af te tasten en aan te geven, de therapeutische functie is niet weg te denken. Het schrijven van je levensverhaal is beslist een bewustwordingsproces. Als begeleider is het je taak dit bewustwordingsproces mee vorm te geven en te sturen. Je moet in staat zijn om in te grijpen en te handelen als er sprake is van een emotionele uitbarsting, je moet mensen kunnen opvangen, individueel of in de groep en je moet extra aandacht kunnen geven waar dat nodig is. De ene persoon kan wat extra stimulans goed gebruiken, omdat het ophalen van herinneringen, het vertellen van het verhaal, helpt een gevoel van zelfrespect en eigenwaarde te behouden of te vergroten. Een ander, die de neiging heeft alleen over de droevige gebeurtenissen in het leven te schrijven, kun je helpen ook de positieve verhalen te zoeken. Weer een ander, die over een bepaald onderwerp niet wil of kan schrijven omdat het te veel pijnlijke herinneringen oproept, moet je kunnen laten. Sommige ervaringen en niet verwerkte conflicten kunnen beter nog even rusten. Onderscheidingsvermogen is nodig: wanneer is verdieping of intensivering noodzakelijk of zinvol en wanneer moet je afbreken om verdieping en intensivering te voorkomen? Voor pijnlijke herinneringen moet soms plaats gemaakt worden, omdat ze al het andere kunnen blokkeren. Dit hoeft niet altijd in de groep. Grenzen die deelnemers aangeven, respecteer ik onvoorwaardelijk. Ik probeer nooit aan mensen te sjorren om iets te weten te komen. Ik ben geen journalist die het smeuïge verhaal wil kennen. Een enkele keer is het zinvol om mensen de weg te wijzen naar een therapeut of hulpverleningsinstantie, als zij de behoefte hebben of de noodzaak voelen op een diepgaande wijze traumatische ervaringen te begrijpen of verwerken. Als begeleider moet je daarom mensen of instellingen kennen waarnaar je kunt doorverwijzen.
Spannende grenzen Als begeleider bevind je je altijd op spannende grenzen: wat kun je aan en wat niet, wat kun je hanteren en wat niet? Ik heb altijd geëxperimenteerd in mijn werk: daarmee verruimde ik de mogelijkheden voor de deelnemers voor het begrijpen en weergeven van hun eigen levensverhaal, maar ook die van mijzelf. Als ik iets nieuws probeerde, vertelde ik altijd duidelijk, dat het een experiment was en ook voor mij nieuw, en ik deed dan altijd mee met de oefening, om te ervaren hoe het werkte. Ik wilde het zelf uitproberen en ervaren. Zo heb ik samen met mijn deelnemers veel verkend en mijn werkwijze in de loop van de tijd uitgebreid. Belangrijk daarbij is dat je experimenteert met vreugde en zin: als je zelf bang bent voor het middel of de techniek die je aanreikt, kun je er beter niet aan beginnen. Van sommige media weet je van te voren niet wat ze zullen doen met mensen en hun verhalen: het werken met kleuren of met klei kan bijvoorbeeld heel verdiepend en intensiverend zijn. Therapeutisch gezien zijn het middelen die vooral het onbewuste raken en aanspreken. Als je daar zelf huiverig voor bent, dan kun je er beter niet teveel mee doen (of eerst zelf een cursus volgen om het medium beter te leren kennen). Dat geldt ook voor teksten die je kiest als voorbeeldtekst en voor het reageren op verhalen die deelnemers geschreven hebben. De reactie van jou als begeleider en van de medegroepsleden op geschreven en voorgelezen teksten is van cruciaal belang. Het is dus alleen maar behulpzaam en ondersteunend, als je als begeleider geoefend hebt met vaardigheden en hulpverleningstechnieken, en als je een visie hebt op hulpverlening en op de therapeutische effecten die schrijfoefeningen kunnen hebben. Als begeleider kun je bovendien je deelnemers assertiviteitstechnieken aanreiken en hen leren zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leven en de daarin te nemen beslissingen. Humor, tenslotte, verdient in dit alles een royale plaats!
Preventie Zo kan het schrijven van levensverhalen ook een belangrijke preventieve functie hebben voor onze geestelijke en lichamelijke gezondheid. De behoefte om waargebeurde verhalen te vertellen is blijkbaar algemeen menselijk. De helende werking ervan staat vast en is tegenwoordig op veel universiteiten onderwerp van onderzoek. (Veel onderzoek is gedaan door James Pennebaker, een Amerikaanse psycholoog die al tientallen jaren onderzoek doet naar de genezende werking van het vertellen en schrijven van levensverhalen. Zie bijvoorbeeld: James Pennebaker: Opening Up: The Healing Power of Expressing Emotions. Guilford Press, New York, 1997. In Nederland wordt onderzoek gedaan aan Universiteit Twente in het Levensverhalenlab, zie http://www.utwente.nl/gw/psyvandelevenskunst/onderzoek/narratievepsy2/ )De mogelijkheden om deze wetenschap te gebruiken zijn groot en eigenlijk oneindig. Kinderen hun eigen verhalen op laten schrijven in het basisonderwijs, komt hun lees- en schrijfontwikkeling ten goede. Mensen hun verhalen laten opschrijven na traumatische ervaringen blijkt heilzaam. Levensverhalen schrijven is zoveel meer dan alleen genieten van de eigen creativiteit en het leren over taal en schrijven. Ik zie ziek zijn en gezond zijn als twee uitersten van een continuüm. Niemand is 100% ziek of gezond. Ik ga voor het gezonde deel. Het zieke deel is er toch wel, het moet gerespecteerd en geaccepteerd worden. Soms moet het zieke deel genegeerd of geparkeerd worden om het gezonde deel groter te maken of aandacht te geven (dat beleefde ik vaak in het contact met mijn moeder, die leed aan de ziekte van Alzheimer). Soms kan een verhalend bezig zijn met het verleden inzichten geven, helend zijn, of simpelweg een prettige en haalbare activiteit zijn.
Sommige mensen die hun levensverhalen schrijven, nemen achteraf het woord therapie in de mond:
Toen ik mee ging doen aan de cursus, was ik me ervan bewust dat het geen therapeutische cursus was, dat wilde ik ook helemaal niet. Uiteindelijk is het dat toch wel geworden: de schrijflessen hebben mij steviger gemaakt, ik vergeleek mijzelf met anderen en zag hoe ík reageerde op mijn situatie, ik zag het verschil. Het maakte me bewust van wat ik al achter de rug had en van mijn eigen kracht. Ik realiseerde me dat dit niet mijn eerste rouwproces was, dat ik doormaakte, ik ontdekte dat ik in het verleden veel geleerd had en dat het me ook wat goeds had opgeleverd. Ik had vaardigheden ontwikkeld om dingen los te laten en vooruit te kijken. Ik had geleerd niet alleen maar achteruit te kijken. Nu was ik gewend om de schouders ergens onder te zetten en ik heb de neiging ellende als een lastige vlieg weg te vagen. Dat is ook een verworven eigenschap, ik heb dat zo geleerd: ‘je kunt met de genade meewerken of je kunt de genade tegenwerken’. Als je wat overkomt, bijvoorbeeld ziekte, scheiding, een sterfgeval, kun je erin meegaan, er aan meewerken vanuit overlevingsdrift of je kunt het tegenwerken. Veel mensen blijven steken in normen en ideeën over hoe het hoort in het leven, zij werken niet mee en laten zo veel liggen. Maar je krijgt de dingen op je bord en je moet er iets mee. (…) Ik vond niet dat ik béter reageerde dan andere mensen. Ik vroeg me wel eens af waarom ík niet huilde. Ik deed het eenvoudigweg ánders. Achteraf kan ik zeggen dat de cursussen mij een therapie hebben bespaard. Ik leerde mijn leven weer in de juiste proporties te zien, ik leerde opnieuw de positieve kant te zien van de negatieve dingen in mijn leven. Soms ging het ook wel mis tijdens de cursusbijeenkomsten, dan liepen de emoties te hoog op. Jij liet dat als begeleidster gewoon gebeuren. Dan stonden we er even bij stil, en het was ook even stil voordat we weer verder gingen, als een wachten zonder woorden. We stopten even, pauzeerden, het mocht er allemaal zijn maar we focusten niet op het verdriet, we leerden het verdriet los te laten en door te gaan. We wisten natuurlijk ook allemaal dat het niet de bedoeling was om diepgaand met de problemen van een van ons bezig te zijn. En: loslaten moet je leren. Iedereen moet in het eigen leven leren loslaten. Soms is het ook een oplossing om dingen tijdelijk los te laten (stop ze even in een kastje om ze er later weer uit te halen, als je het beter aan kunt). Het waren prachtige processen die zich afspeelden tijdens onze lessen. Jeanne Feijts, 1940 (begon met de cursus drie weken na het overlijden van haar tweede man)
Ik weet nog goed het moment waarop ik mij ervan bewust werd dat ik een trauma aan het verwerken was. We schreven een verhaal over een weg, en ik zag mezelf lopen, met blote voeten in het zand. Ik ontdekte dat ik het trauma zichtbaar kon maken en dat ik het kon verwerken. Tot op dat moment was ik daar niet echt mee bezig geweest. Ik was destijds in een nieuwe wereld gestapt en mijn werk als religieuze was intensief en boeiend, er was weinig ruimte voor andere dingen. Wij mochten trouwens ook nooit over thuis en vroeger spreken, dus de vlucht die verbonden was met absolute onzekerheid, kou, honger, dakloos zijn, angst en bedreiging was geen thema. Dat ik nog jaren later op elke nieuwe plaats meteen zocht naar plekken waar ik me kon verstoppen (voor de Russen, om verkrachting te voorkomen), besprak ik met niemand. En ook de droom die ik jaar in jaar uit had, een droom over heimwee naar huis, waarin ik terug ging naar ons dorp en maar niet over de helling naar ons huis kon komen, waarin ik maar niet aan kon komen op het erf van onze boerderij, waarin ik niet naar binnen kon in het huis, en waar ik – als ik er tenslotte toch in geslaagd was binnen te komen – alleen vreemde dingen aantrof, ook die droom waaruit ik keer op keer geradbraakt wakker werd, hield ik voor mezelf. Op onbewust niveau was ik er natuurlijk toch steeds mee bezig geweest. En nu ontdekte ik dat het noodzakelijk was het verhaal ook bewust steeds opnieuw te beleven en te vertellen om het te kunnen verwerken en zo mijzelf te kunnen genezen. Steeds weer moest ik hetzelfde verhaal schrijven. En meer dan dat: ik kreeg de behoefte om terug te gaan naar de plek waar ik gewoond had, ik wilde naar Polen en ik zou er dan nog eens over schrijven, weer anders. Ik ben ook teruggegaan. Ik ben op zoek gegaan, was in het dorp en op de plek waar ik woonde, heb daar met mensen gesproken. Ik voelde het verlies, dat schrijnend en ingrijpend was, maar ik heb mezelf het cadeau kunnen geven van het er doorhéén gaan, mijn verleden opnieuw te beleven en erover te schrijven. Steeds opnieuw en in vele cirkels. En steeds weer in een andere vorm, met andere beelden, met soms meer nadruk op het ene aspect en dan weer het accent op iets anders. (...) Ik realiseerde me ook, dat het mij dankzij een gezonde basis in mijn kinderjaren, gelukt was een normaal mens te blijven. Ik werd me er op een nieuwe manier bewust van dat ik een boerendochter ben en dat ik me sterk verbonden weet met de natuur. In de cursus kwam ik er achter dat ook mijn gave wereld, de basis, er nog was, en dat ik die terug kon roepen. Dat was licht en troostend. Doordat jij met de thema’s en opdrachten altijd gericht was op de mooie, goede en positieve verhalen, kreeg ik de kans om te vertellen wat goed geweest was in mijn leven. Daarmee creëerde ik een basis om naar het verdriet te kijken en ook daarover te vertellen. Het was alsof ik vanuit een gespreid bedje kon kijken naar het trauma, naar het angstige en akelige verhaal. En zo werd het onder woorden brengen, het vormgeven aan en het uitspreken van en delen van dat verhaal niet alleen een hernieuwde ervaring van mijn diepe verdriet, maar ook troostrijk en opbouwend. Irmgard Brose, 1930
Het therapeutische aspect van het werken met levensverhalen is al tientallen jaren in mijn aandacht en ik kan onmogelijk volledig zijn bij het noemen van mijn inspiratiebronnen. Ik heb veel geleerd in de opleiding die ik volgde en tijdens werkweken bij en met Steve Gallegos: over het inzetten van de verbeeldingskracht in helingprocessen en over het herwaarderen van innerlijk weten. In Nederland volgde ik bij Jan Taal (www.imaginatie.nl) cursussen die daar bij aansloten. Verwant voel ik me met veel uitgangspunten en aanpak binnen creatieve therapie en kunsttherapie. Workshops, leertrajecten en boeken op dit terrein hebben mij veel gebracht. In Nederland verscheen van Eveline Grabau en Henriëtte Visser: Creatieve therapie; spelen met mogelijkheden. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 1987. Ik vind het nog steeds een basisboek. Ook het Handboek Creatieve Therapie van Henk Smeijsters geeft veel informatie, Coutinho, Bussum, 2003. En dan is er inmiddels een heel landschap rond schrijf- en bibliotherapie ontstaan, voornamelijk in de Duitstalige en Engelstalige wereld. Ik noem de National Association for Poetry Therapy met het tijdschrift Journal of Poetry Therapy (in de VS: www.poetrytherapy.org ), de Poësie- en Bibliotherapietak aan de Europäische Akademie für psychosoziale Gesundheid/Fritz Perls Institut in Duitsland (www.eag.fpi.com , en het Lapidusnetwerk in Engeland (www.lapidus.org.uk , met heel recent ook een Nederlandse tak). Enkele auteurs: Ilse Orth en Hilarion Petzold (Poesie und Therapie), Lutz von Werder, Louise de Salvo, John Fox, James Pennebaker, Michael White. En in Louise Reddemans boeken (o.a. Imagination als heilende Kraft) herkende ik naadloos mijn uitgangspunten rond therapeutisch werken. Alsof we jaren samengewerkt hadden!
Dit Snipperbericht krijgt een vervolg in deel 3, waarin ik zal vertellen over de spirituele functie van het werken met levensverhalen.
José Franssen (21-1-2014: De interviewfragmenten die ik citeer, komen uit mijn boek In mijn koffer op zolder. Levensverhalen van ouderen voor ouderen. Bohn Stafleu van Loghum, Houten, 2008. In dat boek heb ik ouderen geïnterviewd over hun eigen proces rond het bezig zijn met het eigen levensverhaal. Het maken van dat boek was een fantastische ervaring, omdat veel mensen pas achteraf konden benoemen wat het schrijven van hun eigen verhaal met hun gedaan had. In de interviews kom je op alle mogelijke manieren het interdisciplinaire karakter van het werk tegen.)