Snipperbericht 56

Het gewicht van de woorden: citaten

Pascal Mercier: Het gewicht van de woordenIk kocht het meteen, het nieuwe boek van Pascal Mercier, pseudoniem van Peter Bieri, een interessante Zwitser, schrijver en filosoof die alleen al in Nederland 300.000 exemplaren verkocht van zijn bestseller Nachttrein naar Lissabon (2006). In heel kleine hapjes las ik het dikke boek Het gewicht van de woorden (vertaald uit het Duits door Els Snick. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 2019): 450 pagina’s verhaal met daarin verhalen, overpeinzingen, bespiegelingen en brieven. Wie ben ik? Ben ik geworden die ik wilde zijn? Welke mogelijkheden heeft een mens om zijn eigen leven vorm te geven? Wanneer past je leven bij jou? Wat is thuis en waar is thuis? De hoofpersoon in de roman (Simon Leyland) is een man van begin zestig, vertaler van beroep, die terugblikt op zijn leven, op zijn geliefden, zijn werk en zijn keuzes. Het verhaal, dat zich langzaam ontwikkelt, vooral als een reflectieve zoektocht, heeft beslist parallellen met het verhaal van de schrijver, zoals de auteur vertelt in een Volkskrant-artikel van 11 januari 2020. Pascal Mercier:

‘Het overkoepelende thema van het boek is de identiteit van een persoon door de tijd heen. Een stabiele, goed afgeschermde identiteit is een hersenschim. Je verandert door alles wat je meemaakt. Leyland schrijft brieven aan zijn overleden vrouw Lyvia. Daarin vraagt hij zich af of hij zich niet altijd in een tussenruimte bevindt, tussen zijn vroegere en zijn huidige ik. Zo is het ook, denk ik. Alles is in beweging. Het is altijd een worsteling om identiteit te vinden. (…) Zelfkennis is de sleutel van de vrijheid. Je moet weten wie je bent om goede, vrije beslissingen te kunnen nemen. hoe doe je dat?Er is veel uitproberen nodig. Je luistert, je gaat met mensen om, je probeert dingen en dan ontdek je wat bij je past en wat vreemd voor je is. Zelfkennis heeft veel met het voelen van vreemdheid te maken. Hoe gevoeliger iemand daarvoor is, hoe beter hij in staat is om zichzelf te leren kennen.’In: Niemand is een autoriteit. Peter Giesen in gesprek met Pascal Mercier in De Volkskrant van 11 januari 2020.

Geen gemakkelijk boek, geen spannend boek, maar wel een schatkist. Mijn boek zit inmiddels vol met knaloranje leesstripjes, als richtingwijzers naar bijzondere passages, mooie overdenkingen en bruikbare citaten. Vragen ook, vragen die we onszelf kunnen stellen.

Leyland ging voor de tv zitten om het avondjournaal te zien (…) Hij had aandacht voor het nieuws zelf en voor de beelden. En hij was blij vast te stellen dat hij in staat was om met een open blik en belangstelling te kijken. Hij had dat opnieuw moeten leren toen de sombere periode achter de rug was. (…)Iets uit de periode dat de journaals niet meer tot hem doordrongen, was blijven hangen: het besef dat slagen of mislukken in het leven altijd zijn beslag krijgt in één enkele mens, in de loop van een specifiek, uniek levensverhaal. Als je keek naar al die overstromingen en colonnes vluchtelingen zou je kunnen denken: dat zijn belangrijke dingen in het leven, niets anders dan dat. De grootse, alomvattende gebeurtenissen dus. En ze waren natuurlijk ook belangrijk en urgent en ze verdienden het dat de grootst mogelijke inspanningen werden gedaan om het leed te verminderen. En toch bleef het waar dat het er tenslotte om ging hoe iedereen zijn eigen leven ervaart, elke wending in zijn leven, ieder ogenblik van geluk of ongeluk. Het donkere beeldscherm van de televisie: het stond voor dat inzicht. Blz. 67

Simon Leyland hoort dat hij vanwege een hersentumor nog maar kort te leven heeft.

Hij interesseerde zich met intense, niet-aflatende aandacht voor andere levens, stelde wildvreemden vragen over hun leven, en soms vroeg hij dan of het leven dat ze hadden was wat ze zich ervan voorgesteld hadden, wat ze gewild hadden. De mensen waren verbaasd, onthutst en soms gekwetst, er was een man die nadien de straat overstak als hij Leyland zag aankomen.Wat heb ik met mijn leven gedaan? Geen dag waarop hij zich dat niet afvroeg. En deze vraag was nu op een andere manier urgent geworden dan anders, op de perrons van de metro, met Cadbury's chocolade in zijn mond. Hij hunkerde naar het nu – zonder precies te weten wat dat precies was.Een andere vraag die hem bezighield: Wie heb ik gekend, echt gekend? En aan wie ben ik alleen maar gewend geraakt? Voor de anderen washet moeilijk te verdragen als hij hun die vraag steeds weer stelde of haar stil en ongelovig uitsprak tegen zichzelf. Ze betrof immers ook degenen die aanwezig waren. Het was een voorbeeld van meedogenloze eerlijkheid waarin hij soms uitbarstte, een woedende, verbitterde eerlijkheid, eerlijkheid als zelfverdediging tegen de onstuitbaar krimpende toekomst, zelfverdediging zonder tastbare vijand, een overrompelende eerlijkheid die alle grenzen van respect en fijngevoeligheid sloopte, een eerlijkheid als een hagelstorm. Blz. 69 en 70

Elf weken later blijkt de diagnose een vergissing. Maar dan heeft Leyland al ingrijpende beslissingen genomen: hij heeft zijn uitgeverij verkocht en is vertrokken uit Triëst naar Londen. Daar werkt hij aan een vertaling van Cesare Paveses dagboeken, schrijft hij ontroerende brieven aan zijn overleden vrouw en vraagt hij zich af wat hij met zijn leven heeft gedaan. Hij vindt nieuwe vrienden en pakt na verloop van tijd nieuwe draden op. Hij schrijft in een brief aan Livia:

Als ik in de ban ben van een vertaling en er helemaal door meegesleept word, weg van de wereld, dan vergeet ik alles om me heen en kijk ik uren later ineens verbaasd op de klok: waar is de tijd gebleven? Ik heb dan niet het gevoel dat ik iets verloren of verzuimd heb, ik ben aangenaam verbaasd over het feit dat het me – zonder enige moeite – gelukt is mijn geestelijke tijd, mijn heel eigen tijd te beleven en me te ontdoen van de dwang van de tijd van de klok – een gevoel van vrijheid. Als ik me blij verrast van dat gevoel bewust word, lijk ik even het Indische principe te begrijpen dat bij jezelf zijn een overwinning van de tijd is en dat de tijd, zoals we hem meten en zoals we erover praten, in vergelijking daarmee een pure illusie is. Blz. 174

Een ander fragment, over vertalen:

‘Niemand leest zo precies als de vertaler,’ zei Leyland. ‘Hij ontdekt elke onnodige herhaling, elke inconsequentie, elke hapering in het ritme, elk beeld dat niet helemaal klopt, alles wat clichématig, banaal en dus waardeloos is. Want hij moet alles, werkelijk alles in zich opnemen om het in een andere taal te kunnen reproduceren. Hoe vaak heb ik bij een zin niet gedacht: ik wou dat ik die niet hoefde te reproduceren! Niemand leert de auteur zo goed kennen als de vertaler. Vertalen schept een nabijheid die groter is dan elke andere, groter ook dan lichamelijke nabijheid, zelfs tussen geliefden. Want de vertaler kent na een tijd het meest intieme dat er aan een auteur te ontdekken valt: het verborgen alfabet van zijn fantasie. Het kan gebeuren dat een alfabet een vertaler uiterst vreemd is. Dan ervaart hij deze vreemdheid als killer en afschrikwekkender dan elke vreemdheid in gewone ontmoetingen. Vertalen – het is een ongelofelijke inbreuk op de gevoelswereld van iemand anders. En het is gevaarlijk. Want als de vertaler de auteur beter kent dan wie ook, kan hij hem ook dieper kwetsen dan wie ook.’ Blz. 218

Over het belang van taal:

Wat poëzie is, had hij op de terugweg plotseling gevraagd. Hij bedoelde niet gedichten, had hij eraan toegevoegd, maar poëzie in de ruime zin van het woord, zoals je die aantreft in romans maar ook in schilderijen, in foto’s, in film of muziek. ‘Poëzie heeft volgens mij met de ervaring van tijd te maken,’ had Leyland gezegd. ‘Of beter misschien: het is een manier om het heden helemaal heden te laten zijn. Een middel om de tijd te stoppen. Terwijl je leest, naar beelden kijkt of naar muziek luistert, laat je het verleden achter je, niet in de zin dat je het vergeet, maar dat je het ontspannen los kunt laten, en je laat het heden niet dwarsbomen of uitwissen door gespannen verwachtingen over de toekomst. Het poëtische heden lijkt opgelicht uit de stroom en het noodzakelijke verloop van de dingen die zich afspelen in de tijd. Het heeft te maken met schitterende mozaïekstenen in die afgelegen kapel van jou. Poëzie staat je toe je ergens volledig op te focussen. Een poëtische zin, een beeld, een klank: je bent er helemaal door in beslag genomen. Je wilt dat het niet verdwijnt of wegsterft, je wilt er steeds meer van. Livia had daar nog een enigszins andere opvatting over, die er wel bij past: iets poëtisch, ook als het iets heel kleins is, een piepklein detail, geeft het leven op het moment van de ervaring een zekere diepgang die het anders niet heeft. Het hele leven is er het onderwerp van, zei ze, zonder dat we er ook maar iets over hoeven te zeggen. Daarom hebben we in zekere zin niet alleen het gevoel dat poëzie ons raakt, maar worden we als het ware losgemaakt van onze ervaring, komen we nader tot onszelf dan anders. En dat voelen we op het moment van de waarneming: we staan plotseling op een andere manier in de wereld. Het is niet alleen onaangenaam als iemand ons bij de poëtische ervaring stoort: je kunt er compleet door van de kaart zijn – zo belangrijk is het.’ Blz. 282 en 283

Ik zou nog veel meer citaten kunnen melden hier: over de tijd en het verstrijken van de tijd (De tijd laten verstrijken: het kan gebeuren met of zonder jouw aandacht. Blz. 331), over het belang van het schrijven van brieven naar de overleden geliefde (schrijven aan jou is een manier om aan mijzelf te schrijven. Blz. 390), over het wezen van de taal en de woorden (Met woorden proberen door te dringen tot het wezen van de ervaringen, wetend dat woorden de kern nooit werkelijk raken en er niet werkelijk in slagen de onuitgesproken ervaringen te benoemen. Blz. 432)…

Ik eindig met een lang citaat over herinneren en het vergeten en verdwijnen van herinneringen, in het boek uitgesproken door Simon Leyland tegen zijn zoon Sidney:

‘Maar enger nog dan het vergeten van de eerste jaren van je kindertijd vind ik het vergeten en verdwijnen van herinneringen later in je leven. Lange periodes zijn daarvan toch compleet in het donker verdwenen. Alsof ze er nooit zijn geweest. Ze hebben sporen nagelaten, die periodes, net zoals de eerste jaren van ons leven, maar we zijn er ons even weinig van bewust als van dingen die we later nog zullen beleven. Onlangs in Oxford, toen ik vaststelde dat het John Donne College niet meer bestond, heb ik de rest van de dag tevergeefs geprobeerd me de uren in het klaslokaal, in de gangen, op de speelplaats voor de geest te halen. Terwijl mijn zintuigen op die leeftijd toch al veel alerter waren dan die van jou als twee- of driejarige peuter onder de kroonluchter. Of toen je onlangs iets vroeg over Sardinië: ik schrok ervan dat ik zo weinig meer wist. Details bedoel ik, heldere, fijnkorrelige details. In de weken na de diagnose was ik erg geschokt over dat soort gaten in mijn geheugen: elke episode uit mijn leven die haar zintuigelijke diepgang verloren had en die ik me alleen nog maar op een abstracte manier herinnerde, trof mij als een angstaanjagend verlies. Alsof ik door deze dingen te vergeten mijn leven misgelopen en verloren was. We leven immers met het gevoel nauw en zonder onderbreking in verbinding te staan met ons verleden en dagelijks verder te spinnen aan de onafgebroken draad van ons leven. Het verlies van dat gevoel zou ondraaglijk zijn. Maar het strookt niet met de waarheid: ons leven is één lange, kronkelige aaneenschakeling van drijvende eilanden der herinnering die omspoeld worden door het vergeten, we springen van het ene eiland naar het andere, heen en terug, en we zijn virtuozen in het verdoezelen van de hiaten in de verhalen die ons en de anderen op een zo alomvattende en creatieve manier doen geloven dat we de vaste grond van de onafgebroken herinnering onder onze voeten hebben.’ Blz. 346 en 347

Tot zover. Een boek om vaker uit de kast te nemen, een boek om in te bladeren en stukjes nog een keer te lezen.

Ps. Een ander boeiend boek van dezelfde auteur in mijn kast: Peter Bieri: Een manier van leven. Over de vele vormen van menselijke waardigheid. Vertaald uit het Duits door Hans Driessen. Wereldbibliotheek, Amsterdam 2013. Geen roman, maar een onderzoek naar de manier waarop wij omgaan met onszelf en met anderen. Met voorbeelden uit het alledaagse leven en uit de literatuur. Over waardigheid als een manier van leven.

José Franssen(16 april 2020)