Snipperbericht 22

Opruiming: een stapel citaten

Krantenknipsels Soms word ik gek van mijn verzameldrift. Een van mijn gektes is het uitknippen van recensies over levensverhalen en autobiografieën. En hoe langer ik het doe, des te meer vraag ik me af wat ik ermee wil. Het is een waanzinnige verzameling geworden: meer dan dertig jaar recensies in knipsels, mooi uitgeknipt maar ongeordend verzameld in plastic bewaarmappen. Ik léés ze allemaal, de boekenbijlages, en nog steeds raak ik ontroerd door woorden van anderen in interviews. Sommige recensies verdwijnen snel genoeg in mijn map. Andere herlees en herlees ik, mijn interesse is gewekt. De interesse is altijd groter dan mijn beurs. Sommige boeken koop ik, ik lees ze en bewaar ze of geef ze door aan anderen. En steeds opnieuw denk ik erover, wat ik toch nog ooit wil doen met dit fantastische en gekke archief, behalve er af en toe een citaat uit vissen. Een boek met citaten? Wie weet? Later dan maar, of misschien samen met iemand die mijn gekte begrijpt en waardeert. De laatste maanden was het te druk, en daardoor stapelden zich de nog te lezen artikelen en boekenbijlagen zich op. De stapel ‘te gebruiken voor de Snipperberichten’ groeide, de lege ruimte op mijn werkblad kromp.
En nu besluit ik dat er maar weer eens beweging in de hele boel moet komen. Te beginnen met een Snipperbericht vol citaten. Uitspraken in artikelen of recensies die mij raakten, die ik zou willen gebruiken in mijn werk, ooit. Misschien ben je ze ook tegengekomen, misschien kun je er wat mee in je eigen levensverhalenwerk. Een opruimingsbericht dus, deze keer.

Ik kan mijn leven in tweeën breken

‘Het is wonderlijk dat wat je je het beste herinnert, de meest triviale momenten zijn. Ik sta op een hoek bij de kleuterschool. Ik kijk naar de andere kinderen. Er komt een auto langs… Maar een van mijn sterkste herinneringen is een muzikale. Ook op de kleuterschool. We zingen driestemmig Joepie Joepie is gekomen, heeft m’n meisje weggehaald. Een mineur liedje, een canon met een Bach-achtige sequentie. Dat trof me, opeens. Het was alsof in mijn hoofd een ei openbrak. Dat je muziek kunt verzinnen. Ik had dat melodietje en kon daar opeens duizend variaties op bedenken.’ Erik de Jong – Spinvis in: ‘Ik ben naarstig op zoek naar het niks’. Zanger en woordkunstenaar Spinvis over verleden, heden en toekomst. Interview met Erik de Jong door Clementine van Wijngaarden in Flow, nummer 7, oktober 2013.

Ik begin met een paar interviews met Erik de Jong (Spinvis), muzikant en theatermaker, die weet dat hij liedjes moet schrijven, omdat ‘de beste dingen voorkomen uit de stilte, uit het niets’. ‘Voordat je het weet’, zegt hij, ‘ben je bezig met het invullen van een agenda. Dus ik ben nu naarstig op zoek naar het niks.’ Hij wil niet afdrijven van waar hij zijn tijd in moet stoppen. Zegt ook ergens, dat je een plan moet hebben, omdat een plan gelukkig maakt. Dat herken ik allemaal en daarom lees en herlees ik zo’n interview. Hij zegt ook ergens: ‘Ik kan mijn leven in tweeën breken. Voor en na 2002. Op het moment dat die eerste plaat uitkwam en ik werd ontdekt als de muzikant op zijn zolderkamer, is alles anders geworden.’ Mooie schrijfoefening, dacht ik toen: kun jij ook je leven in tweeën breken? En op welk moment dan? En wat was het dan, waardoor er een vóór en een ná was? Toen ik er voor mijzelf over begon te denken, kwamen er al allerlei mogelijkheden voorbij: het moment waarop mijn eerste boek uitkwam, of het moment waarop mijn eerste liefde voorbij was en ik besefte dat ik mijn leven zélf moest vormgeven en meer nog dan dat, dat ík degene was die verantwoordelijk was voor mijn leven, of… was het misschien toch het moment waarop ik mijn baan op de hogeschool opgaf om in mijn werkleven mijn hart te volgen, of het moment waarop ik besloot voor mijn moeder te gaan zorgen? Over schoonheid en troost vertelt hij, en over zijn onderzoek naar zijn familiegeschiedenis, op zoek naar het levensverhaal van zijn opa vóór, in en na de tweede wereldoorlog:

‘Het is een in nevelen gehuld verhaal, maar ik wil alles weten. Nu het nog kan, praat ik met mijn ouders, met fotoalbums erbij. Langzaam zie je steeds meer verbanden. Als een zich ontwikkelende Polaroid. Je graaft daarmee ook naar jezelf. Als je ouder wordt, kom je er steeds meer achter dat je maar een bladzijde bent in een verhaal. Op jonge leeftijd denk je dat je uniek bent, eenmalig. Dat ben je ook, maar je bent ook onderdeel van een keten, een parel aan een ketting. Ik wil die ketting leren kennen, achter de kanten van mezelf komen die ik nog niet ken.’ Erik de Jong – Spinvis In het Flow-artikel, zie hierboven

In een ander interview leert hij je te kijken over de rand van de taal. Hij zingt zijn liedjes in moedertaal, zegt altijd meer te zingen dan de woorden:

‘Er zit iets onder. Een verhaal, een sprookje. Ik denk dat mensen dat aanspreekt. Niet de regel zelf, maar het verhaal erachter. Als ik inspiratie heb tijdens het schrijven is er soms een ‘ooooohmoment’. Die verwondering blijft in de regel zitten. Als jij hem hort, dan denk jij ook ‘oooooh’. Het is een geheime lading die erin blijft. Als een virus dat bezit neemt van de woorden.’ Erik de Jong - Spinvis in: Hopen dat we elkaar begrijpen. Erik de Jong leert je kijken over de rand van de taal. Interview door Rianne Oosterom in Trouw, Letter & Geest, 18 januari 2014

‘Er zijn twee soorten taal’, zegt hij, de exacte taal en een andere taal, die verbonden is met jouw herinneringen en associaties. Zo is wat we zeggen of schrijven voor schrijver en lezer, schrijver en luisteraar, verschillend. Al is de taal ook ontoereikend en werkt taal op papier heel anders dan gesproken of gezongen taal. Ik kan wel blijven citeren, nu ik het nog eens en nog eens lees:

‘… taal is ontoereikend zoals de mens ontoereikend is. De mens is een gemankeerd wezen. Als ik perfect kan uitleggen wat ik bedoel en jij kunt het perfect begrijpen, dan zijn we samen een soort digitale machine. Dan is er geen ontroering meer. Het is juist waar je de ander niet kunt bereiken, waar je elkaar raakt. Als je dit straks afluistert, dan hoor je dat wij in ons spreken zinnen niet afmaken. Het is allemaal… Nu weer, ik maak mijn zin niet af. Als je schrijft, lijken het allemaal mooi geformuleerde gedachten. Maar als je praat dan ga je van de hak op de tak, dan twijfel je. En dat is de muziek van het praten: een lange pauze tussen de woorden, een lage stem of snel iets tussendoor zeggen, dat gaat allemaal verloren als je het opschrijft. Het liedje is voor mij de gesproken taal die in de tijd beweegt. Tekst op papier staat stil in de tijd.’ Erik de Jong –Spinvis in het Trouw-artikel, zie hierboven

Door zijn werk leert hij zo veel van zijn luisteraars. ‘Het is een soort therapie’, zegt hij, door de reacties van luisteraars, ontdekt hij dingen over zijn eigen leven. Misschien is het daarom wel zo belangrijk om je eigen levensverhalen te laten lezen door anderen!

Omgekeerde autobiografie Een passage die bleef hangen uit een Volkskrantinterview is de uitspraak van Jonathan Lethem, een Joods-Amerikaanse auteur, die een boek schreef over drie generaties van een Joods-Amerikaanse familie van Duitse komaf. Het boek was een poging om antwoord te vinden op de vele vragen rond zijn grootmoeder, zegt hij. Zijn familie heeft ook Duitse wortels en hij zegt, terwijl hij tijdelijk woont Berlijn dat hij daar ambivalent tegenover staat.

‘Ik ben als schrijver steeds meer in de richting van Europa gedreven. Ook in mijn volgende roman zal Duitsland een belangrijke rol spelen. Ik heb al eerder het idee gehad dat mijn boeken omgekeerd autobiografisch zijn, maar nog nooit zo sterk als nu, hier aan de Wannsee. Ik schrijf over iets en vervolgens krijgt het een plek in mijn leven.’ Jonathan Lethem in: Weg van New York. Gesprek van Hans Bouman met Jonathan Lethem over zijn werk en de Duitse afkomst van zijn familie. De Volkskrant, 2- april 2014. Naar aanleiding van het verschijnen van zijn boek De dissidenten. Vertaald uit het Engels door Ton Heuvelmans. Meulenhoff, Amsterdam, 2014

Interessant, dat begrip: omgekeerde autobiografie. Misschien is het zo: iets in mensen is al lang bezig met onderzoek naar wie ze zijn of geworden zijn, voordat ze het zelf weten. Het onderbewuste, of misschien zijn het de genen: zij weten meer dan wij.

Is fictie échter? In dat opzicht kan het heel boeiend zijn, een heel oeuvre van een auteur te lezen, om iets te gaan begrijpen van zijn of haar zoektocht en rode draad. Denk bijvoorbeeld aan Willem Frederik Hermans, een auteur die zich vaak genoeg fel tegen de autobiografie uitsprak, maar waarvan inmiddels duidelijk genoeg geworden is, dat hij zijn eigen leven in zijn boeken heeft verwoord.

‘Vroeger had je de autonomistische stroming: het werk zegt alleen iets over het werk zelf en de biografie heeft daar niet over te vertellen. Het is een standpunt dat de meeste mensen wel hebben verlaten en dat ik ook erg oninteressant vind. (…) Interessant wordt het waar werkelijkheid geabstraheerd wordt. Waar je de werkelijkheid nog wel ziet zitten, maar uitgeloogd wordt tot zijn essentie, tot zijn kern. En dat is wat Hermans doet. Je hebt zijn boeken nodig om überhaupt het leven van Hermans te begrijpen.’ Willem Ottespeer, biograaf van Willem Frederik Hermans in: Meer eisen dan het leven kan bieden. Artikel over de Hermans-biografie door Theo Hakkert in Dagblad De Limburger, 29 november 2013. Naar aanleiding van het verschijnen van Willem Ottespeer: De mislukkingskunstenaar, Willem Frederik Hermans. Biografie, deel 1 (1021-1952). De Bezige Bij, Amsterdam, 2013

En om dan van het ene artikel naar het andere te hoppen: een interessant artikel dat er bij aansluit, werd geschreven door Wilma de Rek. Daarin houdt zij een pleidooi voor meer fictie en haalt daarvoor woorden van Hella Haasse aan:

De schrijfster (Hella Haasse) legde uit waarom ze niet wilde dat er een biografie over haar zou worden gemaakt: ‘Jazeker, mij bereiken regelmatig verzoeken om zo’n biografie. Maar ik ben er in mijn werk. En een goede lezer kan daar zó de kritieke punten van mijn leven oppikken. Je verwerkt zowiezo alles wat je beleeft en denkt in het schrijven. verkleed en vermomd komt het erin naar voren.’ Haasse had het wel geprobeerd, rechtstreeks vertellen over haar eigen leven. Maar toen ontdekte ze dat met het autobiografisch schrijven iets wezenlijks verloren ging. ‘Ik denk dat fictie, dat wat je verwerkt via je verbeelding, dichter komt bij je beleving dan wanneer je je beperkt tot puur autobiografisch schrijven. Het essentiële van mijn leven heeft zich altijd afgespeeld in wat ik mij voorstelde, bedacht. In fictie blijft de kern over, ook al is het een beetje verkleed. Fictie is échter.’ Zonder verbeelding zijn we nergens. Autobiografische romans zijn populairder dan ooit. Hoe echter, hoe oprechter, denken we. Die aanname klopt niet. Artikel van Wilma de Regt in De Volkskrant, 28 december 2013.

Spannend hoor, deze uitspraken. Er staan een aantal korte interviewtjes met schrijvers in de zijlijn van het artikel, waaruit blijkt hoe verweven personages en auteurs zijn en hoe vanzelfsprekend de interviewers personages als identiek aan de auteurs zien.

Herinneringen zijn de mest van de kunst – parels en cultivéparels Prachtige uitspraken van Remco Campert in een van zijn columns! Hij zegt het zo:

… ik heb veel zien voorbijgaan, dingen, gebeurtenissen, personen, maar voorbijgaan betekent in het geval van dit oude mens niet dat ze óver zijn, dat ze voorgoed zijn ingepakt in het verleden en geen kwaad of goed meer kunnen. Ze woelen de aarde om en houden die zo vruchtbaar. Herinneringen zijn de mest van de kunst. Zolang ze niet vervlogen zijn, kan ik het erover hebben. (…) hoe écht zijn die herinneringen? Je hebt natuurlijk parels en cultivéparels. Misschien worden sommigen wel als schrijver geboren en maken ze, zichzelf bevruchtend, herinneringen aan om het schrijversleven te behouden en te ontwikkelen. Maar als je niet als schrijver geboren wordt, ben je genoodzaakt tenminste een paar parels te cultiveren. Heb ik als kleuter garnalen uit de zee geschept of heb ik dat later maar verzonnen om er over te kunnen schrijven? En zo’n onweer heb ik weleens meegemaakt (wie niet?) maar of dat nu op dezelfde dag was… Voor het schrijven zijn de herinneringen aangepast (en daarna toegepast). (…) Ik beschik over veel herinneringen. Ze hoeven niet echt te zijn. Als er maar mee te schrijven en te leven valt.’ Remco Campert in een column, De Volkskrant, 13 april 2013

Gehurkt in de grote Noor zat de kleine nog

‘Want je verandert, ook al blijf je dezelfde. Ben ik dat wel, vroeg Karl Ove Knausgard zich af toen hij drie jaar geleden naar de babyfoto’s keek die zijn ouders begin 1969 van hem hadden gemaakt. Het leek hem bijna verkeerd om het woord ‘ik’ te gebruiken voor het kreeftrode krijsende ventje op de commode. (…) Niks herinnert hij zich van die sensaties uit zijn jeugd. Waar je allemaal bang voor was, waar door was gegrepen, waar je aan dacht voor je ’s avonds insliep. Alsof het allemaal is verwaaid. Identiteit is een vloeiend begrip. Maar door zich te concentreren lukt het toch, half bewust en half op tast, zich een weg naar vroeger te banen. Zelfs welde de songtekst op die de kleine Karl Ove hardop zong als hij door het Noorse landschap fietste, Come together van de Beatles, maar dan in zijn eigen verhaspelde versie (…) Hij kan het nóg zingen, bleek toen ik Knausgard daar vorige week om vroeg, tijdens een interview in Amsterdam. Naar eigen zeggen had hij dit nog nooit gedaan. In de stem van de 44-jarige Karl Ove hoorden we het overweldigende geluk terug van een 12-jarige die zo-even de popmuziek heeft ontdekt. Gehurkt in de grote Noor zat ook de kleine nog.’ Arjan Peters in een column, De Volkskrant, 30 maart 2013

En dan tenslotte nog twee citaten die ik ergens vond tussen mijn aantekeningen. Ze komen uit een boekje waarin schrijvers vertellen over oud worden en dood gaan: Schrijvers gaan niet dood

‘Ik heb de waarheid, de feitelijke waarheid, nodig om waarachtig te kunnen zijn. (…) Non-fictie moet feitelijk waar zijn, literatuur, kunst in het algemeen, moet waarachtig zijn.’ Harry Mulisch Margot Vanderstraeten: Schrijvers gaan niet dood. Met foto’s van Stephan Vanfleteren. Atlas/Contact, Amsterdam, 2008

Een dagboek is nooit naakte autobiografie, dat is onmogelijk. Herinnering alleen kan niet zonder verbeelding, en omgekeerd. In een autobiografisch werk ben je zelf personage geworden. Dat personage giet je in alle kenmerken die een roman heeft: structuur, stijl, enzovoort. Nooit of nooit zijn dagboeken en brieven waarheidsgetrouwe weergaven van de werkelijkheid, omdat de vorm daar een stokje voor steekt. Wis je de vorm, dan gaat de roman ten onder.’ Paul de Wispelaere in: Schrijvers gaan niet dood, zie boven

Tot zover deze reeks citaten. Nu ik er zo mee bezig ben, denk ik: ze passen heel goed bij Snipperbericht 4 (Ik weet niet of wat ik me herinner juist is of niet) en bericht 8 (Waarheid en fictie).

José Franssen (21-5-2014)