Snipperbericht 29
Vormen van autobiografisch schrijven
Mijn broer weet ook nog dat hij als klein jongetje een keer naar opa’s tuin was gelopen en alle uien uit de grond had getrokken. Opa had hem tot huilens toe geslagen om vervolgens wit weggetrokken, wat niets voor hem was, alles aan onze moeder op te biechten en te zweren nooit meer zijn hand tegen een kind te zullen opheffen. Eigenlijk herinnert mijn broer zich er niets meer van, de uien niet en het pak slaag niet. Hij heeft het verhaal alleen herhaaldelijk van zijn moeder te horen gekregen. En zou hij het zich herinneren, dan ging hij er zeker behoedzaam mee om. Als filosoof denkt hij dat herinneringen vaak onwaar zijn, ‘en wel in die mate dat je, op basis van het cartesiaanse rotteappelprincipe, zonder extern steunbewijs geen enkele herinnering kunt vertrouwen’. Ik ben goedgeloviger, of meer geneigd tot zelfmisleiding, en ga dus door met doen alsof al mijn herinneringen waar zijn.Julian Barnes in: Niets te vrezen. Vertaald door Sjaak de Jong. Atlas Contact, Amsterdam, 2008
Autobiografisch schrijven is natuurlijk omvattender dan alleen het schrijven van het eigen levensverhaal. Het is – net als egodocumenten - een overkoepelende term voor schrijfvormen die verwant zijn aan de autobiografie, zoals bijvoorbeeld het dagboek, de brief, het essay, de memoires, het zelfportret en reisverhalen. Ook columns en blogs vertellen vaak veel over het leven van de auteur. Er zijn intussen veel mengvormen van genres ontstaan, zoals de autobiografische roman, een tussenvorm tussen een volledig waarheidsgetrouwe autobiografie en de roman. Voorbeelden daarvan zijn: May Sarton: Mrs Stevens hoort de zeemeerminnen zingen (herinneringsroman, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1989), Fay Weldon: Brieven aan Alice (briefroman, Sara, Amsterdam, 1984), Nelleke Noordervliet: Tine of: de dalen waar het leven woont (dagboekroman, Meulenhoff, Amsterdam, 1987) en de romans van Adriaan van Dis (o.a. Nathan Sid, Zilver of het verlies van de onschuld, Indische duinen, Familieziek, Ik kom terug).
De vraag is vervolgens – en daarover breken genoeg wetenschappers zich het hoofd – wat nu wel en wat niet meer gezien kan worden als autobiografisch schrijven. Heel algemeen kun je zeggen dat het gaat om schrijfvormen die mensen gebruiken om zich een idee te vormen van de eigen persoonlijkheid. Zelfbespiegeling is dus een wezenlijk element in het autobiografisch schrijven, ontdekken wie je bent. Schrijvend creëer je jezelf. De betekenis van het woord autobiografie benadrukt dat ook al: autos (zelf) bios (leven) en graphein (schrijven) zijn daarin met elkaar verbonden om aan te geven dat het erom gaat zichzelf te ontdekken en vorm te geven. Door middel van het schrijven creëer je een beeld van jezelf. Zie bijvoorbeeld Ulla Musarra-Schroeder: Vormen van ‘autobiografisch schrijven’.In: Els Jongeneel (red.): Over de autobiografie. Hes Uitgevers, Utrecht, 1989.
Gedenkschrift of res gestae In de oude beschavingen kende men deze openbare levensbeschrijving al, waarin vooral de beleefde feiten, gebeurtenissen en fascinerende levensomstandigheden en opmerkelijke dingen die men deed of waarvan men getuige was werden opgetekend. Het zijn annalen, boeken over daden in chronologische volgorde. Zo is bijvoorbeeld de autobiografie van Caesar een opsomming van de oorlogen die hij voerde.In deze geschriften is overigens geen sprake van zelfreflectie, men ziet zichzelf niet als individu. De identiteit van iemand is direct verbonden met de sociale rol, de positie die hij heeft en men gedraagt zich volgens de traditionele gedragspatronen. Zie: Bernd Neumann: De autobiografie als literair genre. In: Els Jongeneel (red.) Over de autobiografie. Hes Uitgevers, Utrecht, 1989, blz. 35.
Memoires Memoires volgden op de gedenkschriften, die wellicht de oudste vorm zijn. In de memoires zijn het eveneens opsommingen van daden, gebeurtenissen en omstandigheden die centraal staan, soms echter met aanvullende informatie over de innerlijke wereld van de persoon. Het accent ligt op het optekenen van de levensherinneringen van de handelende mens en de auteur wordt neergezet als drager van een sociale rol (militair, politicus, veroveraar). Memoires laten zien hoe het individuele leven verweven is met de omstandigheden waarin men zich bevindt, de tijd waarin men leeft. Het gaat om belevenissen die een historische dimensie, een algemene betekenis hebben, het gaat om een beschrijving van de persoon in een bepaalde tijd.De schrijver van memoires legt geen nadruk op het verhaal van de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid, maar des te meer op de geschiedenis van zijn tijd. Het individu verdwijnt (Zie: Bernd Neumann: De autobiografie als literair genre. In: Els Jongeneel (red.) Over de autobiografie. Hes Uitgevers, Utrecht, 1989, blz. 30). Het grote verschil met de autobiografie ligt daarin, dat in de autobiografie de weegschaal doorslaat naar de andere kant: in de autobiografie neemt men afstand van het eigen maatschappelijk handelen. De eigen persoon, het individu, staat centraal en zelfreflectie is het doel. Memoires en autobiografieën bevinden zich ergens op uiteinden van een continuüm. Beide beschrijven ze de levensloop van de mens, maar in memoires ligt het accent op de feiten en daden en in de autobiografie ligt het accent op de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid. Beide vormen bestaan ook nu nog.Bij memoires kun je denken aan herinneringen van politici en andere openbare figuren, bijvoorbeeld de memoires van J. Zijlstra: Per slot van rekening (Contact, Amsterdam, 1992) en de drie snel na elkaar verschenen levensbeschrijvingen van drie grote operazangers José Carreras, Placido Domingo en Luciano Pavarotti (José Carreras: Zingen met de ziel, autobiografie. Conserve, Schoorl, 1989; Placido Domingo: Mijn eerste veertig jaar. Conserve, Schoorl, 1991; Luciano Pavarotti: Mijn levensverhaal. Conserve, Schoorl, 1991). Autobiografieën zijn bijvoorbeeld het levensverhaal van Alma Mahler en van Konstantin Paustovskij (Alma Mahler-Werfel: Mijn leven. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1989; Konstantin Paustovskij: Zeven delen, te beginnen met Verre jaren. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1970). Verwarrend is daarbij dat de termen memoires en autobiografie nogal eens door elkaar gebruikt worden. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met het gegeven dat er bijna altijd sprake is van een mengvorm. En het wordt nog ingewikkelder, als je bedenkt dat auteurs ook fictieve herinneringen (verzonnen memoires) opschrijven van historische figuren, bijvoorbeeld Hadrianus’ Gedenkschriften, geschreven door Marguerite Yourcenar (Marguerite Yourcenar: Hadrianus’ Gedenkschriften. Vertaald door J.A. Sandfort, Boucher, Den Haag, 1952. Herinneringen van Adrianus. Vertaling door Jenny Tuin, Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam, 1998).
Het dagboek Het dagboek is een andere vorm van autobiografisch schrijven. Hierin wordt het leven dagelijks, dag na dag, opgetekend. Het autobiografisch element is de dag, en elke dag is eindig.
Zelfs wanneer het rijpe verstand van de dagboekschrijver besef van verleden en heden vermengt, blijft het relaas de afgeronde neerslag van de verstreken dag.Karl Weintraubin: De ontwikkeling van de autobiografie als vorm van zelfbewustwording. In: Els Jongeneel (red.) Over de autobiografie. Hes Uitgevers, Utrecht, 1989, blz. 13
Bekende en veelgelezen dagboeken zijn de dagboeken van Anne Frank, Etty Hillesum, Hans Warren en Frida Vogels. De waarde ligt in de beschrijving van het moment, het hier en nu (deze dag), het dagboek is gebonden aan het ogenblik. Daarentegen wordt in de autobiografie het verleden achteraf beschreven en geïnterpreteerd. De dagboekvorm is ook heel geschikt voor een specifieke invalshoek, ik noem een paar voorbeelden: Annemarie Koenig: Dagboek van een tuin (Vassallucci, Amsterdam, 1995), Rob van Essen: Het jaar waarin mijn vader stierf (Atlas, Amsterdam, 2006), May Sarton: Eenzaamheid; Dagboek van May Sarton (Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1973) en het grappige Alice-per-ongeluk van Lynne Reid Banks (vertaald uit het Engels door Sofia Engelsman. Gottmer, Haarlem, 2000), waarin het meisje Alice zich schrijvend staande probeert te houden tussen het gedoe van volwassenen om haar heen. Veel autobiografen gebruiken overigens dagboekfragmenten als basis voor het schrijven van hun levensverhaal. Zij interpreteren en analyseren dan echter achteraf, ze beoordelen, zoeken verbanden, ontdekken patronen en schrijven alles aan elkaar in een betekenisvol geheel.
De brief
‘Tot schrijfs!’ Ik was hem helemaal vergeten, deze bejaarde groet, maar hij staat met uitroepteken op de volgeschreven envelop die ik voor de gelegenheid uit de oude doos opduikelde. Het was 1993, ik was vijftien en wisselde lange brieven met Jona, met wie ik twee Franse zomervakanties lang heel vaak de slappe lach had, plus mijn eerste sigaret rookte. We stuurden elkaar nog een paar jaar verhandelingen over onze kalverliefdes en klaagzangen over school.Dorine Verheul in: Schrijven anno nu. Artikel in tijdschrift Flow, nummer 1, 2014
De brief, die nadrukkelijk gericht is aan een andere persoon, heeft net als het dagboek de waarde van een momentopname. Een interessant boek dat onlangs verscheen over de brief is van Simon Garfield: Ode aan de brief. kroniek van een verdwijnend fenomeen (vertaald uit het Engels door Bert Meelker. Podium, Amsterdam, 2014).
Het zelfportret Het zelfportret, een geschreven antwoord op de vraag ‘Wie ben ik?’, probeert de eigen persoon op één tijdstip te begrijpen en beschrijven. Ook hier is sprake van gelijktijdigheid: Wie ben ik, terwijl ik dit schrijf? Wie ben ik nu? Het zelfportret komt vaak voor als fragment in een andere autobiografische tekst, bijvoorbeeld in een dagboek, brief of essay. Je kijkt in de spiegel en je beschrijft jezelf alsof daar een ander, een vreemde staat: wie is dat daar?
Autofictie En tenslotte is er dan het gebied tussen de autobiografie en de roman. Ook hier is sprake van een continuüm, waarbij het aan de ene kant gaat om de autobiografie als zelfbeschrijving in de ik-vorm en aan de andere kant om de roman (hij-zij vorm, soms jij), die autobiografische elementen bevat. Ergens daartussen zweven dan de literaire autobiografie en andere tussenvormen, zoals een roman op basis van herinneringen, de dagboek- of briefroman, boeken met reisverhalen of een reisroman en zelfs een gedichtencyclus kan autobiografische elementen als uitgangspunt hebben.Voorbeelden van reisboeken zijn: Jan Brokken: De regenvogel (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1991), Adriaan van Dis: Op oorlogspad in Japan (Meulenhoff, Amsterdam, 2000) en Lieve Joris: De melancholieke revolutieMeulenhoff, Amsterdam, 1990). Een dichtbundel met herinneringen is van Christine D’haen: Schouwtoneel (Herik, Landgraaf, 1994).Er is een ontwikkeling te zien in de richting van het meer geconstrueerde verhaal (fictie), waarbij de opbouw en structuur minstens zo belangrijk of belangrijker zijn dan de precieze reconstructie van de feiten. De problemen en de doelen van het schrijven zelf en de vraag: hoe zeg je het mooi, krijgen meer aandacht. De autobiografie literaliseert.Het klassieke voorbeeld van de literaire autobiografie is het boek Dichtung und Wahrheit van Goethe (J.W. von Goethe: Aus meinem Leben. Dichtung und Wahrheit. In: J.W. von Goethe: Werke (band 9). Wegner, Hamburg, 1967), waarin hij niet alleen het verhaal vertelt, maar ook veel aandacht besteedt aan de vorm waarin deze geschiedenis wordt verhaald. Er zijn genoeg voorbeelden van deze tussenvormen, bijvoorbeeld Christa Wolf: Patronen van een jeugd (Christa Wolf: Kindheitsmuster. Sammlung Luchterhand, Darmstadt/Neuwied, 1979. Vertaald als Patronen van een jeugd, Van Gennep, Amsterdam, 1990), Benoite Groult: Zout op mijn huid (Arena, Amsterdam, 1990), Jan Brokken: De zee van vroeger (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986), Adriaan van Dis: Indische duinen (Meulenhoff, Amsterdam, 1994).Misschien is wel het belangrijkste verschil tussen de autobiografie en de roman, dat de autobiograaf probeert de waarheid omtrent zichzelf onmiddellijk aan het licht te brengen, direct en niet gecamoufleerd. De autobiografie als niet opzettelijk gestructureerde weergave van de persoonlijke levensloop. De roman-auteur daarentegen werkt veel meer indirect, gebruikt bewust bepaalde stijlmiddelen, leugentjes om bestwil of zelfs fantasie om het verhaal te verfraaien, waarbij de autobiografische basis breder of minder breed kan zijn. (Zie: M. de Jong: De onvoltooide van Willem Frederik Hermans. In: Els Jongeneel (red.) Over de autobiografie. Hes Uitgevers, Utrecht, 1989, blz. 161)
Ik besluit dit bericht met een citaat uit een fascinerend boek dat ik deze dagen las, een boek dat past in het tussenland tussen autobiografie en fictie. Op de kaft van het boek van David Albahari staat: Moederland. Roman. Je zou het boek veel andere namen kunnen geven, want het gaat over herinneringen, over geschiedenis en over wat oorlog doet met mensen, het gaat over verschillen in culturen, en over een man die het verhaal van zijn moeder terugluistert op bandrecorderbanden die zij volpraatte voordat ze stierf:
‘Ik geloof niet dat een leven kan worden verteld,’ zei ze, ‘nog minder dat het kan worden opgeschreven, hoewel ik vroeger met genoegen boeken las: Amerika’s First Lady, Marjorie Morningstar, De jonge leeuwen, Arc de Triomphe. Toen was ik nog jong, of ik geloofde tenminste dat ik nog jong was, wat, uiteindelijk, hetzelfde is, maar nu weet ik dat er geen boek is waar een heel leven in past, zelfs niet een deel van een leven. Je kunt duizend bladzijden volschrijven en je zult er niet in slagen een deel te noteren van wat er gebeurt wanneer je, bijvoorbeeld, een draad door het oog van een naald steekt. Het is belachelijk dat ik tegen jou over boeken praat, jij weet dat beter dan ik, maar ik heb me de hele tijd afgevraagd waarom alles wat er is gebeurd juist met mij is gebeurd, zoals wanneer je een boek leest en je je afvraagt waarom dat de hoofdpersoon is overkomen, of de heldin die liefde, of wat dan ook, niet had kunnen ontvluchten, had ze niet gewoon de deur kunnen openen en naar buiten stappen of tenminste naar een andere kamer gaan? Er zijn geen andere kamers; je kunt deze huid niet uit. Je kunt alleen kijken hoe de huid rimpelt terwijl je lichaam kleiner wordt. De huid is in feite het enige waarvan je meer hebt dan je nodig hebt terwijl het leven verstrijkt; aan al het overige heb je tekort, alles wordt van je afgepeld als de rokken van die ui waar ik zo-even over sprak, en tenslotte blijft alleen de kern over, het binnenste, de hete smaak die je niet te lang op je tong kunt houden. Natuurlijk, je kunt denken, zoals ik talloze malen heb gedacht, dat alles zich anders had kunnen afspelen, dat de hete smaak had kunnen worden vervangen door zoetheid, maar wanneer het leven kon veranderen, dan zouden we het waarschijnlijk niet het leven noemen, we zouden waarschijnlijk niet leven.’ David Albahari in: Moederland. Roman. Vertaald door Reina Dokter. Cossee, Amsterdam, 2003
Dit Snipperbericht kun je lezen als een vervolg op de berichten 21 (Ontstaan en ontwikkeling van de autobiografie) en 24 (Autobiografie en autobiografisch schrijven – kenmerken). Samen vormden ze ooit het materiaal voor een lezing over ontstaan en kenmerken van de autobiografie en later voor een hoofdstuk in mijn eerste boek over het werken met levensverhalen (Van vroeger. Levensverhalen schrijven met ouderen).
José Franssen (29-12-2014)