Snipperbericht 35
Je leeft je leven niet als boek. Schrijvers over het omgaan met de waarheid in autobiografieën en fictie - Werkelijkheid en fictie (3)
Een schrijver moet los staan van zijn eigen boek. Zelfs als het autobiografisch is, moet de lezer er iets van zichzelf in kunnen vinden. Het particuliere moet algemeen worden gemaakt. (...) Ik denk dat in ieder boek elementen van de schrijver zitten. Maar wanneer je een autobiografische roman schrijft, probeer je toch iets meer te doen. Er een literair werk van te maken. Je leeft je leven tenslotte niet als een boek in spanningsbogen en in plots. Als je het op gaat schrijven moet je het gaan structureren. Nicolaas Matsier in: Sander van Vlerken: ‘Je gaat toch niet over ons schrijven jongen?’ Nicolaas Matsier over de autobiografie. In: Schrijven nummer 3, mei/juni 1997
De werkelijkheid bestaat niet in de literatuur. Alles is fictie. (…) Ik heb geleerd dat er belangrijke misverstanden heersen over verbeelding en werkelijkheid in de literatuur. Om te beginnen het misverstand dat fictie een vlucht zou zijn. (…) Juist in zijn verbeelding, geeft een schrijver zich bloot, vaak zonder dat hij het zelf in de gaten heeft. In die zin is echte fictie pas wérkelijk autobiografisch: weerloos, kwetsbaar, pijnlijk, en, als het goede fictie is, schrijnend. (…) Omgekeerd loopt juist een autobiografisch schrijver veel sterker dan een schrijver die uit zijn verbeelding put, het gevaar dat hij gaat poseren, censureren, ijdeltuiten, polijsten, verdraaien en liegen om zijn zelfbeeld een beetje prettig te houden, zijn schuldgevoel te sparen, zijn angsten te bezweren of wraak te nemen op mensen uit zijn omgeving. (…) Een schrijver mag liegen, ja móet liegen, maar alleen voor het verhaal, niet voor zichzelf, vind ik. (…) Een ander groot misverstand is dat autobiografische of zogenaamd waar gebeurde romans ‘werkelijker’ zijn dan romans die vanuit de verbeelding zijn geschreven. (…) Het is maar wat je onder ‘de werkelijkheid’ verstaat. (…) Dé werkelijkheid bestaat niet. Iedereen leeft meer of minder sterk in een eigen werkelijkheid, vol persoonlijke gevoelens en met een eigen logica. Herman Frankein: Met trillende benen het bos in. Waarom kunst en waarheid elkaar niet verdragen. Artikel in NRC Handelsblad 12 maart 1999
Voor mij werd ‘ik’ pas werkelijk ‘ik’ toen ik mijn eerste roman schreef. Het impliceerde meer dan ik veronderstelde. Ik moest me blootgeven. Ik deed nog een voorzichtig stapje terug, gebruikte wel ‘ik’, maar gaf die ‘ik‘ een andere naam: Frank de Roover. Ik verschool me nog een beetje. Pas in het boek daarop, in de verhalenbundel De zee van vroeger, werd de ‘ik’ mijn werkelijke ‘ik’. ‘Ik is een ander’, schreef Arthur Rimbaud. Niet ‘Ik ben een ander’, nee, ‘Ik is een ander’. Je est un autre. Dat is een schitterende omschrijving. Als je een ‘ik’ opvoert, moet je hem opvoeren als een ander, als een romanpersonage. ‘Ik’ moet dan niet alleen kijken en luisteren, zoals vaak gebeurt in de ik-verhalen; ‘ik’ moet deelnemen, moet zich van zijn goede en zijn slechte kant laten zien, en beide is even moeilijk. Toont de ik zich teveel van zijn goede kant, dan wordt hij arrogant. Belicht hij te nadrukkelijk zijn slechte karaktertrekken of zijn onderontwikkelde talenten, dan wordt hij zielig of geeft hij zich over aan zelfbeklag. In tegenstelling tot wat vaak verondersteld wordt, is het lastiger een ‘ik’ op te voeren dan een ‘hij’ of een ’zij’. (…) Misschien is dit een wet: het onderscheid tussen persoonlijk en privé doet er niet zoveel toe, als de stijl maar imponerend en relativerend is. Dan kan die ikkerigheid de lezer niets schelen. Jan Brokken in: Ik is een ander (Fragmenten uit zijn boek: Het hoe. Over het schrijven van romans, verhalen en non-fictie. Augustus, Amsterdam, 2011). In: Schrijven, oktober 2011
Het is wel zo, dat wie schrijft om gelezen te worden, al is het maar door de kleinkinderen, er verstandig aan doet altijd te schrijven alsof hij fictie schrijft. Fictie wordt het toch. Het enige echte probleem met verhalen die de werkelijkheid tot onderwerp hebben, is dat je de werkelijkheid niet op papier kunt krijgen. Je beschrijft hoogstens een deel, brengt daar een eigen ordening in aan en interpreteert alles op jouw manier. Je creëert in feite een nieuwe werkelijkheid. Doe dat dan ook goed. Weet welk verhaal je wilt vertellen, zorg dat de kern daarvan een innerlijk conflict is, breng een heldere lijn aan, geef de lezer genoeg aanknopingspunten om alles voor zich te zien, laat weg wat niet nodig is, en laat je schaamte je er niet van weerhouden iets op te schrijven wat het verhaal ten goede komt. Gun de lezer een goed verhaal. (…) Het is belangrijker dat je geloofwaardig schrijft dan dat je de waarheid schrijft. Schrijf dus gerust stukjes dialoog uit, ook al kun je ze niet meer letterlijk herinneren. Probeer ook situaties te schetsen, ook al weet je niet meer precies hoe alles eruit zag. gebruik desnoods formuleringen als: ‘Er moet een boom gestaan hebben…’ of: ‘In mijn herinnering stond er maar één stoel…’ Yke Schotanus in: Autobio bladspiegel. Valkuilen van een genre. Artikel naar aanleiding van het boek van Renate Dorrestein: Het geheim van de schrijver. Zij probeert aan te tonen dat verzonnen verhalen beter zijn dan zelf meegemaakte, en Yke Schotanus schrijft dat haar betoog rammelt. In: Schrijven, februari/maart 2001
Je levensverhaal is geen objectieve weergave: het is altijd een reconstructie. Terwijl sommige mensen zich vooral de fijne dingen herinneren, zien anderen hun leven als een aaneenschakeling van narigheid. Daarom is het belangrijk om eens stil te staan bij welk verhaal je nu eigenlijk vertelt. Als je je richt op de bittere thema’s in je leven, groeit de verslagenheid. Terwijl je optimistischer wordt als je je meer op de positieve ervaringen focust. Leren zien dat er meer verhalen te vertellen zijn dan alleen dat dominante, negatieve – dat is waar het om draait bij het herzien van je verhaal. Niet alleen de plek die je nare herinneringen geeft, ook coherentie in je verhaal is belangrijk. Mensen die meer samenhang zien in hun levensverhaal, voelen zich beter. (…) Onderzoek dus of er verhalen uit je leven zijn die je benauwen of beklemmen. Daag jezelf uit om te komen tot nieuwe interpretaties van de gebeurtenissen. Geef jezelf bijvoorbeeld de opdracht om andere aannemelijke verklaringen te bedenken voor het gedrag van mensen en gebeurtenissen in je leven. Zoek naar verklaringen die je meer ruimte geven, die een nieuwe kijk geven op je leven en die dus ook nieuwe toekomstmogelijkheden bieden. Marloes Zevenhuizen: Herschrijf je verleden. Artikel over levensverhaalmethode van Ernst Bohlmeijer beschreven in zijn boek: De verhalen die we leven. In: Psychologie Magazine, oktober 2007
Zijn er morele grenzen, of mag je alles opschrijven over familie, vrienden en geliefden, onder het mom van de schone kunst? ‘Sommigen beschouwen het als een doodzonde wanneer je bestaande personen ontziet’, zegt Rob van Essen. ‘Maar ik bekijk dat liever van geval tot geval, en eigenlijk vind ik die ‘doodzonde’ romantische onzin. Het uitgangspunt dat je mensen moet behandelen op de manier zoals je zelf zou willen behandeld, verliest niet meteen al zijn geldigheid zodra je achter je toetsenbord gaat zitten.’ (…) Ook Judith Uyterlinde waarschuwt: ‘Wanneer je zelf het hoofdpersonage bent, kun je in de verleiding komen jezelf tot held te verheffen, met alleen maar goede kanten. Dat is saai en niet geloofwaardig. Ik wilde óók de lelijke kant laten zien: de jaloezie, het zelfmedelijden.’ Solange Leibovici schuwde de lelijkheid ook niet: ‘Ik heb het verval van mijn moeder beschreven zoals het was. Ik heb het niet mooier gemaakt.’ Nee, niet alles mag verteld worden, vindt Nefkens. Als intieme feiten de betrokken mensen schaden, moeten ze privé blijven. (…) Nefkens bleef dicht bij de feiten: ‘In grote lijnen komt alles overeen met hoe het werkelijk is gebeurd, maar details zijn veranderd om beter te passen bij wat ik wilde vertellen. Ik gebruik literaire instrumenten om het autobiografische materiaal een vorm te geven, zodat het persoonlijke algemener wordt: het veranderen van de volgorde van de gebeurtenissen, het weglaten van gebeurtenissen, het combineren van details uit verschillende gebeurtenissen om er één gebeurtenis van te maken – dat kunnen waargebeurde of verzonnen details zijn - , het samenvoegen van verschillende personages, het veranderen van plaatsen en omgevingen. Zo maakte ik van twee periodes in het ziekenhuis één om de flow niet te onderbreken.’ (…) Leibovici was in Het vergeten gezicht juist niet naar de waarheid op zoek en wilde de grens tussen autobiografie en fictie zoveel mogelijk laten vervagen. ‘Ik heb mij verdiept in de historische context van de periode waarin mijn ouders leefden, maar niet gezocht naar de waarheid, omdat die niet bestaat. Ik wilde integer zijn, ten opzichte van mijn vader, mijn moeder en mijzelf. ik mocht fantaseren maar niet liegen. Ik mocht bedenken maar niet vervalsen.’ (…) In welke fase van het manuscript laat je de betrokkenen het verhaal lezen? Vooraf, of pas als het boek gepubliceerd is? Judith Uyterlinde koos ervoor haar man, moeder en de vriendin die in het boek Isabel heet, vooraf inzage te geven. ‘Maar pas op het allerlaatste moment, toen de uitgever het al had gelezen en wilde uitgeven.’ Ze had geluk: alle drie gaven ze hun zegen. ‘Ik weet niet wat ik had moeten doen als dat niet het geval was. Ik had het verhaal niet willen afzwakken. Misschien had ik dan besloten het boek niet uit te geven.’ Behalve een boekpublicatie heeft het verhaal nog iets anders opgeleverd: een sterkere band met vriendin Isabel: ‘Ze begreep ineens wat ik allemaal had doorgemaakt.’ Cathelijne Esser: Echt gebeurd, geen excuus. Vijf schrijvers over hun manier van werken met autobiografisch materiaal. In: Schrijven, augustus 2009
Het gebrek aan eerlijkheid en authenticiteit is een van de meest voorkomende fouten die schrijfstudenten maken, zegt Raymond Carver. ‘En die eerlijkheid naar de lezer moet voortkomen uit een eerlijkheid naar jezelf.’ (…) ‘Als ik een verhaal schrijf over mijn buurvrouw die aan het doodgaan is omdat ze geen geld meer heeft om eten te kopen, moet ik in mijn woordkeuze laten zien dat ik werkelijk begaan ben met haar lot, fictioneel of niet. Doe ik dat niet, dan voelt de lezer al op de eerste pagina dat ik hem aan het belazeren ben en dat ik alleen maar een interessant verhaaltje heb willen vertellen dat het op papier goed doet. Eerlijkheid en empathie worden pas geloofwaardig door je woordkeus.’ (…) ‘Door mijn verbeelding zo accuraat mogelijk in woorden om te zetten, kon ik er een geloofwaardig verhaal van maken. Want ik schrijf vanuit de kracht van mijn verbeelding. Een eerlijke schrijver gebruikt zijn verbeelding om de lezer te overtuigen.’ In: Hansmaarten Tromp: ‘In je schrijven moet je zo eerlijk mogelijk zijn’ Een gesprek met Raymond Carver. In: Schrijven, april 2010
Anna vroeg of ik haar verhaal wilde opschrijven, … (…) Genoeg ingrediënten voor een interessant boek, maar hoe kon ik weten dat ze de waarheid vertelde? Dat is meteen het eerste dilemma bij boeken van slachtoffers: hoe weet je zeker dat iemand niet liegt en hoe maak je dat duidelijk aan de lezer? (…) Hoe maak ik haar verhaal geloofwaardig? Dat klinkt misschien gek bij een waargebeurd verhaal, maar in de praktijk komt het vaak voor dat slachtofferverhalen zo sterk, wreed of afwijkend zijn dat ze haast ongeloofwaardig lijken. (…) moet je alles willen vertellen? Onervaren schrijvers denken van wel, want, zeggen ze: ‘Dit is de waarheid.’ Die schrijven ook vaak chronologisch, terwijl het veel interessanter is om het boek op een heel spannend moment te beginnen. Maria Genova: Bewogen vrouwenlevens. Van afgekeurd manuscript naar een bestseller. Valkuilen van het slachtofferverhaal. In: Schrijven Magazine, maart 2013
Gebruik de werkelijkheid als bron van verbeelding. ‘Ik schrijf via inleving, ik wil me helemaal verplaatsen in de situatie van het karakter. Hiervoor is het ten eerste nodig je zo goed mogelijk in te lezen, zowel over de hoofdpersonen als over hun tijd. Ieder detail telt. In de kern is ieder mens eender, het zijn de voorwaarden die aan ons worden gesteld, mensen en dingen die we meemaken, die ons uniek maken. Als je die feiten van een leven kent, kun je het afpellen en tot de kern komen. Het gevaar is dan dat je alles wat je weet aan je lezer wilt vertellen. Dat schaadt soms het verhaal, want de werkelijkheid is vaak niet geloofwaardig. Ook in De gevleugelde heb ik veel geschrapt, hoe bijzonder ik details ook vond, omdat het verhaal dan beter loopt. De historische feiten zijn de enige lijn om me aan vast te houden in het boek en bevorderen voor mij juist het creatieve proces, omdat hoe meer ik de historische context ken, hoe meer fantasie het bij mij opwekt. Het zijn de verzinsels die een geschiedenis levend maken.’ (…) Fantaseer er op los, de waarheid is vaak ongeloofwaardiger dan fictie. ‘Een roman moet niet waar zijn, maar waarachtig. De werkelijkheid bestaat al, waarom zou je die beschrijven? Dat is geen kunst. De ware feiten zijn bovendien vaak onbruikbaar omdat ze te vreemd of te heftig zijn om te geloven. In al mijn boeken heb ik echte gebeurtenissen moeten weglaten omdat geen lezer ze voor waar zou aannemen. Ik ben geen historicus, ik schrijf fictie, maar lezers ervaren de levens zoals ik ze beschrijf als waar. Ikzelf trouwens ook. Ik geloof alles wat ik schrijf. Ik moet wel, anders krijg ik het niet op papier. Toen ik mijn dagboek publiceerde, wilden mensen de dingen die ik schreef soms juist niet geloven, een heel vervreemdende ervaring als het gaat over dingen die je zelf meegemaakt hebt en geleefd. Maar ik begrijp het wel: fictie benadert het leven dichter dan wijzelf.’ Arthur Japin in: Romy van der Burgh: ‘Verzinsels maken een geschiedenis levend’ Tien exclusieve schrijftips van Arthur Japin over historische fictie. In: Schrijven Magazine, mei 2015
Hier en daar heb ik de citaten een beetje aangepast ter wille van de leesbaarheid.
José Franssen (4-11-2015)