Snipperbericht 24
Autobiografie en autobiografisch schrijven: kenmerken
Tegenwoordig draait op literaire avonden alles om schijn en wezen, fictie en werkelijkheid. Mijns inziens wordt daarbij ten onrechte een tegenstelling gesuggereerd. Fictie is een vorm van werkelijkheid en andersom. Het is net als met water en waterdamp: zo goed als de werkelijkheid de neiging heeft in fictie te veranderen, heeft de fictie de neiging in werkelijkheid over te gaan. En dat maakt het dan nog een beetje interessant. Koos van Zomeren in: Een jaar in scherven. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1988, blz. 243
Schrijven en lezen Mensen die hun levensverhaal willen opschrijven zijn niet vanzelfsprekend gewend autobiografieën te lezen. De schrijvers zijn niet per definitie lezers. De autobiografie als genre in de literatuur kennen ze vaak nauwelijks of niet. Velen weten niets van de verschillende vormen van autobiografisch schrijven of van de geschiedenis van het levensverhaal. Toch kan het lezen van gepubliceerde verhalen een belangrijke bijdrage leveren aan het verwoorden van het eigen verhaal. Autobiografieën bieden materiaal in overvloed. Fragmenten uit boeken kunnen persoonsbeschrijvingen, details, bepaalde stijlkenmerken duidelijker demonstreren dan de beste uitleg. Lees dus levensverhalen! En als je lesgeeft: zorg dat er een leestafel is waarop door iedereen meegebrachte en aanbevolen levensverhalen tijdens elke bijeenkomst uitgestald liggen. Dat inspireert: in de pauzes wordt gezellig gesnuffeld, titels van boeken worden genoteerd. Ook een vertelronde over meegebrachte of gelezen autobiografieën, kan indrukwekkend en inspirerend zijn. Het analyseren van wat een verhaal nu zo onvergetelijk maakt, levert belangrijke aanwijzingen op voor het eigen schrijven. De literatuur biedt een onuitputtelijk reservoir van hulpmiddelen en mogelijkheden ter ondersteuning van het schrijfproces. Fragmenten uit bestaande autobiografieën kun je gebruiken als impuls voor een schrijfoefening of als materiaal bij de bespreking van de geschreven teksten in de groep. Zo kun je bijvoorbeeld in tien verschillende levensverhalen het begin, de eerste alinea of de eerste bladzijde met elkaar onderzoeken om te zien hoe de verschillende auteurs hun verhaal begonnen zijn, om vervolgens na te denken over een eigen eerste alinea of eerste bladzijde. Behalve literatuur- en leestips voor de liefhebbers in de groep biedt zo’n werkwijze ook heel concrete mogelijkheden voor het eigen schrijven en voor feedback op de geschreven teksten. Van een leestafel en de gesprekken die daaromheen ontstaan, is het nog maar een kleine stap naar het geven van informatie over de geschiedenis van de autobiografie (zie Snipperbericht 21) of naar een discussie over de kenmerken van een levensverhaal. En als je dan ook nog een auteur van een levensverhaal kunt uitnodigen om te vertellen over het tot stand komen van zijn of haar boek en de moeilijkheden bij het schrijven ervan, is de cirkel rond. Zo’n ontmoeting is boeiend en het levert op weer een heel andere manier schrijftips in inzichten op. Als je mensen begeleidt bij het schrijven van hun eigen levensverhalen, is het goed om bekend te zijn met de autobiografie als genre in de literatuur. Er komen allerlei vragen op je af: Wat ís eigenlijk een autobiografie, wat zijn de speciale kenmerken? Waarom schrijven mensen een autobiografie? Moet je altijd de waarheid schrijven? Wat onderscheidt het genre van andere vormen van literatuur, zoals een roman of een dagboek? Is autobiografisch schrijven hetzelfde als het schrijven van een autobiografie? Hoe is eigenlijk de autobiografie ontstaan? Het is handig om dan niet met de mond vol tanden te staan.
Wat is een autobiografie?
… Als uw dagelijks leven u inhoudelijk arm voorkomt, klaag het dan niet aan, klaag uzelf aan, zeg tegen uzelf dat u niet genoeg dichter bent om de rijkdommen van dat leven te kunnen benoemen; want voor de scheppende mens bestaat er geen armoede en geen arme, onbelangrijke plaats. En zelfs al zat u in een gevangenis waarvan de muren geen geluid van de buitenwereld tot uw zintuigen zouden laten doordringen, zou u dan niet nog altijd uw jeugd hebben, die kostbare, koninklijke rijkdom, die goudmijn van herinneringen? Richt uw aandacht daarop. Probeer gevoelens op de bodem van dit verre verleden naar boven te halen; uw persoonlijkheid zal zich consolideren… Rainer Maria Rilke in: Brieven aan een jonge dichter (oorspronkelijke uitgave 1929). Amsterdam, Balans, 1991
De autobiografie is het levensverhaal zoals dat door iemand zelf geschreven is. Het is de beschrijving van het bestaan tot dat moment, het vertelt hoe men geworden is tot degene die men nu meent te zijn. Het verleden krijgt een vorm. Daarmee is meteen duidelijk wat het onderwerp is van de autobiografie: het tot dan toe geleefde leven van de hoofdpersoon, de schrijver of schrijfster. De auteur, de verteller en hoofdpersoon zijn dezelfde in de autobiografie. De schrijver schrijft over zichzelf, hij vertelt het verhaal van zijn eigen leven. Dat is ook de voorwaarde voor het genre: als de hoofdpersoon een andere is dan de auteur, is er geen sprake meer van een autobiografie. Het is dus nodig dat de lezer bekend is met de samenvallende en elkaar overlappende persoonlijkheden. De lezer heeft als het ware een overeenkomst met de auteur. Philippe Lejeune heeft dit in zijn klassieke werk over de autobiografie omschreven als ‘le pact autobiographique’, het autobiografisch pact (Zie: Philippe Lejeune: Le pact autobiographique. Paris, 1975 en Philippe Lejeune: On Autobiography. Edited and with a foreword by Paul John Eakin. Vertaald uit het Frans in het Engels door Katherine Leary. University of Minnesota Press, Minneapolis, 1989 en Philippe Lejeune: Der autobiographische Pakt. In G. Niggl: Die Autobiographie. Zu Form und Geschichte einer literarischen Gattung. Wissenschaftliche Buchgesellschaft, Darmstadt, 1989, blz. 214 e.v.). Soms geeft de auteur daarom in de inleiding of op de achterkant van het boek aan dat het om een autobiografie gaat. In het middelpunt staat het ‘ik’ van de schrijver en niet de buitenwereld. Die buitenwereld, de wereld rondom de hoofdpersoon, is natuurlijk wel aanwezig, maar slechts voor zover die nodig is om de eigen persoonlijkheid en de ontwikkeling daarvan te begrijpen (Zie Roy Pascal: Die Autobiographie. Gehalt und Gestalt. W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1965, blz. 21). Het gaat om een reconstructie van het geleefde leven tot dan toe. De autobiografie geeft vorm aan het verleden, men verbindt gebeurtenissen en episoden met elkaar en men geeft daaraan een betekenis. Het schrijven van een autobiografie is dus meer dan alleen het optellen, vastleggen en bewaren van stukjes verleden. Men is op zoek naar de drijfveren: waarom is het zó gegaan en niet anders? Men geeft zin en betekenis aan de verschillende fasen en hun onderlinge samenhang in het leven.
Achteraf en terugblikkend De autobiograaf doet achteraf verslag van zijn leven en hij doet dat vanuit het perspectief van het heden. Op het moment waarop hij zijn leven beschrijft en interpreteert, heeft hij reeds een bepaalde maatschappelijke positie, hij is op een bepaalde leeftijd. Zo gezien vormt de autobiografie de schakel tussen het verleden en de toekomst. Het is daarom zinvol te weten in welke levensfase en in welke tijd de autobiografie geschreven is.
Levensverhalen zijn vaak complex Op verschillende niveaus worden verhaalelementen aangedragen en bij elkaar gelegd: 1. Ten eerste zijn er de objectieve feiten en gegevenheden. Het zijn de bewijsbare, controleerbare gegevens in de autobiografie, behorend tot de collectieve wereld. De individuele levensgeschiedenis krijgt vorm tegen de achtergrond van de wereld waarin wij allemaal leven. Data, plaatsen, historische gebeurtenissen horen bij deze wereld. 2. Dan zijn er de subjectieve ervaringen. De autobiograaf voelt en ervaart de dingen op een geheel eigen wijze en organiseert de ervaringen ook op een subjectieve wijze. Het gaat hier om gevoelens, de voorstellingen en verwachtingen van binnenuit. Vaak zijn ervaringen door de herinnering vervormd en vertekend. 3. Vervolgens is er het niveau van de becommentariërende reflexie: verklaring en betekenisgeving. Vragen naar de samenhang en zingeving staan hier centraal. 4. De complexiteit neemt toe door de vertaling van de herinneringen in taal. De stap van mondelinge naar schriftelijke weergave is een wezenlijke: het opschrijven fixeert de herinnering (deze lijkt daardoor onveranderbaar). Herinneringen, vormgegeven in taal, zijn verbonden met het ‘weten’ en ze vermengen zich met de doelstelling, de stijl en de taalkunstige mogelijkheden van de autobiograaf.
Schrijfmogelijkheden Het levensverhaal wordt in het algemeen als proza geschreven, dat wil zeggen verhalend, en in de ik-vorm (eerste persoon enkelvoud). Soms is er een verloop van het verhaal, waarin men kan spreken van spanning en een hoogtepunt, maar dat is lang niet altijd zo. Het verhaal kan chronologisch verteld worden, maar dat is geen vaste regel. Hoewel de ik-vorm nog steeds het meest bekend is, zijn er ook andere mogelijkheden. Bij de jij-vorm (tweede persoon enkelvoud) praat de auteur als het ware met zichzelf of met de persoon die hij was. Het verhaal krijgt dan het karakter van een uitgebreide dialoog. De hij- of zij-vorm (derde persoon enkelvoud) is de meest afstandelijke vorm: de auteur schrijft over zichzelf alsof het over een ander gaat. Sommige auteurs kiezen zeer bewust voor de tweede of derde persoon als uitgangspunt voor het verhaal. Het bewustzijn van de onbetrouwbaarheid van de herinnering speelt hier een grote rol. Christa Wolf speelt hier zelfs mee in haar autobiografie: er is een ik (de verteller, die vanuit het heden terugblikt op haar leven), er is een jij ( het meisje, de vrouw die ze was en waarmee ze in discussie gaat om de waarheid op het spoor te komen) en er is een zij (als ze over het meisje, het kind van toen schrijft). Via deze drie stemmen wordt ook het proces van de autobiografie en de problemen die dit met zich meebrengt toegelicht (Christa Wolf: Kindheitsmuster. Sammlung Luchterhand, Darmstadt/Neuwied, 1979. Vertaald in het Nederlands door Tinke Davids als Patronen van een jeugd. Van Gennep, Amsterdam, 1990). Nog een stap verder gaat men, als de elementen van het eigen levensverhaal worden gebruikt als uitgangspunt voor een roman of verhaal, met bewuste gebruikmaking van fantasie om het verhaal heel te krijgen. In dit laatste geval is de grens van het autobiografische reeds overschreden.
Een tijdsdocument
‘Het heden dringt door in de herinnering, en de dag van vandaag is reeds de laatste dag van het verleden.‘ Christa Wolf in: Patronen van een jeugd. Vertaald uit het Duits door Tinke Davids. Van Gennep, Amsterdam, 1990
De herinnering is altijd een presentatie van het verleden in het hier en nu. Herinneren is het verleden in het heden brengen. De auteur legt verbanden tussen ervaringen en gebeurtenissen en hij interpreteert, geeft betekenis aan het verleden. Het verleden krijgt vorm door middel van interpretaties en de keuze van de herinneringen in een bepaalde volgorde. De schrijver selecteert, kiest uit, feiten en ervaringen worden gerangschikt in een groter geheel. Dat gebeurt vanuit het perspectief van het moment waarop wordt geschreven, dat wil zeggen vanuit de wijsheid en het weten van dát moment. Die wijsheid is een andere dan de wijsheid die men bezat op het moment dat dingen vroeger gebeurden: men beoordeelt dingen nu anders dan toen. Wat vroeger belangrijk leek, is nu niet meer zo belangrijk en omgekeerd. Terugblikkend overziet men meer dan op het moment van het beleven zelf. De beschrijving van het eigen leven heeft dan ook een dubbele betekenis: enerzijds ontdekt men dingen over het voorbije leven, maar er ligt ook een betekenis voor de auteur in het heden besloten. Het verleden wordt geïnterpreteerd in het licht van het heden.
Vaak wordt in de herinnering het verleden vervormd: ik schrijf nu een ander verhaal dan morgen, ik schrijf hier een ander verhaal dan elders, mijn zus vertelt het verhaal anders dan ik. Het is altijd het verhaal zoals men zich dat op een bepaald moment herinnert. De betekenis die men geeft aan de herinnering bepaalt de inhoud ervan. ‘Ook valse herinneringen tellen mee,’ zei Elias Canetti. Het is een ingewikkeld probleem, het probleem van de tijd in de autobiografie. Onderwerp is het verleden, geschreven vanuit het standpunt van het heden. Het moment waarop en de levensfase waarin de autobiografie wordt geschreven is daarom van wezenlijk belang. Wat is de positie van de auteur? In welke situatie bevindt hij zich? Wordt er geschreven vanuit een crisissituatie? Hoe oud is de schrijver of schrijfster? Men veronderstelt wel eens dat oude mensen het leven definitief kunnen overzien en beoordelen. Dat is lang niet altijd het geval: binnen een jaar zelfs kan het leven er alweer totaal anders uitzien. De autobiografie blijft in dat opzicht een momentopname. Een ander misverstand is het idee dat de autobiografie een typische vorm is voor ouderen: veel levensverhalen worden echter geschreven door mensen van middelbare leeftijd en zelfs jonger. Elke autobiografie is een tijdsdocument en heeft in die zin een historische dimensie: de autobiograaf probeert de verglijdende tijd vast te houden, het verleden vorm te geven en te behoeden voor verdwijnen. Tegelijk is het verhaal een verhaal dat alleen maar op dat éne tijdstip waarop het geschreven wordt, geschreven kan worden. Als het tien jaar later of tien jaar eerder geschreven zou worden, zou het een ander verhaal zijn. In de levensgeschiedenis van elk individu weerspiegelen zich de historische en de maatschappelijke culturele omstandigheden.
Onvolledigheid De autobiografie is nooit volledig. Herinneringen worden geselecteerd, bewust en onbewust, om een verhaal te schrijven. Daartoe kiest men uit de oneindige voorraad herinneringen die het verleden te bieden heeft. Het is een onmogelijke opgave om alles uit het leven zoals het was, alle omstandigheden, alle voorwaarden te beschrijven en interpreteren. Alles heeft een oneindige verbinding met het verleden en de toekomst. Elke autobiografie is daarom onvolledig, zelfs als alle levensfasen op de voet gevolgd zijn en het verhaal in dikke boeken is vastgelegd.
Omgaan met herinneringen Vroeger werd het ophalen van herinneringen, het ‘leven in het verleden’ van ouderen voornamelijk als een symptoom van geestelijke achteruitgang gezien. Het leven met herinneringen werd negatief beoordeeld. Pas sinds enkele tientallen jaren wordt ingezien dat het praten en denken over het verleden normaal is en behoort tot het proces van het ouder worden. het terugblikken op het voorbije leven heeft misschien iets te maken met de naderende dood: men wil in het reine komen met het leven zoals men dat geleefd heeft. Verhalen over het eigen leven helpen ouderen de eigen levensloop te accepteren en hun identiteit te bevestigen (Peter G. Coleman: Het omgaan met herinneringen. In: J. Munnichs & G. Uildriks: Psychogerontologie, een inleidend leerboek. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1989). Het omgaan met en het ophalen van herinneringen is echter niet voor alle ouderen een geliefde bezigheid. Peter G. Coleman noemt verschillende wijzen van omgaan met herinneringen door ouderen: 1. Sommigen overzien hun herinneringen gemakkelijk en graag, ze nemen het verleden in bezit en koesteren het en ze gebruiken het als een bron van kracht in tijden van moeilijkheden. 2. Anderen worstelen vooral met schuld- en spijtgevoelens over het voorbije leven. Ze wroeten ín en broeden óp het verleden, herinneren zich vooral de droevige dingen die gebeurd zijn in hun leven en in hun familie en ze herinneren zich te weinig dat er ook positieve momenten warten in hun leven. 3. Het ‘vergeten’ van de eigen levensgeschiedenis of het niet belangrijk vinden herinneringen op te halen is een andere mogelijkheid. Mensen ervaren het verleden als voorbij: men vindt het verleden irrelevant, niet interessant of waardevol. Ervaringen zijn verwerkt, of men is juist op het hier en nu geconcentreerd omdat het ophalen van herinneringen te pijnlijk is (bij verlieservaringen of onverwerkte rouw). 4. Ten slotte kan men nostalgische gevoelens krijgen over het verleden en met de herinneringen de pijn ervaren van wat verloren is. Deze verschillen hebben natuurlijk consequenties voor de begeleiding van groepen ‘levensverhalen schrijven’. ‘De herinneringen zelf verschaffen in feite inzicht in de individuele verschillen’, zegt Coleman (Zie Peter G. Coleman: Het omgaan met herinneringen. In: J. Munnichs & G. Uildriks: Psychogerontologie, een inleidend leerboek. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1989, blz. 412-418).
Omgaan met de waarheid Er kan veel misgaan. Autobiografen geven soms een verkeerde voorstelling van de feiten. Ze laten bijvoorbeeld belangrijke details weg, data of plaatsen kloppen niet (Zie R. Pascal: Die Autobiographie. Gehalt und Gestalt. W. Kohlhammer, Stuttgart, 1965, blz. 79). Zelfs als men letterlijk teruggaat naar plaatsen uit het verleden (het ouderlijk huis, de straat, de school) om de details zo nauwkeurig mogelijk op te tekenen, dan is er een verschil tussen vroeger en nu. Het teruggaan naar plaatsen en personen uit het verleden kan wel bevorderlijk zijn voor het herinneringsproces; ineens weet men zich weer veel meer te herinneren. Het kan echter ook heel vervreemdend werken.
Het is niet alleen zo dat mensen dingen vergeten en op die wijze herinneringen vervormen. Mensen die hun leven beschrijven willen soms niet alles prijsgeven, willen niet de hele waarheid opschrijven en dan krijgt zelfcensuur een rol. Men wil bijvoorbeeld familieleden of vrienden buiten beeld houden of nog levende personen niet kwetsen. Voor dit probleem zou een mogelijke oplossing bestaan in het publiceren van de autobiografie na de dood van de auteur. Er zijn echter weinig autobiografen die de publicatie van hun verhaal op deze manier uit hun leven wegschuiven. Het is blijkbaar van wezenlijk belang dat het levensverhaal tijdens het leven van de schrijver of schrijfster zijn weg vindt. Misschien zijn er wel twee waarheden als het gaat om de autobiografie: enerzijds de waarheid van de feiten en anderzijds de waarheid van het gevoel van de auteur. Deze twee waarheden vallen niet altijd samen. (Zie ook Snipperberichten 4 en 8)
Zie ook Snipperbericht 21 over het ontstaan en de ontwikkeling van de autobiografie.
José Franssen (29-7-2014)