Snipperbericht 4

Ik weet niet of wat ik me herinner juist is of niet - Werkelijkheid en fictie (1)

Ik heb een aantal onprettige waarheden ontdekt over het geheugen – namelijk dat het kan worden veranderd, onnavolgbaar gewijzigd, en dat wat we geloven, zelfs van ganser harte, niet per se de waarheid is. (Elisabeth Loftus: Lieve moeder. Een brief aan haar vroeg overleden moeder, op basis van dagboekaantekeningen, op zoek naar ‘de waarheid’, naar schoonheid en troost. In: Wim Kayser: Het boek van de schoonheid en de troost. Contact, Amsterdam, 2001)

Ik heb ooit geschreven: ‘De eerste dingen die je ziet, de eerste stemmen die je hoort, de eerste conclusies die je trekt, zijn het meest belangwekkend. Zij zijn de rijkdom van de schrijver.’ Maar hier past onmiddellijk een kanttekening. Misschien herinneren we ons alleen de dingen die nooit gebeurden, maar die eigenlijk hadden moeten plaatsvinden… Hoe kun je in godsnaam zeker zijn van je herinneringen… Ik weet niet of wat ik me herinner juist is of niet, omdat die herinneringen de herinneringen zijn van de persoon die ik nú ben. En ik zou liegen als ik beweerde dat ik in mijn jeugd werkelijk de persoon was zoals ik me die nu herinner. Maar er zijn talloze momenten in mijn leven geweest dat ik intens van het leven hield. Dat is een soort Proustiaanse herinnering die over alle andere heenligt, als een waas. Zelfs als ik me momenten van gevaar herinner, is er toch dat gevoel van de vreugde om het bestaan. (Gÿorgy Konrád: Schofterig kereltje. Reflectie over schoonheid en troost. In: Wim Kayser: Het boek van de schoonheid en de troost. Contact, Amsterdam, 2001)

In de voorbije weken heb ik het prachtige boek van Wim Kayser over de schoonheid en de troost opnieuw gelezen (Wim Kayser: Het boek van de schoonheid en de troost. Contact, Amsterdam, 2001). Heel minutieus, met een gele markeerstift en plakkertjes voor bijzondere passages. En hoewel ik op zoek was naar de betekenis van die begrippen, de schoonheid en de troost, in verband met een cursus die ik daarover ga geven, kwam ik ook mooie uitspraken en passages tegen over herinneringen. Bovenstaande citaten kregen een speciaal plakbriefje, omdat ze zo duidelijk illustreren wat iedereen die zijn of haar levensverhaal wil schrijven zou moeten weten. En ook iedereen die werkt met levensverhalen!

Voor ik het wist, zat ik ook weer te bladeren in andere boeken die al lang in mijn kast staan en die ik destijds als spannende romans gelezen heb. Elisabeth Loftus schreef met haar collega Katherine Ketcham in de jaren negentig over de mythe van de verdrongen herinnering in Graven in het geheugen. In dat boek vertellen ze over hun onderzoek naar plotseling bovengekomen herinneringen aan incest of moord en ze concluderen dat het geheugen zo manipuleerbaar en onbetrouwbaar is, dat op basis van alleen deze ‘verdrongen herinneringen’ mensen niet als dader beschuldigd mogen worden (Elisabeth Loftus, Katherine Ketcham: Graven in het geheugen. De mythe van de verdrongen herinnering. Vertaald uit het Engels door Nicky de Swaan. L. J. Veen, Amsterdam, 1995). In Nederland werd over dit thema een interessant boek geschreven door H. F. M. Crombag en H. L. G. J. Merckelbach. Zij stelden als wetenschappers ook de vraag of mensen een traumatisch voorval mee kunnen maken om dat vervolgens te vergeten en ook zij concluderen dat het geheugen eigenlijk altijd onbetrouwbaar is (H.F.M. Crombag, H.L.G.J. Merckelbach: Hervonden herinneringen en andere misverstanden. Contact, Amsterdam, 1996). En van Daniel L. Schacter las ik met veel plezier De kunst van het geheugen, een zoektocht naar de werking van het geheugen (Daniel L. Schacter: De kunst van het geheugen. De herinnering, de hersenen en de geest. Vertaald uit het Engels door Liesbeth Teixeira de Mattos. Anthos, Amsterdam, 1997). Recente literatuurverwijzingen vind je in een artikel van Ineke Wessel over het autobiografische geheugen, waarin ook zij concludeert dat herinneringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn. Ze schrijft bovendien dat uit onderzoek blijkt dat ouderen die terugblikken op hun leven, dat leven met het ouder worden steeds positiever waarderen en inkleuren (Ineke Wessel: Tegen de tijdstroom in. Het autobiografische geheugen. In: De betekenis van levensverhalen. Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Door Ernst Bohlmeijer, Lausanne Mies en Gerben Westerhof (samenstellers). Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2007).

De waarheid bestaat niet. Als ik iets heb geleerd in al die jaren werken met mensen en hun levensverhalen, is het dat wel. Ik vertel het meteen en vaak zorgt het in een groep voor vragende blikken. Want veel mensen willen hun verhaal ‘naar waarheid’ optekenen en sommigen worstelen zelfs met het probleem van de waarheid. Zij worden gedreven door hun wens om de waarheid over hun eigen leven te vertellen of te achterhalen en door te geven aan degenen die na hen komen. Een diepe wens, een zoektocht naar antwoorden op belangrijke vragen als: Wie ben ik? Wat was belangrijk? Welke verbanden zie ik? Vertel ik het zoals het werkelijk was? Maar het geheugen is een onbetrouwbare partner, er zitten gaten in de verhalen, schijnbaar onbelangrijke gebeurtenissen blijken beter opgeslagen dan belangrijk geachte ervaringen. Herinneringen zijn niet altijd even helder, want wat herinner je je nog en wat weet je van de foto’s en de verhalen die anderen vertelden over dezelfde gebeurtenissen? En wie weet de volgorde precies? Wie kent alle details van dat ene verhaal?

Het geheugen is een eigenzinnige verzamelaar, die zijn collectie slordig beheert. Wat werd opgeslagen is niet gerangschikt in volgorde van belangrijkheid, met oog voor fraaie samenhang. Loze kreten zijn nauwkeuriger gearchiveerd dan dure eden. Onbeduidende ontmoetingen zijn zorgvuldiger bewaard dan gebeurtenissen die keerpunten bleken te zijn.Helga Ruebsamen (In: Helga Ruebsamen: Het lied van de waarheid. Contact, Amsterdam, 1997)

Tijdens het schrijven groeit het besef dat dé waarheid niet bestaat, en dat er alleen zoiets is als een persoonlijke waarheid en de waarheid van dit moment. Zelfs als je letterlijk teruggaat naar plaatsen van vroeger om de details zo nauwkeurig mogelijk op te tekenen, is er een verschil tussen vroeger en nu.

De herinnering maakt het ons mogelijk een groot huis te zien waar het klein was en een dood paard op een binnenplaatsje waar waarschijnlijk geen binnenplaatsje, laat staan een paard was.Marcel Möring (In: Marcel Möring: De waarheid van de onwaarheid. Proloog in De betekenis van levensverhalen. Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Door Ernst Bohlmeijer, Lausanne Mies en Gerben Westerhof (samenstellers). Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2007)

Nú zie je je ouderlijk huis met een andere blik, lijkt de school veel groter en de weg naar de school veel korter. Het teruggaan naar plekken en personen uit je verleden kan overigens wel iets toevoegen: ineens weet je je weer veel meer te herinneren. Maar het kan ook heel vervreemdend werken en juist afstand scheppen naar je eigen verhaal. Schrijven van verhalen over gebeurtenissen en ervaringen uit het eigen leven betekent daardoor altijd experimenteren met de brokstukken van de herinnering. De gaten worden gedicht, je selecteert en schuift, de samenhang breng je achteraf aan en je geeft het verhaal op die manier opnieuw vorm. Bovendien: als je je als schrijver bewust bent van de vertekening van de herinneringen en bereid bent het idee van de ‘waarheid’ voor een deel los te laten of te vervangen door ‘je eigen waarheid’, dan kun je het verhaal ook bewust manipuleren, ter wille van vorm en schoonheid. Het levensverhaal wordt dan ook een uitdrukking van zelfexpressie, en creatieve aspecten, die ook het schrijfplezier voor een groot deel bepalen, krijgen dan meer ruimte. Zo zorgt alleen al de opvatting van schrijvers over de ‘waarheid’ in hun eigen levensverhalen voor een enorme verscheidenheid in vorm en inhoud van egodocumenten. Over hoe ze er vervolgens mee omgaan, een volgende keer meer! Tot slot nog één mooi citaat:

Waar begint vroeger? Van Makassar herinnerde hij zich de loom draaiende ventilatoren in de lounge van het Empress Hotel en het zwembad Harmonie bij de marinesteiger. Van de oorlog en de kampen stond hem niets meer bij. Zijn geheugen ging pas werken toen hij aan de hand van zijn moeder en op vier pas afstand van zijn vader en Freddy de loopplank van het ms Indrapoera opliep, een verroeste schuit die een klaaglijke zucht uit haar schoorsteen stootte, alsof ze zichzelf veel te oud vond voor een reis van vier weken. Op de kade, bij de zwart-geblakerde loods van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij, waren baboe Maria Magdalena, chauffeur Markus, kok Petrus en tuinman Paulus achtergebleven, en hoewel hij later, als hij in de kerk die namen hoorde, ogenblikkelijk aan de Toeradja-bedienden dacht, kon hij zich hun gezichten niet meer voor de geest halen. Het eerste dat hij scherp zag, was het achter de horizon verdwijnende Celebes, en dat was hem altijd bijgebleven: hoe binnen een uur het eiland waar hij geboren was van de wereld gleed.Jan Brokken (In: Jan Brokken: De zee van vroeger. Verhalen. De Arbeiderspers, Amsterdam, 1986)

José Franssen(22-10-2012)