Snipperbericht 25
Boeken brengen lesideeën
Horizontale en verticale identiteiten
Ik had mezelf altijd gezien als lid van een vrij kleine minderheid, maar opeens besefte ik dat ik in een breed gezelschap verkeerde. Ons anders-zijn verenigt ons. Mensen kunnen door hun anders-zijn geïsoleerd raken, maar samen zijn ze met miljoenen, verbonden door de strijd die ze moeten voeren. Het uitzonderlijke komt veel voor, terwijl volstrekt normaal zijn een zeldzame en eenzame aangelegenheid is. (…) Vertrouwd raken met wat anders is, maakt dat je er beter mee kunt omgaan. Andrew Solomon in: Ver van de boom. Als je kind anders is. Vertaald uit het Engels door Pieter van der Veen, Chiel van Soelen, Jos den Bekker, Graa Boomsma. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 2013
Nu ik het boek uit heb, een enorm dikke pil van ruim 1000 bladzijden, ik deed er driekwart jaar over, kan ik het niet zomaar in de kast zetten. Andrew Solomon deed er tien jaar over om zijn vragen te stellen aan meer dan 300 gezinnen met kinderen die ‘anders’ zijn. Hij wilde weten ‘hoe ze het deden’, wat het voor hen betekende, wat het hen leerde en eigenlijk wilde hij vooral zichzelf en zijn eigen ouders beter leren begrijpen. Het sprak me op verschillende manieren aan: ik herkende het gevoel van ‘anders-zijn’ wel in mijn eigen leven. Het schrijven van mijn eigen levensverhalen en het werken met de verhalen van anderen, heeft mij veel geleerd over mijn eigen geschiedenis en die van mijn ouders. Het heeft me net als Solomon geholpen om mijn eigen ‘gekrenktheid’ los te laten en verdraagzamer te worden, te zien dat ouders, ook de mijne, meestal handelen uit liefde. Maar ook de concrete inhoud van het boek boeide me: ik kwam wel eens dove mensen tegen in mijn schrijfgroepen of mensen die te maken hadden met schizofrenie of zware depressies. Ik heb een aantal neven en nichten met autisme. Ik leerde veel. Zo gaat het in de inleiding over het doorgeven van identiteit van de ene generatie naar de volgende: de begrippen horizontale identiteit en verticale identiteit vond ik verhelderend en heel bruikbaar in het eigen levensverhalen-onderzoek. Solomon schrijft erover in zijn inleiding:
Omdat identiteit door de ene generatie wordt doorgegeven aan de volgende, hebben de meeste kinderen althans een aantal eigenschappen gemeen met hun ouders. Dat zijn de verticale identiteiten. Kenmerken en waarden worden door de generaties heen van ouder op kind overgedragen, niet alleen via het DNA maar ook door gedeelde culturele normen. Etniciteit is bijvoorbeeld een verticale identiteit. Niet-blanke kinderen hebben meestal niet-blanke ouders; huidpigmentatie wordt genetisch van ouder op kind doorgegeven, samen met het zelfbeeld van iemand met een bepaalde huidskleur, al kan dat zelfbeeld door de generaties heen veranderen. Ook taal is gewoonlijk een verticale identiteit (…). Religie is ook een min of meer verticale identiteit: over het algemeen zullen katholieke ouders hun kinderen katholiek grootbrengen, al kunnen kinderen areligieus worden. Nationaliteit is eveneens verticaal. behalve voor immigranten. (…) Dikwijls heeft iemand echter een intrinsieke of verworven eigenschap die de ouders niet hebben. Dan moet die persoon zijn of haar identiteit vinden bij een groep gelijkgestemden, de zogeheten peer-groep. Dat is een horizontale identiteit. Zulke horizontale identiteiten kunnen het gevolg zijn van recessieve genen, willekeurige mutaties, prenatale invloeden of waarden en voorkeuren die een kind niet deelt met zijn verwekkers. Zo is homoseksualiteit een horizontale identiteit: de meeste homoseksuele kinderen hebben heteroseksuele ouders. (…) Lichamelijke handicaps zijn meestal een horizontale identiteit, net als genialiteit. (…) Andrew Solomon
In mijn schrijfgroep maakte ik op basis van deze indeling een oefening met twee belangrijke vragen: Waar hoor ik bij? Waarin ben ik anders? Het zijn geen gemakkelijke vragen, want je kunt best ergens bij horen en je toch anders voelen. Maar het is boeiend om met die blik naar je eigen verhaal te kijken, het leverde in elk geval mooie verhalen op. Kortom: een interessant boek! Ook al omdat er zo’n prachtige gedachten en ervaringen in staan over ouderschap en kind zijn van ouders. In al onze levens gaat het erover.
Zeven emoties Een ander boek dat me onmiddellijk inspireerde is het boek van Giovanni Frazzetto: Waarom we voelen wat we voelen. Wat de wetenschap ons wel en niet kan vertellen over onze emoties. (Vertaling uit het Engels door Robert Dorsman. Atlas/Contact, Amsterdam, 2014). Nadat ik erover las in een recensie, kocht ik het meteen. Het is geschreven door een relatief jonge hersenwetenschapper, die in zeven hoofdstukken zeven emoties behandelt: hij vertelt iets uit zijn eigen levensverhaal en vervolgens schrijft hij over de stand van de wetenschap bij het onderzoek naar die emotie. Het gaat niet alleen over de hersenwetenschap, maar ook over filosofie, literatuur, toneelkunst, beeldende kunst en muziek. Hij relativeert op een vrolijke manier wat wetenschap vermag en tussen de regels door lees je dat het vaak de kunst is die ons iets leert over onze emoties. Ik gaf de mensen uit mijn schrijfgroepje het boek op als zomeropdracht en ik vroeg hen om zeven weken lang, elke week één hoofdstuk te lezen en vervolgens een verhaal te schrijven uit hun eigen leven rond of uitgaande van die emotie. Ik vroeg hen ook die verhalen te situeren in verschillende levensfasen. Zo zullen we elkaar na de zomerpauze tijdens twee speciale voorleesochtenden elk zeven verhalen voorlezen rond boosheid, schuld, vrees, verdriet, empathie, vreugde en liefde. Zelf werk ik in ieder geval met heel veel plezier aan de opdracht en ik ben razend nieuwsgierig naar de verhalen van mijn medegroepsgenoten!
Over het belang van levensverhalen Gabriël Prinsenberg, met wie ik in 1988 mijn allereerste training rond het werken met levensverhalen gaf, schreef In de middag van het leven. Over het belang van het levensverhaal voor de derde leeftijd. SWP, Amsterdam, 2014. Hij is al decennia lang bezig biografisch leren en werken te verspreiden als methode voor onderwijs, vormingswerk en hulpverlening, heeft daarover eerder geschreven in De tocht door het labyrint (Biografisch werken als begeleiding op de levensweg. Servire, Utrecht, 1996) en in Biografisch leren en werken (Het levensverhaal in kaart brengen. SWP, Amsterdam, 2005). In dit nieuwe boek filosofeert hij over ouder worden en oud zijn en over het verzilveren van vroegere belevenissen en wederwaardigheden: als een moderne alchemist moeten we goud maken uit onze levenservaringen. Zijn uitgangspunt kan ik volmondig onderschrijven: laten we ouderen zoveel mogelijk betrekken in ons leven van alledag. In een tiental bespiegelingen gaat het onder andere over levensfasen, over het feit dat levensverhalen vertellen nieuwe uitdrukkingsvormen vindt in onze tijd, over ieders eigen levensscript, over het koesteren van drijfveren en passies en over het zichtbaar maken van herinneringen door erover te schrijven. Met boeiende literatuurverwijzingen. Een citaat uit het passiehoofdstuk (zó te gebruiken voor een oefening, dat hoofdstuk!):
Als we het hebben over datgene wat ons in beweging brengt, kennen we diverse termen die vaak door elkaar worden gebruikt. Motivatie, drijfveren en passies zijn wel de meest bekende. Bij motivatie gaat het vooral om de wens en de prikkel die ons tot activiteit aanspoort. Bij drijfveren denken we aan woorden als aansporing, behoefte en beweegreden. Bij het woord passie – dat uit het Latijn stamt en lijden betekent – speelt emotie een belangrijke rol. begrippen als hartstocht, een groot verlangen of een sterk gevoel van liefde komen heel sterk in de buurt als we het over gepassioneerdheid hebben. iets waar je heel erg van houdt, waarvoor je het vuur uit je sloffen loopt, daaraan kun je ook lijden. Je brengt er soms offers voor of laat er dingen voor staan. het Duitse woord voor passie, Leidenschaft, geeft dat goed weer. In elke levensfase ervaren we specifieke drijfveren en passies die ons steeds weer op een andere manier motiveren. Wat is het toch dat we ergens warm voor lopen en graag ons bed voor willen uitkomen? Wat bezielt ons bij het ouder worden als de carrièredrives er minder toe doen? Hebben we dan meer toegang tot werkelijke bezieling? … Gabriël Prinsenberg
Gabriël geeft trouwens ook een mooie nieuwsbrief uit: BioGraphein. Over levensverhalen, levensloop en loopbaan. Aanmelden bij gprinsenberg@hetnet.nl
Over de kracht van verhalen En dan nóg een boek over de betekenis van levensverhalen en de kracht van verhalen: Christien Brinkgreve: Vertel. Over de kracht van verhalen. (Atlas/Contact, Amsterdam, 2014). Zij is als sociologe in een serie opstellen op zoek naar hoe verhalen betekenis geven, hoe ze helpen greep te krijgen op chaos en ons leven zoals het zich voordoet in de wereld. Interessant vond ik haar notities over macht en de macht van het woord en verhalen, over richtinggevende verhalen, die ook weer veranderd kunnen worden. We hoeven de kranten er maar op na te slaan om te weten hoe waar dat is en hoe zeer onze levensverhalen ingebed zijn in grotere structuren: landen, talen, politieke en culturele waarden en overtuigingen. Verschillende groepen, verschillende verhalen. De individuele levensverhalen geven inkijkjes in die verschillende werkelijkheden. Ze laat zien hoe verhalen kunnen verbinden, uiteendrijven, en richting kunnen geven in een tijd waarin oude ideologieën niet meer werken en er grote behoefte bestaat aan visies waarin mensen kunnen geloven. Persoonlijk spraken mij ook de passages aan waarin ze schrijft over haar moeder, en haar onderzoek naar het belang van het schrijven over het vallen van haar moeder en haar reacties daarop. Een citaat:
Mijn behoefte om te noteren, om een verhaal te maken, is groot, maar wat is de melodie? Gaat het over schuld – had ik maar? Over onvermijdelijkheid – ooit moest zoiets gebeuren? Over praktische zaken – wat kan ze nog, en hoe te voorzien in wat niet meer kan? Over rouw – wat is voorgoed voorbij? Het is alles tegelijk en door elkaar. het begon met wat er is gebeurd en was dat te voorkomen geweest, verschoof naar: hoe het voor haar lichter te maken, vermengd met een allesdoordringend besef van voorbijgaan, voorbij zijn, vergankelijkheid, van haar leven, en daarmee ook van een deel van ons leven. Want ook voor ons, kinderen, kleinkinderen, is het ingrijpend, voor ieder afzonderlijk. en als gezinssysteem. ‘Oma was toch de don van de familie,’ zei mijn jongste zoon en gaf daarmee haar plaats aan in de familie, die niet zomaar door een ander ingenomen kan worden. Maar onder alles is er de behoefte aan het creëren van een nieuwe orde: en idee wat er gaande is, en wat ons te doen staat. Christien Brinkgreve
Levensmonoloog Tenslotte een paar citaten uit een laatste boek, dat ik nog niet eens uit heb: Terugkeer ongewenst van Charles Lewinsky (vertaald uit het Duits door Elly Schippers, Signatuur, Utrecht, 2012).
De altijd eendere jeugdverhalen, honderd keer verteld tot ze als een afgezaagde revuesketch uit niet meer dan grappen bestaan. Met wat er echt gebeurd is, hebben ze dan allang niets meer te maken. Een te vaak vertoonde kopie vol krassen. ‘Zo was het,’ zeg je, maar zo was het niet. Zo ongeveer misschien. In het gunstigste geval. En dan zijn er de andere verhalen, dat ene andere verhaal waar je niet over praat en dat je alleen daarom al niet kunt vergeten. Maar verder? Brokstukken. Herinneringsflarden. Mozaïekstenen die niet meer samen te voegen zij tot een beeld. (…) ‘Ik herinner me,’ zeg je, maar dat klopt niet. Niet echt. we zetten iets in elkaar, een cut hier, een fade-out daar, en herschrijven elke scène net zo lang tot hij in ons draaiboek past. Wat we onthouden, heeft met de echte belevenis niet meer te maken dan een toneelkritiek met de opvoering die erin besproken wordt. Wij zijn geen objectieve verslaggevers. Maar er blijft ons niets anders over. Letterlijk. Als het stuk eenmaal afgelopen is, blijft er niets anders over. Alleen de kritieken, die je altijd al eens netjes wilde sorteren, zonder dat je daar ooit aan toe bent gekomen. En als je de vergeelde knipsels toch een keer uit de kartonnen door haalt, wordt daarin meestal alleen van de hoofdrollen gerept, de rest valt onder: verder werkten mee. Charles Lewinsky in Terugkeer ongewenst, blz. 47 en 48
José Franssen (18-8-2014)